KRONIEK
VOOR BEESEL, BELFELD EN SWALMEN - 1540-1549
laatst
opgeslagen: vrijdag 4 oktober 2024 CTRL+F = zoeken CTRL+C = kopiëren ALT+TAB = wisselen
1540
1540
"des vierden daechs nae den hoeft vasten"
BEESEL EN BELFELD ‑ Loetwick in der Horst, richter, Henrick Slabbartz en Goertgen op then Ronckensteyn, schepenen, en de gemene schepenen te Beesel oorkonden, dat Wylm Hompes van Tygelen voor hen verklaard heeft:
- dat Wylm van Spitsell uit Kaldekijrken en Barbara, echtelieden, een erfpacht van 3 malder rogge beschud hebben, welke Wylm Hompes en Jutte, ook echtelieden, aan Jan van der Hoeven en diens erfgenamen verkocht hadden, en welke erfpacht door Wylm en Jutte niet binnen de gestelde termijn kon worden afgelost;
- dat Wylm van Spitsell en Barbara, echtelieden, aan Wylm Hompes en Jutthe, ook echtelieden, 40 Hornse guldens hadden geleend met als onderpand het 1/3 deel van een stuk akkerland aan den Loe (Geloo te Belfeld?) gelegen, "den hougen boekell" genaamd;
- dat Wylm van Spitsell en Barbara 35 gulden à 10 "swertgen" hebben betaald, die Lenart, indertijd halfman op Holtmeulen, van Wylm Hompes en Jutte had ontvangen;
- dat Wylm Hompes onder eed verklaard heeft dat voornoemde schuld tijdens zijn huwelijk met Jutte was aangegaan.
Bij gebrek aan een schepenzegel zegelt Lodewijk in der Horst namens de getuigende schepenen van Beesel.
RHCL Maastricht, Schepenbank Beesel en Belfeld, inv.nr. 413; charter Zegel Lodewijk in der Horst verdwenen. Licht beschadigd, waardoor gedeeltelijk onleesbaar.
De inventaris vermeldt 1450; dit is onjuist. Zie z.d., vóór 17-4-1559.
5 maart 1540
TEGELEN - Frans van Holtmeulen wordt door graaf Willem van Neuenahr en Meurs beleend met de Backenbusch voor Holtmeulen gelegen en een kleine tiende en de Nieuwenhof in het ambt Brüggen gelegen.
Driessen, Tegelen blz. 109.
Zie ook 1432 z.d. en 10-10-1613.
7 september 1540
ROERMOND ‑ Ten overstaan van Goessen van Dulken en Thijs Zeverijns, schepenen te Roermond, verklaren Vesten Emont en Paiele en Johan Spyess dat zij door Christoffel Schynck, heer te Hillenrade, gemachtigde van diens zwager Gerairt van Vlodrop, erfvoogd te Roermond, indertijd gevraagd zijn te getuigen over de overdracht van het pastoorschap tussen Dederich toe Puth, pastoor te Roermond, en Dederich Haen, waarbij Dederich toe Puth verklaarde dat hij niet zo "koirtlich toe mynre yntschaeppen koemen" was, indien hij de voordracht van Johan van Mechelen, priester, en de erfvoogd van Roermond niet had gehad.
GA Roermond, Oud Archief inv.nr. 1194; regest nr. 1131.
12 september 1540
"toe Ruermundt gescheit"
ROERMOND / SWOLGEN - Jonker Johan van Rossem, heer te Bruchuissen en Neijvelt etc., oorkondt dat voor hem als leenheer Lambert van Echruchten (Cruchten) heeft verzocht om te worden beleend met de gehele korentiende van Zwolgen zoals Derick van Zuchtelen deze bezeten heeft volgens inhoud van zijn leenregister. Lambert is hiermee beleend, heeft de eed en hulde afgelegd en het heergewaad van het pondige leen, te weten 15 overlandse gouden rijnse gulden, betaald. Omdat oorkonder op dat moment geen zegel bij zich had, is de akte op diens verzoek bezegeld door Michyl van Oeyen, pastoor te Bruchuissenvorst, "mijnen dyne... en als ophelder mijnen leenbueck"
Getuigen: Jan van Groesbeck, heer te Hoemen, en Derick van Chruchten, leenmannen van de hertog ("als onthaltte mannen as om gebreck willen mijns mannen van leen").
RHCL Maastricht, Schepenbank Broekhuizen, aanwinst 1948 nr. 6: leenboek van het huis Broekhuizen 1515-17e eeuw, fol. 17. Met dank aan Rinus Flokstra.
13 december 1540
"In profesto Lucia"
VENLO - Akte van huwelijkse voorwaarden tussen Johan van Greefraedt [zn. van Johan van Greefraedt en Elisabeth van Wailwick alias Otten; schepen van Venlo vanaf 27-10-1558; hij hertr. met Judith Haenen] en Johanna van Roosteren [geb. ca. 1518, overl. Venlo 8 juni (fol. 38vs) of 14 juni 1556 (fol. 34), oud ca. 38 jaar], dochter van Wolter van Roosteren [overl. 16-1-1558 (fol. 34)].
Johan brengt o.a. in "een dordendeil aen den alingen haeve geheiten die Scheij, gelegen binnen Biesel, mit al sijnen toebehoer".
Johanna brengt o.a. in de halve hof ten Oijen, 100 Philipsgulden à 25 stuiver.
Ondertekend door Wolter van Roosteren voor zijn dochter Johanna, Theodoricus die Laet, Peter Boener, Henrick Schwaegerman, Matthijs Haghen, Lienaert van Beec, Peter Gruft, Dierick van Beeringen, Jan van Beeringen en Derick Hoeft.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B2694, stuk P1. Vidimus d.d. 11-5-1584 door Jacob Wijntters en Claess van Lom, schepenen te Venlo, met opgedrukt zegel.
Johan werd rond 1521 geboren als een zoon van Johan van Greefraedt en Elisabeth van Wailwick alias Otten. Hij had een broer Tilman, en een zus Erme, overl. 27 januari 1544 (B2694, stuk getekend O, fol. 37: "Item anno 1544 is gestorven min suster Erme den 27 dach januarij").
Johanna van Roosteren overleed volgens GAV B2694 op 8-6-1556 om 02.00 uur op ca. 38-jarige leeftijd.
Uit dit huwelijk vier zonen en twee dochters (volgens GAV B2694 fol. 38vs.):
1. Elisabeth van Greefraedt. Tr. Venlo 28-12-1565 met Dirk van Haeren.
2. Erme van Greefraedt
3. Jan van Greefraedt
4. Henrick van Greefraedt
5. Simon van Greefraedt
6. Herman van Greefraedt.
Johan werd op St.-Anthoniusdag 1541 `bestaet' en woonde tot St.-Remigius 1542 bij Johanna's ouders in. Alles wat zij spon of anderszins deed, was voor haar ouders. Johanna kreeg van haar ouders kleding, net zoals haar zussen Anna en Trinen dit kregen. Johan kreeg van zijn ouders geen kleding, daar zijn stiefvader Lenert van Beeck deze als roerend goed gebruikte. (stuk M, fol. 35)
Johanna van Roosteren overleed vóór haar vader Wolter. Na diens overlijden werden de huwelijksgoederen door zijn erfgenamen weer bijeengebracht om vervolgens over te gaan tot deling (stuk L, fol. 34), waartoe Johan van Greefraedt voor een vierde deel gerechtigd was. Daarbij ontving hij naloting de halve hof te Vierdt bij Gelre, een half huis bij de markt, twee bemden aan de Torffstraet, de helft van een klein bemdje aan het Tigelwerck en enkele geldrenten. In dit verband vermelding van Johan's zwager Adolff Fonck.
20 december 1540
KESSEL ‑ Ten overstaan van de schepenbank Kessel en Helden draagt jonker Willem van Kessel het veer te Kessel over aan zijn natuurlijke zus Griet en haar echtgenoot Jan.
RHCL Maastricht, Familie-archief Van Merwijck-de Keverberg V 1504, supplement, ongeordende charters XVI-21, nr. 6.
1540, z.d.
TEGELEN ‑ Lenart van Beeck, lid van de raad van Venlo, wordt, na overdracht door Claes van Nijvenhem, namens de stad Venlo beleend met de hof te Wylre onder Tegelen gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 106.
Zie 1-11-1538 en 21-3-1544.
1541
17 januari 1541
Overleden: Wilhelmus van Kessel, neef (sororius; zoon van een zus) van Agnetis Barick, abdis van de Mnsterabdij te Roermond, waarvan het klooster waskaarsen ('ceream tornatam') heeft ontvangen.
Publications etc. 13 (1876), blz. 180.
Vergelijk 8-10-1534.
16 februari 1541
VENLO - Overleden: Johan van Belfent, professiebroeder van het klooster Maria Weide te Venlo; zoon van Willem van Belfent en Jut.
Driessen, blz. 191; zie voor hem ook 26-9-1534 en 30-9-1539.
'Men sal eyn hoechlic jaergetijde halden in die weke voer palmen op eynen dach, die den convent bequeem is, voer Wilm van Belfent ende Jut sijn huysfrouwe ende oere beyder kynder ende vrynde ende maege ende die gene daer oen dat goet afgecomen is mit vigelien ende syngenden myssen ende commendacien mit vier bornender kertzen nae onser manieren als dat behoert. Item hier is gegeven xx golden, xx Hoerns golden, xx golden corrents gelts. Daer voer hebben wij bewesen 2 golden gulden op eyn huys opter Jaermerct straeten tegen sunter Claes toeren. Ende daer sal men den convent wijn geven ende schoen broet opten selven dach alsoe verze als den 2 golden gulden reyken mach.'
Tevens werd op 17 maart het jaargetijde gehouden voor 'Wilm van Belfent ende Jut sijn huysfrouwe, ons broeders her Johan van Belfent vader ende moeder.'
8 april 1541
BELFELD ‑ Peter in gen Huys en Lenart van Beeck, schepenen te Venlo, oorkonden dat Peter Woveren (?) uit Helden en Jan Verstappen voor hen getuigd hebben dat zij, in de tijd dat ze in Belfeld woonden, nooit hebben gezien dat die van Bracht en Kaldekercken over de Steenwech hei hebben gemaaid of turf hebben gestoken.
RA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
19 april 1541
BELFELD ‑ Willem van Hushoven en Johan Goltsteen (schepenen van Roermond) oorkonden dat Gyesen aen gen Loe, Peter de halfman en Jan van Elmpt voor hen getuigd hebben als volgt:
1. Gyse aen gen Loe getuigt dat hij een gehuurde knecht op bevel van de gerechtsbode van Beesell "die van Bracht ind Kaldekerken dorch amsbruyck op oere heerlicheijdt gepandt heeft, ind die van Bracht ende Kaldekercken acht daech daer nae gekomen alsue onse leven vrou gedragen hadde thoe Tiegelen nae den sonnen onderganck opter hoven vurschreven" en daar spek, boter etc. gestolen hebben.
2. en 3. niet opgenomen in regest.
RA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Zie 1-9-1541.
20 april 1541
BEESEL ‑ Willem van Hushoven en Johan Goltsteen (schepenen van Roermond) oorkonden dat Henrick Dencken voor hen heeft getuigd dat deze zich had verhuurd aan een zekere halfman genaamd Pauwels. Omdat hij zijn heerschap een schuld niet kon betalen is hij met have en vee bij nacht weggestuurd en op de andere zijde van de Steenwech op Gelders gebied gezet.
RA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Zie 19-4-1541.
woensdag 20 april 1541
"des goensdachs nae den heiligen Paesdach"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerit van Holtmullen en Mattheis Haeghen wordt Johan Wolters beleend met de halve tiende in gen Laer, "daer die alinghe ziehende af st..t solde ses paer korns", waarvan de andere helft wordt gehouden door Gaedart van Krieckenbeck, zwager van Jan Wolters voornoemd.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 5vs.
25 april 1541
BEESEL / BRACHT ‑ Arnt Bachuys en Alert Moeysers, gerechtslieden, oorkonden dat Wynant Raijmecher voor hen heeft getuigd dat hij eertijds op de hof Amersloey onder Bracht heeft gewoond en daar heeft horen zeggen dat de grens tussen Beesell en Bracht wordt gevormd door de Steenwych.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
woensdag 22 juni 1541
"des goensdags nae den helghen Sacraments tagh"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerart van Holtmullen en Matthijs Haghen wordt Henrick van Sprinckelhaeven beleend met de smalle tiende te Natt zoals deze van ouds wordt geheven en gebeurd.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6.
woensdag 29 juni 1541
"op S Peters und Pauls dagh"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen Gerart van Holtmoellen en Matthijs Haegen wordt Gaedert van Kreckenbeck door jonker Frantz van Holtmullen beleend met de halve tiende genaamd inghen Laer, waarvan de gehele tiende zes paar koren zou moeten opbrengen en waarvan de andere helft wordt gehouden door Johan Wolters.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6.
19 augustus 1541
BEESEL ‑ De geërfden van Roermond verzoeken hertog Willem van Cleve om een bezichtiging te gelasten (inzake het Meerlebroek) en de bescheiden van beide zijden te laten bestuderen.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
1 september 1541
"gegeven in unser stat Arnhem"
BEESEL ‑ Wylhelm, hertog van Gulich, Gelre, Cleve en Bergh, graaf van der Marck, Zutphen en Ravenschbergh, heer te Ravenstein etc., laat zijn onderdanen (onder Beesel en Belfeld) weten dat deze, naar aanleiding van klachten van burgemeesters en raad van Roermond en van de gezamenlijke geërfden van Besell over het gedrag van die van Bracht en Kaldekyrchen, zich tot de drost van het ambt Montfort moeten wenden en hem zo spoedig mogelijk alle bescheiden te leveren, zodat na hoor en wederhoor door enkele raadsheren een definitieve uitspraak kan komen in het langslepende conflict (over het Meerlebroek).
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Zie 16-10-1541.
1 september 1541
BEESEL ‑ Wilhem, hertog van Cleve, laat meester Peter Heuft, rentmeester van het ambt Montfort, weten dat hij van mening is dat voornoemde rentmeester samen met de drost te Montfort naar Beesell moet reizen om daar de bescheiden (inzake het Meerlebroek) te bestuderen.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
na 1 september 1541, z.d. ?
BEESEL ‑ Verslag van visitatie van het omstreden gebied rond de Prinsendijk, gedaan door de raden van de hertog van Cleve, Joest van Cranevelt, de heer van Isendoeren, de heer van den Horst en mr. Peter [Heuft, rentmeester].
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
16 september 1541
BELFELD - Proces inzake helft Malbeck.
In het proces gevoerd door Goswin von Pier [ook: Pirn, vertegenwoordigd door de licentiaat Mauritius Breunle 1535 en Michael Barth 1537] c.s. tegen Dietrich Schnitzler von Venlo [ook: Dietrich von Brüggen, von Bracht, von Venlo, vertegenwoordigd door dr. Anastasius Greineisen 1535] bekrachtigt het Reichskammergericht een eerder vonnis en veroordeelt de aanklagers tot de gerechtskosten.
Rechtzaak om het bezit van de helft van goed en molen te Molbach of Molberg. De neef (Vetter) van aangeklaagde, Thomas von Gülche (Jülich), heeft in 1518 aanspraken gemaakt op het halve bezit. Schnitzler, inmiddels erfgenaam van zijn neef, kreeg dit bezit in eerste instantie toegewezen. De aanklagers, van wiens voorouders deze helft afkomstig is, wijzen op eerdere en huidige vormfouten. Zo zou beklaagde in 1515 door de ambtman van Bracht in de helft van het bezit zijn gegoed. Beklaagde beroept er zich op dat dit voor de instelling van het Reichskammergericht is geweest. De aanklagers stellen echter dat deze immissie heeft plaatsgevonden pas nadat de zaak aanhangig was gemaakt voor het Reichskammergericht en Goswin von Pier een termijn had ontvangen om te beraadslagen met zijn metgedelingen.
Het proces werd aanvankelijk gevoerd ten overstaan van voogd en schepenen te Bracht (D) en ter hoofdvaart overgebracht naar het Hoofdgerecht (te Jülich?); in latere instantie (1536-1541) werd het proces gevoerd voor het Reichtskammergericht.
M. Bruckhaus e.a.:
Das Hauptstaatsarchiv Düsseldorf und seine Bestände, 9: Reichskammergericht,
Teil 7, Reichskammergericht P-R (Siegburg, 1995), blz. 180 (met rectroacta).
Voor dit proces zie ook 13-9-1599.
donderdag 22 september 1541
"donredaechs na Mathei"
BELFELD ‑ Conraet ter Wyrdt, drossaard ("droescheren"), en Arnt van Gudderaet, schepen te Odenkyrcke, oorkonden dat Jan Schaffens van Offerbeick en anderen voor hen getuigd hebben dat zij, toen ze in Belffent woonden, nooit hebben gezien dat die van Bracht en anderen over de Steenwech richting Belffent heide hebben gemaaid.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
zondag 2 oktober 1541
"sondachs nae Remigy"
BEESEL / BRACHT ‑ Goetsen van Oell en Jan an gen Endt, schepenen te Tyegelen, oorkonden dat Gysken van der Hanret (Haandert?) en Lysken Tylmans en anderen voor hen hebben getuigd dat zij nooit hebben gezien dat die van Bracht over de Steenwech heide hebben gemaaid.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
15 oktober 1541
KESSEL ‑ Jasper van Merwick en Henrick van Barick namens zijn moeder Fresa van Merick, weduwe Van Barick, worden beleend met het huis te Kessel als een open huis; met de hof tot genen Grave en de weerd tegenover het huis gelegen; en met Snaterbeecksgoed. Beiden menen dat zij even nauw verwant zijn aan de vorige leenhouder, Willem van Kessel.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 144.
Zie 8-10-1534 en 9-6-1544.
16 oktober 1541
BEESEL EN BELFELD ‑ Johan van Lomme en Lenart van Beeck, schepenen te Venlo, oorkonden dat onderstaande personen voor hen de volgende verklaringen hebben afgelegd:
1. Rutgen, zoon van wijlen halfman Peter van de boerderij van de Kruisheren van het Synter Claess klooster te Venlo (= Klaashof), en Peter, zoon van Tylman Gaeyen, getuigen dat zij gezien hebben dat Peter, halfman van de Klaashof, in het Meerlebrueck op Gelders gebied in de heerlijkheid (sic) Biesell met zijn paarden aan het werk was, toen die van Bracht zijn gekomen en hem met geweld zijn paard met het tuig hebben gestolen. Peter heeft zich tot het uiterste verdedigd waarbij hij door die van Bracht is gedood. Zouden Rutgen en en Peter niet gevlucht zijn, dan zouden ook zij waarschijnlijk gedood zijn "want der roep ind geschreij was 'Slaett doet'".
2. Johan van Guylich, geboren te Kaldekirchen, knecht op de Klaashof, Tryncken, dienstmaagd op dezelfde boerderij en Enncken, dienstmaagd op de boerderij van Jan van Cruchtten (= de Zang ?), getuigen dat zij te zelfder tijd met hun paarden en tuig in het broek zijn geweest op Gelders gebied binnen de heerlijkheid Biesell, waar twee gezellen uit Bracht of Kaldekircken hen hebben gevraagd van wie deze paarden en karren waren. Na hun antwoord eisten de twee knechten dat ze de paarden onmiddellijk zouden laten staan. Jan, zoon van voorschreven heerschap (?), zei hierop dat hij terug zou komen met riek en schop en stelde voor dat ze naar zijn vader zouden gaan die vlak bij hen was, "seggende oen, hij widderkeerden velicht die twee moechtten oen slaen, ind hoemoet overdrieven". Zijn vader vroeg zich echter af waarom ze hem zouden slaan of kwaad zouden doen. Hierop zagen Jan, Trijncken en Enncken dat een van de twee knechten de halfman een slag op het voorhoofd gaf "des hij ther eerden gesoncken ind volgens (leijder Got beter) dairaen gestorven ist". Dit alles is gebeurd op de donderdag na de 1e zondag na Pinksteren ("op des worden hilgen Sacraments oevent"). Drie dagen later ("des derden dages nach des werdden hilgen Sacraments dach") zijn die van Bracht en Kaldekircken met ca. 300 zwaargewapende mannen de heerlijkheid Biesell binnengevallen, hebben het broek "den van Biesell toestendich bevechticht" en van iedereen die ze tegenkwamen gestolen en vernield als volgt:
3. Rutgen voornoemd getuigt dat zijn kost, schotel en kan met drank zijn stukgeslagen en zijn "waeppen" waarmee hij aan het werk was, vernield is.
4. Tylman Gaijen, halfman van Johan van Cruchtten, burger te Venlo [eigenaar de Zang], getuigt dat die van Bracht en Kaldekircken twee karren met tuig, riek, schop en zeis ("sichtte") hebben gestolen.
5. Lenart in gen Raetgen getuigt dat hem een kar met tuig is ontnomen.
6. Alartt Gaeyen getuigt dat hem een kar met "torff getouwe" is ontnomen.
7. Jan Dicker getuigt dat hem een heidezeis ("heitsicht), een riek, een paar ijzeren "hachtten", een toom en een lichtriem ("ein lichtte") zijn ontnomen.
8. Tylman opten Dyck getuigt dat hem een zeis ontnomen is.
9. Jhennes Sloysen getuigt dat hem zijn wambuis ("wambas") en een schop zijn ontnomen.
10. Peter op Merckolffs hof (= Kleine Hoeve)
getuigt dat hem een zeis is ontnomen.
11. Lenart ain dem Broeck getuigt dat hem eveneens
een heidezeis is ontnomen.
12. Conrart ain den Broick getuigt dat hem een paar
ijzeren "hachtten" en een riek zijn ontnomen.
13. Willem, halfman op de boerderij van Lentgens uit Venlo, getuigt dat
hem een heidezeis is ontnomen.
14. Peters halfman te Belffent getuigt dat hem een paar ijzeren
"hachtten" en een lichtriem zijn ontnomen "ind dem jongen syn
mutz".
15. Wilhem to Belffent getuigt dat hem een
heidezeis en een riek zijn ontnomen.
16. Jann Rijner getuigt dat hem een zeis
en een riek zijn ontnomen.
De getuigen kunnen zich niet herinneren dat die van Bracht en Kaldekircken hen "soe hartt in dem broick dickgemelt aingespringett ind bys merckentt oeren eygenn huijseren vervolghtt hebben".
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49.
Zie 1-9-1549.
dinsdag 3 november 1541
"op sint Huberts dach"
MULBRACHT - Ten overstaan van de leenmannen Henrick van Barrevelt en Matthijs Haegers wordt Johan van Oeyen, zoon van Wilm, beleend met de hoeve tgen Eycken binnen Bracht gelegen, als een vrij manleen.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 14.
11 november 1541
"op Martini in den wynter"
BELFELD ‑ Dietgen toe Maelbeeck getuigt dat zij gezien heeft dat Johan van Rosteren, scholtis, een aantal runderen heeft gepand die los liepen in de buurt van Maelbeeck.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49; zie ook idem inv.nr. 48. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
30 november 1541
KESSEL ‑ Gairt Buersskens, Gairt van den Bergh, Sebastiaen van Inckenvoirt, Leenairt Rutten en Mais Dericks, schepenen van de dingbank van Kessel en Helden, oorkonden dat Jaspar van Merwijck, met zijn momber Thijs Haegens, en zijn vrouw joffer Margriet Welsou, Elysabeth van Boickholt en jonker Heinrick van Baerick, met toestemming van zijn broers en zussen, hebben bekend dat zij gezamenlijk een bedrag van 300 gouden Gelderse rijders verschuldigd zijn aan Jan Fuyten en diens echtgenote Gryeth, wegens een schuld afkomstig van wijlen jonker Wyllem van Kessel, waarvoor jonker Jaspar, joffer Elisabeth en jonker Heinrick voornoemd jaarlijks op St. Andries 15 gelijke rijders zullen betalen aan Jan Fuyten of diens erfgenamen, te heffen "van den geenen die dat verstadt fueren tot Kessel", met als onderpand hun "aelinge verstadt tot Kessel, soe wye dat gelegen is". Jasper van Daelen, scholtis van Kessel, zegelt namens de schepenen die geen eigen zegel hebben.
RHCL Maastricht, J.H. Hanssen: Lijst van charters afkomstig uit België 1953, inv. nr. 13.
Met zegel van Jasper van Daelen licht beschadigd: een renschild met dubbele insnijding, met daarop zes naar rechts gewende vogels, in twee rijen van drie boven elkaar.
Een verschrijving van de achternaam Fuyten i.p.v. Quyten is uitgesloten.
30 november 1541 en later
KESSEL - Aantekeningen door Jasper van Merwijck betreffende het beheer van de windmolen te Kessel.
Jasper heeft deze windmolen op 30-11-1541 ('up sunt Andryesdach') ontvangen van Wylm 'den bastaert' van Kessell en houdt vervolgens nauwkeurig bij hetgeen elke veertien dagen op de molen wordt gemalen, vooral rogge, boekweit en varkenskoren. Op 29-5-1543 wordt met zijn neef Heynryck van Baeryck, medegerechtigd voor een derde deel, afgerekend wegens de voorgaande periode, met Deryck van Merwijck als getuige, van hetgeen door Johan den Mollener is gemalen.
Tevens kosten van onderhoud: 'den stert van der wyentmoelen die by nae in twee was weder lassen unde maecken laeten', timmermanskosten voor 1½ dag arbeidsloon (Driekoningen 1542); op dezelfde dag een molenaar genaamd Jasper aangenomen voor de periode van een jaar voor 10 gulden brabants, kleding en kost; op O.L. Vrouwe Lichtmisavond 1542 heeft Van Merwijck 22 el linnen doek gekocht als zeil voor de molenwieken; kosten wegens ijzerwerk voor Heynryck den Smyt te Kessel op 22-6-1542, alsmede voor het aanscherpen van de 'byllen'; 60 el linnen doek op 20-7-1542; smidskosten wegens een spil voor de molen, bijstellen van de spaak waar de spil in loopt, een ijzeren plaat die onder de 'setell' van de molen ligt, twee ijzeren bouten door de 'steen balck', twee banden aan het tandrad (28-1-1543). In september 1543 ligt de molen enige weken stil in verband met de inname van Roermond en de belegering van Venlo. In de periode hierna vermeldingen van schade door Spanjaarden (z.d.) Tussen 8 en 24 juni 1544 ligt de molen opnieuw stil; in september vinden weer reparaties plaats en op 6-10-1544 wordt de molen in aanwezigheid van Dryck van Merwijck en Gaert van den Bergh verpacht aan Ot, zoon van Jan van Nyemegen. Latere kosten voor smid en timmerman dd. 17-10-1547, 11-12-1547, 2-3-1548, 8-3-1548, 16 en 17-4-1548 en 23-10-1548. Op 16-2-1549 wordt opnieuw afgerekend met Heynrick van Barick, ditmaal in aanwezigheid van Andries Pollart en scholtis Jasper van Daelen, Deryck van Merwick, Wylhm van Kessel en Gardt Bursken.
RHCL Maastricht, Kessel, aanwinsten Hansen, doos 607B.
30 november 1541 en later
KESSEL - Aantekeningen door Jasper van Merwijck betreffende het beheer van het veerpont aldaar.
Medegerechtigd zijn Heynryck van Baeryck en Jaspers zuster qq. haar zoon Wylm van Bouckholt, ieder voor 1/3 deel. Jasper heeft beide lek geraakte veerponten (?) moeten laten repareren nadat het was gevorderd voor de oversteek van Merten van Rossum te Beeck in het land van Kuyck (Luyck?) in 1542; deze reparatie heeft 15 dagen arbeidsloon plus materiaalkosten gekost. Na deze reparatie worden het grote en het kleine veer weer verpacht, o.a. aan Wyen Daemen zoon en diens broer Gaert. Tevens vermelding van graaf Krystoffel van Moers en wijlen Wylm van Kessel (z.d.). Na 1546 laat Jasper een groot nieuw veerpont bouwen door meester Hube toe Wesel voor 107 daalder; Jaeck Kroenen van Roermond gaat de aanbesteding te paard melden bij de veerbouwer en begeleidt hem naar Kessel. Meester Hube past ook de kleine verpont aan voor 10 daalder; hij gebruikt o.a. teer ('twee tonnen tarren') om het schip waterdicht te maken.
RHCL Maastricht, Kessel, aanwinsten Hansen, doos 607B.
dinsdag 13 december 1541
"op S Lucien tagh"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen Henrich van Barrevelt en Herman Jaenen wordt Johan Tilman Saedelmechers soen tot Venloe, als hulder voor het klooster van de Kruisheren te Venlo, beleend met het gebruik van drie paar koren, welke drie paar koren in voorgaande jaren door wijlen Thijs Mercator waren verpand aan genoemde Kruisheren voor 100 "bescheidener curvorster overlentscher rinscher gulden", alles volgens akte gedagtekend "op allerheligen avent" 1500 die het klooster daarvan bezit, en welk koren deel uitmaakt van de tiende die placht toe te behoren aan de hof ter Heyden binnen Breiell gelegen. De belening met de tiende is geldig tot aan de aflossing van de pandschap door de erfgenamen van Thijs voornoemd aan het klooster voornoemd met gelijke 100 gulden.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6.
1542
1542
"auf st.
Margriten Abend vorg. etmart"
WANKUM ‑ Frammich van Holthause beleent Goert Ronde, zoon van Joist Ronde en Merryken Roffart, met de laten op de Nette.
Schaesberg-Krieckenbeck: Urk. 102.
3 oktober 1542
BAARLO ‑ Johan van Biecht wordt beleend met de hof te Soeterbeeck onder Kessel gelegen; tevens draagt hij dit leengoed over aan Alert van Goor te Caldenbroeck, die ermee wordt beleend.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 143.
Zie 1-6-1539 en 11-6-1544.
25 oktober 1542
ASSELT ‑ Ten overstaan van Aert van Waes, Johan van Baexen en Willem van Edingen, resp. stadhouder en leenmannen van Horn, draagt Joost van Mersen aan zijn broer Jacob van Mersen het leengoed te Asselt over, dat hij in leen houdt van de vrouwe van Horn.
Schloß Haag: inv. nr. 239. Afschrift van Horns leenregister, fol. 304vs.
10 december 1542
ROERMOND ‑ Richter en laten van de erfvoogdij van Roermond verklaren dat zuster Van Neer, begijn op de Nieuwenhof te Roermond, aan Peter, priester, pastoor (van het Begijnhof) en Aeleth van Biesell, meesteres, 3 staal land zoals omschreven in een akte van 26 augustus 1535 heeft overgedragen met de volgende bestemmingen:
- 2 staal land voor de pastoor om jaarlijks op Goede Vrijdag de passie te preken;
- 1 staal land voor de pastoor om in de jaarlijkse processie op Sacramentsdag om de kerk de 4 evangeliën te zingen.
G. van Bree: Res Gestae I, nr. 1750.
1542, z.d. ?
OFFENBEEK ‑ Lenart Markofs, burger te Venlo, wordt ten behoeve van de Kruisheren te Roermond benoemd tot sterfman wegens de Nederhoeve te Offenbeek.
RHCL Maastricht, Kruisheren Roermond, inv.nr. 132, fol. 10vs.
1542, z.d.
DÜLKEN - Ten overstaan van de leenmannen Arnt to Reijt en Jelis to Lemmis wordt Heyn Deckers beleend met een klein stukje weiland ("pas") genaamd Deckers Pas, zoals Fryn Deckers dit placht te hebben, gelegen tussen de pas en land van Jan Daims en de pas van Jan Meykens.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 12vs.
1542, z.d.
DÜLKENER NETTE - Ten overstaan van de leenmannen Arnt to Ryt en Jelis to Lemmis wordt Jan Wevers beleend met 2 morgen land gelegen tussen Arnt Ryt en Fryn Ravens.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 12vs; met aantekening in de marge: "Nota in dem alten lehenboeck steit umbtrynt iiij morgen das auch Jan Wevers vur untpfangen hat, weis niet ob er diss vurss. vader gewest ist".
1543
woensdag 7 februari 1543
"des goensdachs op groot vastavond"
BEESEL ‑ Ten overstaan van Goert Rutten en stadhouder Slabberts wordt Wilm van Elmpt, als momber van zijn vrouw, door Gerit van Holtmeulen beleend met het ¼ deel van Moesberchs goed (zijnde een Bentheims onderleen), waarvan Reinken Nelissen het vruchtgebruik heeft bezeten.
Cijnsregister Nieuwenbroeck.
Zie 18-5-1569.
woensdag 7 februari 1543
"des goensdachs op groot vastavond"
RONCKENSTEIN ‑ Ten overstaan van Goert Rutten en stadhouder Slabbert wordt Michell, molenaar van gen Ronckenstein, door Gerit van Holtmoelen beleend met de molen genaamd Ronckenstein, gelegen te Offenbeck.
Cijnsregister Nieuwenbroeck.
14 maart 1543
HINSBECK ‑ Gaert van Boeckholt, als erfgenaam van zijn vader Arnt van Boeckholt, wordt beleend met Muterkenshof te Hinsbeck gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 55.
Zie 7-2-1532 en 30-5-1545.
12 juli 1543
WANKUM ‑ Frammich van Holthausen beleent Goert Ronde, zoon van Joist Ronde en Merrijke Roffart, met de laten binnen het kerspel Wankum op de Nette.
G. van Bree: Res Gestae II, regest nr. 3520.
Zie 23-6-1455.
7 september 1543
VENLO ‑ Nadat de hertog (van Gelre) zich op 7 september persoonlijk voor de keizer heeft vernederd en deze als hertog van Gelre en graaf van Zutphen heeft erkend, en ten gevolge daarvan de Venlonaren van hun eed heeft ontslagen, begeeft de burgemeester Jan van Cruchten zich in het veldleger van de keizer waar hij na een korte onderhandeling de stad overgeeft op voorwaarde van bevestiging van haar rechten en vrijheden. Op 8 september komt het Verdrag van Venlo tot stand, waardoor de zeven Nederlandse Provinciën onder één kroon worden gebracht.
Maasgouw 1881 Nr. 135: De Gelderse Successie-oorlog 1543.
8 september 1543
TRACTAAT (VERDRAG) VAN VENLO
donderdag 27 september 1543
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen Gerit van Holtmullen en Matthijs Haghen wordt Johan van Eill, als hulder voor heer Peter van Brede, kanunnik te Cranenburch, beleend met de tiende te Breyell genaamd de Natter tiende, eertijds toebehorend aan die van Brede, met alle rechten en toebehoren.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 7.
maandag 29 oktober 1543
"des maendachs nae Sint Crispinus und Crispinianis dach"
WANKUM - Ten overstaan van de leenmannen Henrick van Barrevelt en Theijs Haghen wordt Johan van Erp genaamd Werrenborch beleend met de tiende opten Vorst.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 20.
1543, z.d.
BEESEL ‑ Erken Gijsen wordt ten behoeve van de kinderen Rutten beleend met het Nieuwenbroeckse laatgoed genaamd Hessels goedt.
Tevens wordt (z.d.) melding gemaakt van 'Hessels goedt daer Wouter op woondt', belast met 2 hoenders.
Cijnsregister Nieuwenbroeck.
z.d., tussen 1543 en 1556
SWALMEN ‑ De weduwe van Hillenraidt (Anna van Vlodrop) en haar zoon Arnt (Schenck) hebben zich samen met de naburen van Swalmen beklaagd dat zij door die van Bracht, Kaldenkirckenn en Born beknot worden in hun oude rechten en gebruiken op de Brachter- of Swalmerbuisch. De boswachters ("waldfursters") van beide zijden zijn niet bereid om ook de varkens van Hillenraidt en Swalmen naar Brugge te voeren (?). Raden en commissarissen zijn na een vergadering met beide partijen overeengekomen dat voortaan 2 boswachters als vanouds zullen worden aangesteld en beëdigd en dat de partijen aan beide zijden gehandhaafd zullen blijven in de in de waldrollen vastgelegde rechten op Buisch, broek, ven en gemeinte. Verder is met de weduwe van Hillenraidt en haar zoon als medewaldgraaf overeengekomen dat zij in de herfst wanneer de eikels vallen ("in zeit des eckers"), hun varkens als vanouds en op de wijze en in die aantallen zullen mogen brandmerken met het gezamenlijke brandijzer van het Brachterwald ("den gemeinen Brachter walt iseren") of met hun eigen brandijzer.
GA Roermond, Handschriftenverzameling inv.nr. 15: Cartularium Schenck van Nydeggen, fol. 37. Kopie van een extract door NN van Sint Pieters uit het oorspronkelijk proces verbaal.
1544
27 januari 1544
SWALMEN - Verkoop van een huis te Swalmen.
Nijss Custer, stadhouder van huis en heerlijkheid van Hillenraede, Jacob Rouchus, Johan Maess, Johan Aelertz en Johan Meus, voorts de gemene schepenen van de dingbank Assel en Swalmen, kerkmeesters en broedermeesters van de kerk van Zwalmen, oorkonden dat zij, na beraad en met goedkeuring van de naburen van Assel en Swalmen, in bijzijn van jonkvrouwe Anna van Vlodrop, vrouwe van Hillenraede, een huis en 'hoeffreisinge' met alle rechten en toebehoren, gelegen te Swalmen tussen huis en hof van Thijs Kunkes en de Zwalm, voor een niet genoemd bedrag hebben verkocht aan Willem van Ae en Elisabet, echtelieden, 'want onsen gemeijnen naeberen ende der kircken tho hulpen gecomen is gewest.'
Huis en hof zijn belast met jaarlijks een rader albus (tegen een koers van 28 albus gelijk aan 1 stuiver brabants) aan het huis Hillenraede
RHCL Maastricht, Schepenbank Swalmen en Asselt, magazijnlijst nr. 75. Authentiek afschrift d.d. 1626 door Stephan Reutter, die opmerkt dat het zegel in groene was van Nijss Custer nog ongeschonden aan het perkamenten charter hangt.
Willem van A, op 21-6-1544 vermeld als richter, werd op 21-7-1551 (zie aldaar) aangeklaagd wegens ketterse praktijken.
27 januari 1544
VENLO - Overleden: Erme van Greefraedt, dr. van Johan van Greefraedt [leenman van de Schei te Reuver] en Elisabeth van Wailwick alias Otten.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B 2694; stuk O, fol. 37.
21 maart 1544
TEGELEN - Lenart van Beeck vernieuwt als hulder ten behoeve van de armen van Venlo de leeneed van de hof te Wylre onder Tegelen gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 106.
Zie 1540 z.d. en 15-12-1546.
6 mei 1544
ROERMOND ‑ Gerrit van Vlodorp, als erfgenaam van zijn vader Gerrit van Vlodorp, wordt beleend met de erfvoogdij van Rurmund.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 63.
Zie 19-9-1538 en 10-5-1556.
8 mei 1544
ST.-ODILIËNBERG ‑ Frans Pollart vernieuwt de leeneed van de hof genaamd gen Ouwen onder St.-Odiliënberg gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 92.
zondag 18 mei 1544
"uff Sondach post Servatij"
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen Henrick van Barrevelt en Mattheis Haegen wordt Wilhelm Vinck Wilhelmssoen door zijn leenheer Frantz van Holtmullen beleend met "die mullen bey dem dorff zu Tiegelen gelegen" met alle toebehoren, zoals Johan van Tiegelen hiermee eerder is beleend geweest en "sein vorfatter und Wilhelm vurss."
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 2.
23 mei 1544
BELFELD ‑ Wilhelm von Baer, als hulder van zijn neef Joest van Brempt, zoon van Evert van Brempt, wordt beleend met de Groete Hoeve te Besell, huis en slot Vlasrath, het leen van Aldenhoven bij Gelder, en Gadertshof bij Kempen.
Haus Caen, gedeelte Vlasrath, nr. 6 (20-30 afschriften van leenakten).
dinsdag 3 juni 1544
MIDDELHOVEN - Pachtcontract Middelhoven.
Pachtcontract van de hof genaamd tot Middelhoeven te Swalmen gelegen, tussen de rector van het klooster Maria Weide enerzijds en Willem Kremers en Mette, echtelieden, anderzijds.
"In den naem Goits Amen. In den iaer dusent vijffhondert ind vierenviertich des dynsdaich nae Pynxten heeft der rector myt consent des gemeijnen convents yn der Weijden bynnen Venlo gelegen wtgegheven tot halffeners rechten te bouwen, hunnen hoiff gelegen tot Swalmen, geheiten tot Middelhoeven [doorgehaald: Goert] Willem Kremers ind Metten sijnre huijsfrouwe, acht iair lanck neest nae den anderen volgende, aengaende neest Synt Remeijssmijss, then halven tijde aff te stain den dat believen mucht, inde eijn half iair te voeren up te seggen myt vurwarden hijr nae volgende.
Item Goirt vursscreven sal de hoiff buwen, wynnen, mijsten, ind alleijn met sijnen korn beseijen, ende gheijn ander land buwen dan tot den hoiff gehoirt.
Item alle tocht sal halff ind halff sijn, sonder die perde dij Gorten alleijn twbehoeren, dij sal hij soe goet ind voel hebben dat hij den hoiff wail buwen kan.
Item Goert sal so voel horenbesten, rynder inde scaep halden inde uptrecken als hij kan, nae gewoenten der naeburen. Nyt meer halden dan [doorgehaald: vijff] 4 schepers scaep up ytlick vierdel.
Item hij en sal gheijn beesten koupen yn, off van den hoiff vercoupen, buten wyl, weten ind consent dess convents. Dij bruijckscaep sal hij metten sijnen weijden ind vett maicken.
Item hij en sal ouck gheijn vremde beesten upten hoiff halden dan den heijlgen ind dat met weeten dess convents.
[tussengevoegd: Item Goert sal halden so voel vercken dat men alle iaer te minsten [doorgehaald: acht off] theen overiaryghe vercken tusschen beijde deijlen mach].
Item yst saick dat des convents vercken, het weer yn al off yn eijn deijl, onreijn vielen, dy sal Goert gehalden sijn te wysselen thegen dy ghene dy dair thegen gesath waren.
Item alle koren
gewass ind ruben sal halff ind halff sijn.
Item voir dat
lant dat theende vrij ys sal Gort den convent alle iaer besorgen eyn malder
weijts van sijnen gedeijls, des sal dy theende gelijck anderen koren gewass
halff ind halff sijn.
Item dat cloister
sal doen dorssen als hun belieft, inde Goert sal thegen dorssen inde den
dorsser voeden [doorgehaald: upt ses ende dertichste vatt ...].
Item van den oeft sal Goert dat dordendeijl hebben, dan dat convent sal alleijn voirwt eijnen appelboum [toegevoegd: en eijn peergen boum] kiesen.
Item wat upten hoiff te deijlen vijlt sal Goert deijlen inde dat cloister kyesen.
Item alle dat cloisters koren sal Goert to Venlo ynt cloister voeren, ruben ind ander oft sal hij tot [doorgehaald: Ryckel off op; erboven toegevoegd: Venloo int clooster] die Maze voeren. Noch vier off vijff vaarten sal hij gehalden sijn tot Venlo te doen.
Item hij sal halden eijnen stercken buknecht, pertzknecht, sceper ind maecht.
Item hij sal den hoiff van wenden, thuijnen inde graven halden.
Item alle iaer schouff schudden dat men den hoiff yn daick mach halden, dy oeveren sal men gelijck deijlen.
Item als men upten hoiff tymmerden, dair sal Goert tw helpen ind bijvoeren, dat dair van noede were.
Item als men nijwe daick deckt, so sall dat cloister den meijster lonen ind Goert voeden, ind eijnen oeper knecht dair bij setten, den sal hij lonen ind voeden.
Item des gelijck van alden tymmer ind daick.
Item Goert sal alle dynck dat hij met sijnen gesynne up [doorgehaald: eijnen dach of ij; erboven toegevoegd: ij oft iij] gemaicken kan, selfs maicken up sijnen koest, dan hoefden hij ijet dair tw, dat sal convent betailen.
Item dy wende unde den rijholteren sal Goert up sijnen koest halden.
Item alst koren yn den velde steijt, salt cloister tellen ind Goert yn twe berm voeren, ind cloister eijnen kiesen.
Item hij en sal buijten den coelhoiff gheijn vlass wynnen.
Item off men mergell hoiffden, den sal dat cloister halff inde Goert halff bu[ten] inde Goert upfueren.
Item ten kyrmissen sal Goert gheven ij capuijn inde te paeschen [doorgehaald: theen] 18 pont botteren inde [doorgehaald: hondert inde vijfftich; toegevoegd: 200] eijer.
Item te Venlo iaermerckt [toegevoegd: 4 capoen] 14 vette ganssen.
Item als men dy scaep schijert sal dat convent eijn lamp kiesen ungeschoren, dat sal Goert wail underhalden inde to Venlo kyrmyss ynt cloister brenghen.
Item Goert sal [doorgehaald: voir hondert scaep inde anders nijt] moighen seijen [doorgehaald: iij merghen ind voir sijn perde twee morghen, nyt van den besten noch van den slympsten; toegevoegd: 4 morghen in als voor perde ende scape].
Item voir sijn proven koren sal hij hebben [doorgehaald: drij; toegevoegd: 2] malder roggen.
Item voir dy
vercken 1 malder gersten.
Item want Goert van dan hoiff sal vaeren, en sal hij gheijn dynck breken noch vernijelen, off ynich mijst van den hoiff voeren.
Item off
upten hoiff brant quaem off dyncktayll off brantscath off des gelijck anders
wat, sal sych dat convent yn halden als ander heerscappen.
Item off
Goert yn ennyghen van diesen puncten vurscreven versumelich, yn cleijnen off yn
groten worde bevonden, so sal hem dat convent ther stont, sonder synre off
ymans van wynre wegen wederseggen, aff moighen laeten varen.
Hyr sijn over ind aen gewest als frunde van beijden sijden, Merten Tessers, Ffranck Fuijcken [tussengevoegd: van Willemen sijde ende ... van convents weghen], inde Johan Wuters Goerts naeber ind schepen tot Swamen. Oirkunde der waerheit sijn dieser cedulen twe uuter den anderer gesneden doir a b c d, denre ytlicke partij eijn heft. Datum ut supra."
RHCL Maastricht, Klooster Maria Weide Venlo; ongeordende stukken eerder berustend in het Kreis-Heimat-Museum te Kevelaer.
9 juni 1544
KESSEL ‑ Jasper van Merwick vernieuwt de leeneed van het huis te Kessel als een open huis; van de hof tot genen Grave en de weerd tegenover het huis gelegen; en van Snaterbeecksgoed.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 144.
Zie 15-10-1541 en 6-9-1555.
10 juni 1544
LIEROP ‑ Elisabeth Hoeft wordt beleend met de hof te Lyerop, die door haar oom Dirck Hoeft was toegedeeld aan haar vader Christoffer Hoeft. Herman Kremer is haar hulder.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 66.
10 juni 1544
KESSEL ‑ Johan van Lomme, als erfgenaam van zijn vader Johan van Lomme, wordt beleend met de hof ten Holte onder Kessel gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 145.
Zie 31-1-1523 en 21-4-1556.
11 juni 1544
HINSBECK ‑ Alert van Goor vernieuwt de leeneed van de Kesselerhof in Hinsbeck gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 56.
Zie 20-10-1538 en 22-5-1554.
11 juni 1544
BAARLO ‑ Alert van Goor te Caldenbroeck vernieuwt de leeneed van de hof te Soeterbeeck onder Baerle gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 143.
Zie 3-10-1542 en 22-3-1554.
21 juni 1544
in den jaere ons heeren duysent vijffhondert ende vierenveertich op den eenentwinchsten dagh juny
SWALMEN - Schenking erfpacht.
Ten overstaan van Willem van A, richter, Jacob Rouckers, Johan van Middelhoven en voorts de gezamenlijke schepenen van de dingbank van Swalmen, draagt Johanna Biens, begijn op de Nieuwenhoff te Ruremunde, ter ere van God en omwille van de zaligheid van haar ziel,
- een erfpacht van 2 malder rogge min 3 kop, gevestigd op de gehele hof van Johan en Coen Segers, broers, te Swalmen gelegen;
- 2 malder rogge min 4 kop en 4 kapoenen gevestigd op het goed van Dierck Daemen en Windel, echtelieden, eveneens onder Swalmen gelegen,
'guet zueth wale gevecht hoerns guet nae den besten', welke erfpachten zij heeft geërfd van wijlen haar vader en moeder, haar in deling met zusters en broeders zijn toegevallen en jaarlijks zijn te betalen op St.-Andries of binnen 14 dagen daarna op de Nuijwenhoff, over aan Peeter van Haelen, pastoor op de Nieuwenhoff, en aan de meesteressen aldaar, ten behoeve van een wekelijkse erfmis die zal worden gehouden op dinsdag op het hoogaltaar op de Nuijwenhof binnen de stad Ruremunde, en voor een jaargetijde binnen voornoemde kerk 'nae vuytwijsonge des siele boicx, omme truwelijcke te bidden vur haere ziele, yer alders ende vrinden zielen'.
De 4 malder 7 kop en 4 kapoenen zijn door de erfgenamen van zuster Jenne losbaar met 100 bescheiden Philipsgulden, 'goet van golde ende swaer van gewicht, voor dato dyses brieff gemunt', met een opzegtermijn van een half jaar.
- Met dorsale aantekening (z.d.) waarbij Augustinus Vincke, pastoor van de Nieuwenhof ('Nova curis') en Ermgaert Maen, meesteres op het Nienhoff, bekennen dat deze rentebrief van 4 malder rogge min 7 kop en 4 kapoenen met 90 zilveren ducatons zijn afgelost, de helft door kapitein Hendrick Heijsters en Elisabet Klingerbeeck, echtelieden, en de andere helft door de erfgenamen van Jan Daemen.
RALM, SA Swalmen en Asselt, magazijnlijst nr. 19 fol. 56vs-57vs; gecollationeerd afschrift op papier, ca. 1652, naar een origineel perkamenten charter bezegeld met een zegel in groene was (van richter Willem van A), door Henricus Crebber, secretaris van Swalmen, afgeschreven in bijzijn van de schepenen Willem Rutsen en Johan Crompvoets.
Het afschrift hangt vermoedelijk samen met de erop volgende akte van 11-3-1652 (folio 58).
21 juni 1544
SWALMEN ‑ Ten overstaan van richter en schepenen van Swalmen schenkt Johanna Bijns, begijn op de Nieuwenhof te Roermond
- een erfpacht van 2 malder rogge min 4 [moet zijn: 3] kop, gevestigd op de hof te Swalmen van Johan en Coen Ziegers, broers;
- idem 2 malder min 4 kop jaarlijks en 4 kapoenen uit het goed van Dyrck Daemen en Wyndell, echtelieden,
aan Peter van Halen, pastoor aldaar, en aan de meesteressen, voor een wekelijkse mis op het hoogaltaar op dinsdag en een jaargetijde, losbaar met 100 Philipsgulden,
G. van Bree: Regesten van akten betreffende Roermond en omgeving, nr. 1760.
Vgl. Publications etc. 13 (1876), Necrologium Munsterabdij Roermond: 7 februari (z.j.) Neilken Byns, die aan de broederschap van O.L.V. een 'snaphaen' (munt) heeft geschonken (blz. 187); 13 april (z.j.) overleed Maria, echtgenote van Conrardus Zegers (blz. 206).
1544, z.d. ? (zie 21 juni 1544)
SWALMEN ‑ Joanna Bijns, begijn op het Begijnhof te Roermond, schenkt jaarrenten tot 4 malder rogge min 7 kop en 4 kapoenen, gevestigd op goederen te Swalmen, aan de pastoor en de meesteressen aldaar, waarvoor de pastoor op iedere dinsdag een mis zal lezen op het hoogaltaar van het Begijnhof.
RHCL Maastricht, Inventaris Bisdom Roermond 1559-1801, port. 68.a. Afschrift 17e eeuw.
30 juni 1544
LOBBERICH - Peter van Rowel genaamd Ingenhuys vererft het leengoed genaamd Neetbroeck op zijn zoon Johan (Ruweel) en zijn metgedelingen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 53.
1 juli 1544
LEUTH - Gulant Pollarts, echtgenote van Daem van Hulhaven, vernieuwt de leeneed van de hof te Hanepoel oftewel Leut, vanouds bij de kerk van Leut gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 61.
Zie 1492, z.d. en 7-10-1555.
3 juli 1544
WEGBERG ‑ Sophie en Catrin van den Bongart vernieuwen de leeneed van 60 morgen genaamd de Rosweide onder Wegberg gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 152.
Zie 17-10-1538 en 7-9-1548.
6 juli 1544
ECHT ‑ Gaert van Gelesch (zoon van Sander Stams) vernieuwt de leeneed van de hof genaamd Arwinckel onder Echt gelegen.
Na overdracht door Gaert voornoemd wordt Arnt Vogels genaamd Van Wyssem beleend met dit leengoed.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 93.
Zie 16-2-1515 en 18-6-1556.
7 juli 1544
HINSBECK / GREFRATH ‑ Frammich van Holthusen vernieuwt de leeneed van (de helft van) de gruit met toebehoren te Hinsbeke in het land van Crieckenbeeck gelegen; en (de helft van) een hof met toebehoren te Greverade gelegen, inclusief de mangoederen en lijfgewinsgoederen in het land van Crieckenbeke gelegen, als een dienstmanleen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 43.
Zie 4-5-1535 en 8-4-1549.
7 juli 1544
HINSBECK ‑ Frammich van Holthusen vernieuwt de leeneed van de gruit te Hinsbeke gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 45.
Zie 4-5-1535 en 8-4-1549.
7 juli 1544
HINSBECK ‑ Frammich van Holthusen vernieuwt de leeneed van de hof In gen Winckel onder Hensbeke gelegen, waarmee hij als erfgenaam van zijn vader Reiner op 28 augustus 1522 is beleend.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, Overkwartier, blz. 55.
7 juli 1544
KRIEKENBECK ‑ Frammich van Holthusen vernieuwt de leeneed van het slot Kriekenbeeck.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 57.
7 juli 1544
LEUTH - Jan van Oen vernieuwt (ten behoeve van zijn echtgenote Alijt Spee) de leeneed van de hof ten Busch, groot omtrent 80 morgen land, en met het goed gelegen bij de Aldenkrieckenbeeck met alle rechten en toebehoren in het kerspel van Leut gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 59.
Zie 21-9-1538 en 26-4-1552.
7 juli 1544
ECHT / POSTERHOLT - Herbert van Wuestenrade vernieuwt de leeneed van het leengoed genaamd Daswylre onder Echt gelegen en het hofje te Postairt zoals dit met zijn toebehoren in hetzelfde ambt (van Montfort) bij de Aerwynckel is gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 79.
Zie 14-10-1538 en 15-6-1556.
7 juli 1544
ECHT ‑ Co(r)st Mersen vernieuwt de leeneed van het leengoed genaamd van Alphen onder Echt gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 84.
8 juli 1544
LEUTH - Henrick van Baerle vernieuwt de leeneed van de hof te Baerle in het kerspel van Leute gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 61.
Zie 1539, z.d. en 11-7-1544.
8 juli 1544
ST.-ODILIËNBERG ‑ Emont van Bairle, minderjarig, als erfgenaam van zijn vader Peter van Bairle, in 1522 beleend, legt zelf de leeneed af voor de hof te Oeveren met toebehoren in het ambt van Montfort in het kerspel van Odilienberg gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 71.
Zie 4-8-1522 en 21-4-1556.
8 juli 1544
MAASBRACHT - Derck van Kruchten vernieuwt de leeneed van een goed genaamd de Moelengrynt, gelegen in het ambt van Montfoort in het kerspel van Bracht tegen Wissem, tussen de Nije Maze en Heyn van Have enerzijds en de Alde Maze anderzijds, met de onderste korte zijde grenzend aan de grienden van St. Joost en de Karthuizers van Rurmund, en boven aan Severijns griend, ten Gelderse rechten te verheergewaden.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 107.
Zie 20-10-1537 en 5-3-1550.
10 juli 1544
LINNE - Heyn van den Lelair vernieuwt de leeneed van het leen genaamd Van gen Lelair in het ambt van Montfort gelegen in het kerspel van Lyn, ten Gelderse rechten te verheergewaden.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 77.
Zie 14-10-1544 en 19-12-1553.
10 juli 1544
TEGELEN ‑ Frans van Holtmeulen, als erfgenaam van zijn vader Johan van Holtmeulen, wordt beleend met de heerlijkheid van Tegelen met alle toebehoren.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 105.
Zie 5-10-1473 en 30-5-1556.
10 juli 1544
SWALMEN-ASSELT - Derck van Dript vernieuwt, voor zichzelf en voor Lijsbet van Dript, echtgenote van Marten van Broeckhusen van Oen, de leeneed van de hof te Wilre in het kerspel van Asselt gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 107.
10 juli 1544
MAASBRACHT - Gerrit van Aken vernieuwt de leeneed van het goed an gen Duyfhuys, op de Rode Beeck te Bracht in het ambt van Montfort gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 111.
11 juli 1544
LEUTH - Gulant Pollarts vernieuwt de leeneed van de hof te Baerle in het kerspel van Leute gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 61.
Zie 1-7-1544, 8-7-1544 en 29-5-1553.
12 juli 1544
ECHT - Peter van Rutsichaven vernieuwt de leeneed van het leen te Rutsichaven, met het land in de heide gelegen circa 12 bunder groot.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 80.
Zie 14-10-1538 en 8-9-1544.
22 juli 1544
KESSEL ‑ Steven Spee vernieuwt de leeneed van de hof genaamd Puteyck onder Kessel gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 146.
Zie 22-10-1538 en 13-3-1548.
31 juli 1544
Missive van de stadhouder aan Anna van Vlodorp, vrouw van Hillenrade, en de schout van Roermond, dat zij op de onder hen gelegen goederen van Frederick van Echt beslag moeten leggen, totdat deze zijn - in strijd met het Priv. de non evocando - voor de officiaal te Keulen tegen Mathias Vinck over het dekenaat van den Heilige Geestkerk te Roermond aangevangen rechtsvordering heeft ingetrokken.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 18.
18 augustus 1544
Gelderse leenbrief over de hof Ter Roesen voor Wilhelm van Wachtendonck.
Schaesberg-Krieckenbeck: Urk. 145.
18 augustus 1544
LEUTH - Catrina Rosen vererft de hof ter Roesen in het kerspel van Leut gelegen, ten Gelderse rechten te verheergewaden, op haar zoon Wilhem van Wachtendonck.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 60.
8 september 1544
ECHT - Gaert Pijl, als erfgenaam van zijn moeder Lijsbet, wordt beleend met de hof te Boxhaven.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 80.
Zie 14-10-1538 en 19-6-1556.
6 oktober 1544
ELMPT / SWALMEN - Missive van die van Roermond aan de stadhouder, houdende klachten over die van Elmpt, die de paarden en wagens van de "halffeners"van het Regulierenklooster binnen Roermond te Swalmen hebben gepand en ondanks aanmaning niet willen teruggeven. Naar het schijnt betreft dit een grensgeschil.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 53.
11 oktober 1544
ELMPT - Missive van de stadhouder aan Johan heer van Elmpt, dat hij de aan de pachters van het Roermondse Regulierenklooster St. Hieronymus ontnomen paarden en wagens moet teruggeven.(Zie no.53).
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 56.
1 december 1544
Missive van de stadhouder aan de schout van Echt, houdende verzoek om toezending van het antwoord van Johan van Offenbeeck of Bracht op het verzoekschrift van Johan van Manen en van bericht over deze zaak.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 86.
1545
9 januari 1545
VENLO ‑ Wolter van Roesteren wordt genoemd als provisor van de broederschap van het Allerheiligst Sacrament te Venlo.
GA Venlo, Inventaris van de archieven van de provisoren van de Tafel van de H.Geest, van het Bureau de Bienfaissance en het R.K. Armenbestuur te Venlo, inv.nr. 210.
12 januari 1545
KESSEL - "Vor dat gericht bekroent dat Lenert van Beeck dat nye erffe vor unssen hoff uyt genhomen hefft van wegen des hoeff geheiten de Beterswerdt, unnd verhaep dat hie gedaen hefft sall in mijn behoeff sijn".
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B 269.
Notitie van Johan van Greefraedt, o.a. leenman van de Schei te Reuver. Zie 17-7-1588.
17 januari 1545
SWALMEN - Missive van Anna van Vlodrop, weduwe Christoffel Schenk, vrouw van Hellenraedt, aan de stadhouder, dat zij bezwaar heeft tegen de heer van Elmpt in diens eigen bank recht te plegen, maar bereid is terecht te staan voor het Hof of een door het Hof aan te wijzen gericht in het Overkwartier.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 118.
22 januari 1545
BEESEL ‑ Proces inzake overdracht met naasting.
Geerhart Beyllen als voogd van zijn moeder klaagt dat zijn vader zonder haar toestemming enkele erfgoederen heeft verkocht aan Peter van den Crutzberch. Deze goederen waren afkomstig van zijn moeders ouders en hij hoopt dat hij deze dan ook krachtens beschudrecht zal kunnen lossen.
Peter Crutzberch verklaart dat hij het goed na bekendmaking in de kerk van Beesel volgens landrecht gekocht heeft en daarna 30 jaar in bezit en gebruik heeft gehad.
Beyllen eist bewijzen van een juiste procedure, maar Crutzberch zegt dat "man derre tyt gheyn gerychtz boeck gehadt un hefft daer sullyx op geteyckent muchte syn".
Hierop laat Beyllen door twee personen een getuigenis afleggen, die echter niet in de stukken bewaard is gebleven.
Reyner den Vysscher getuigt dat Goert Custer, broer van Drudtghen Brellen, het goed uit de kerk zou hebben beschud ten behoeve van Crutzberch, waarvoor deze hem na overdracht van de huizen 5 vierdel "wytz doeckz" zou hebben gegeven.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv. nr. 483, procesnr. 3052.
Overgebracht ter hoofdvaart te Roermond. Slecht leesbaar; gerestaureerd fragment.
28 januari 1545 en later
BEESEL ‑ Proces inzake overdracht met naasting.
“Item Geerhart Bryllen alss momber synen moeder soe syn vader erffguet verkocht unde pennongen up untfangen heeft aen Peteren van den Crutzbercg, sullycx syn moder neyt gerychtlichen beleyfft en hefft, unde legt golt unde sylver under dat ergycht vermeynende daer by soe voell penningen to leggen als den vurss. Peteren genoecht sall syn, unde hoipt yn voegen, syn moder haeren erve genoechsam to tyde sall khommen umb nae sych to leessen, unde dat guet ys khommen van syner moder alder wegen.
Daer up spryckt Peter Crutzberch he hefft dat guet gegolden, unde daer yn nae dem lantrecht gegyet ys unde yn der kyrchen upgeroepen [marge: dat wylt bewysen unde neyt gescheyt un ys] unde umbtrynt dryssych jaer lanck beseten hefft, unde blyfft by synnen ..llen gebruyck, alsoe en kent he nemantz daer aen eynyche loessynge.
Item legt Geerhart Bryllen dat pu... dat Crutzberch yn synen antwordt hefft laeten hoeren, dat he yn dat guet gerycht unde geguet ys da dem lantrecht to Besell unde yn der kyrcken geroepen unde hem verbleven, sal he schuldich syn to bewysen.
Dair up hoipt Crutzberch wan ..ort derre tijt gheyn gerychtz boeck gehadt un hefft dair sulcx upgeteykent m...t syn dan hy maech noch ant khonden haeven, dan he blyfft by syn zylyck beseet, dan soe he vermeynt he des guedtz loess suld hebben en gesteyt Peter vurss. neyt, dan kan he bewysen dat sy des loess hebben maech he hoeren.
Daerup hefft der schepen ewesen up k...
Item hyr up heb ych Geerhart momber vurss. myne konden geleyt su heyr nae bynoeten staent hefft, Goetsen van Oell sch[ep]en to Tegelen unde Pauwels Gerychtz boede to Tegelen getuycht dat eyn tyt geleden dat wyr gesant synt tot Peer vurss. unde hebben hem to kennen gegeven, also de vrauwe Drutghen Brellen vurss, lygt in haeren kerck rechten und wylt dair up sterven dat sy haer vredenlick erve ney ... eys
hefft noch ... leyff un ys gewyt se... erfftael to verbr... Brellen hefft daer ...nongen up unt..igen, daer sy myt by over noch af yn ys gewest als vurss. steyt ist dat saeck dat sy .erfft, sy beveylt haeren kynderen dat sy dat guet vurss. weder vercoeken myt recht.
Hefft der slve Peter vurss. geantwordt yn tegenwordycheut deser mannen vurss. alsus ich gestae des dat dey vrauwe ne... daer by un ys gewest doe ych dat lant galt daer heb ych mych selffs ynne ver[su]ymt, ist dat saecke dat de vrouwe styrfft dat sall ych aen den kynderen verbyden unde vergelden. /
Dyt wey vurss. steyt hebben dese twee mannen getuycht ynde bewert, als recht vur den gericht to Besell we[lc]k ych Geerhart man unde momber myt ork[nde] nae dem lantrecht, unde der selve Peter vurss. dese kunden vurg. neyst verlacht un hefft unde gesteyt syner worden.
Crutzberchs kunden
Crutzberch vermeyt sych over Reyner den vysscher dat hem kundych sold syn dat Goert custer Crutz[berch] vollen broer dat goet uyt der kyrcken solde hebben beschot yn behoeff Crutzberchs, des sold um Crutzberch geven vyff verdell wytz doeckz.
Tuycht Reiner vurss. dat hem kundych ys dat Gaert Custer vydd verdell wytz doeckz up den Crutzberch geholdt hefft, unde he um dey hoesen gemackt dan he un weyt ney waer van.
... clacht antwort ... unde wederwort unde kunden daer oever gegangen, nae onser sat..echt unde synen eyghen vermeyt sall he... ....len dat he des guetz ...oeff unde here hefft, wan he dat gedaen hefft, unde dey vrau ... jae un hefft gesacht sal sy nioch jae seggen, unde dat bewyss sall gesch... bynnen dess weken.
D... dys hoer ordells anno xlv den xxviijten january
Dyt vunnenyss hefft Gerhart Brellen myt orkonde verbunden. /
Item kontschaff Jan Crutzberchs als momber syns vaders tuycht up alsulche hoet ordell als den schepen van hoefft bracht hefft
Tuycht Hynrich Slabbertz, Heyn Engelen als schepen unde Jan Vlegels als eyn gerychts boede dat sy van Crutzberch gehoert hebben unde als naeber Lyns Kuper Wylmcken unde Jenken Qwyten yn dem dat Crutzberch vaeder den kyrken sacramenten unde yn krenckden ys unde lygt .. hefft Crutzbercg eyn kuntschafft selver gedragen als vur her Claessen pastor unde dese vursz personen alsus ludende, he nympt dat als eyn arme sundych mysch up dat hyl..s sacrament dat Goert Custer ende Rutgen Bryllen broer hem dat goet uyt der kyrken beschot hefft unde dat geschud hem oever geg[even] unde bedrocht sych dat noch ... Reyner den Visscher, wylche Reyner Vysscher gesteyt marge: dat hem der custer dat gesacht hefft dat hefft um Berb up den Crutzberch gegeven] dan he un wey... neyt wat oersaken off he dar kregen hefft van beschutz halven off van kops halven, unde blyfft by dey eerste kuntschafft.
Daer up Crutzberch van derre tij[t] dat yr den hoet to Holtmolen beydent so was dey kond.. halff gereten, unde ge...t der geen der mych dat gesacht hefft dyt wey vorss. hebben dese ersonnen ... beweert, unde dat puntz dat Weyner sold gestaen den hebben dat Goert Custer dat doeck kops huem kregen sold hebben un gesteyt he neyt want he un weyt neyt off se dat beschudtz halven off kops halven kregen hefft, unde dat hefft he bewert.
Item verlecht Heyn als momber syner moeder dese vurss. khonden unde hopt dat ... den neyt hynderlyck en sulle seyn als nae luyd des ... der schepen .. erkint sa... wael ... myt recht so vern he khan. Vermeyt sych Jan van Crutzberch ... momber syns vaders van cur den scheoen synen vader halden ...nyss der schepen hefft Crutzberch synen eyt deser krenckden up gesacht un weren sy neyt dan wan he by hun ... mochten sy lyden.
Want dan scholtyss unde schepen d... syn unden den geswoeren boed der gelycken dey dat pas oever dey saeck gehandelt he... als gerychtz luyd so syn vader dan lygt yn Gotz gewalt [,arge’unde synen sacramenten] unde weyt neyt off he ... guetz langer gebrucken sall unde set daer vur syn deyll henrekrychs dat hedes guetz hoff un heer gehadt hefft dat sall hem genochsam bewesen syn. unde hopt noch wes khunden he hyfft dey hum deynen muchten sall he noch bybbeb deb sess wechen bryngen moegen. /
Item verlecht noch Heyn vurss. den khonde vur als nae, unde dat Jan Crutzberchs vursz. als momber unde Crutzberch vurss. yn hun selfsz profyt ney tugen noch khonden en sullen und blyfft by den ordell.”
HCL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 31 N scan 7/67 e.v.
26 januari 1545
ELMPT / SWALMEN - Missive van de stadhouder aan Johan van Vlodrop, heer van Elmpt, dat hij op 10 maart (zie no. 112) ook tegen de vrouw van Hellenraed zal worden gehoord. (zie no. 118) en in de tussentijd die van Swalmen ongehinderd moet laten.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 122.
27 januari 1545
BEESEL - Proces door Jan Wolffs tegen Peter van den Cruysberg
wegens beslaglegging op Moesbergsgoed wegens een vordering door de
St.-Nicolaasbroederschap.
“Antwordt Jan Wolffs unde hoept dat sy dat goed to unrecht
gepand hebben unde yn den kyrch gedaen der oersaken dat he dat geschreckt heft
unde yn dat recht gegeven unde geantwordt he en kent den broedermeysteren nyet
aen dat goet, dat wylche um gegeven unde verbleven ys als erfftalen halven van
syns wyffs suster wegen, unde ys daer yemyrs bekentenyss gescheytt sullen sy
soeken aen Hyllen Moesberchs bekante pennongen dey Claes hoer broeder hoer
gegeven und verkocht hefft up syn goet als nae luyd eynen besegelden breyfz myt
namen sess ... gulden jaers unden dey to loessen myt hondert gulden.
Tuycht Crutzberch dat der breyff nae ... vur hoem und synen
myt broer nae ynhalt des breyffz verkoeren ys den wylchen Jan Wolffs yn name
van ... yngelacht
Tuyghen dey ander myt schepen dat up der lant daech vaert
verkoeren ys dat sy den breyff sullen besegelen to allen rechten daer uyt volgt
dat sij den scholtyss gebeden hebben umb zo besegelen het sy recht off unrecht.
Tuyghen dey gerychten dat Jan Wolffs als momber unde Agnees
den breyff verbart hefft haer up jaer unde haer talongen begert heft unde den
gerycht syn recht gegeven als der tijt toe dat der breyff besegelt ys.
Item legt Jan Wolffs eyn placaetz breyff yn naem van konden
daer yn dat dey meyster van Sanct Niclaes getuycht hebbendey dey gyfft
untfangen hebben als yn behoeff der erffmyssen.
Item vermeyt sych Jan Wolffs aen dat gerycht nemlych
Hynreych Slabbartz, Heyn Engelen, Peter van den Crutzberch, Peter van der
Hoeven unde Peter van der Kleyner Hoeve, dat hun kundich ys dat dese
naebeschreven personen vur hun getuycht unde beweert hebben myt namen Reyner
Melys, Arnt Zelys. Peter Cruytzberch unde here Johan Schrijvers dey veyr
personen vur dey gerychten der dynckbanck van Besell myt upgerechte vyngeren
gestaffz eydtz, dat hun kundych ys. dat Hyll Moesberchs Sanct Niclaes
broederschaff bekant hefft up dey dess gulden als nae luyd eynes besegelden
brieffs dey sy gelden hefft gehadt up haers broeder Claes Tylmans guet unde
anderes nyegen up.
Na sluten beyder partheyen hefft sy der schepen aen dey
vrund gewesen bys dem neysten toe, dewyle sych dey vruntschaff neyt beraemt un
hefft, hefft der schepen sych beroepen aen syn wytlych hoefft. /
Soe Hyll Moesberchs Sanct Nicolaesbroederschaff eyn
bekentenyss gedaen hefft tot behoeff eyner myssen hondert curr gulden eyns off
ses gulden daer vur tot eyner loess oever wylche gyft Geerhart Pijll als rychter,
Peter van den Cruytzberch unde Jan van der Lynden als schepen der dynckbanck to
Besell gestanden hebben.
Soe hebben sych dey broedermeyster van Sanct Niclaes der
giften neyt betalt worden ende syn hebben sych van Peter van den Cruytsberch
laeten tuygen, wey sy gegeven worden sy myt recht, want dey ander twe schepen
dey myt oever der gyften synt gewest, als nemlichen Geerhart Pyll als rychter unde
Jan van der Lynden van den leeven tot der doett khommen synt, alsulche
kuntschaff als Peter Cruytzberch derre tijt van sych gegeven heft, doir versoeck
der broedermeyster ys gedraegen vur den eersamen raeth van Ruremund upt raedthuyss
unde vur twe schepen van Beesell myt den gerychtz boede nemlich Heyn Buerskens unde
Gaert Runckensteyn, Jan Vlegels gerychtz boede, wylche getuych alsus lude ys
geweest dat Hyll Moesberchs den hondert curr[en]t gulden off ses gulden daer
voer tot eyner myssen bekant unde gegeven hefft, up hoer patrimonius goet, by
derre kuntschaff doet gestant Hynrych Buerskens als schepen unde Jan Vlegels
als gerychtz boede derre tijt Cruytzberch hebben hoeren draegen.
Soe dan dey broedermeyster neyt betalt worden en syn, hebben
sych to Besell aen dey banck verschenen unde hebben umb hun gebuerlyke rechten
begeert, gekert to syn wey sy aen hun betalyng khommen muchten, daer up hun der
schepen up merr..niss dess scho[l]tyssen gekert unde gewesen hebt, dey
schypluyd sullen aen Hyllen dess penden nae kontschaff dey Crutzberch vur dey
twe schepen und den gerychtz boeden gedragen hefft, unde sullent na hunnen
lantrecht tot Besell ter kyrcken doen myt den geswaeren boed, ses weken unde
dry daege, unde sall dat den parthien ter goeder tijt myt den gerychtz boed wijtsgen
laeten.
Soe Jan Wolffs den weyt kregen hefft dat Hyllen Moesberchs
patrimonium goet ter kyrken gyng, heft sych tot Besell erschenen unde alsulchen
kyrken gerycht myt recht geschrickt aen Hyllen Moesberchs goet gedaen hebben
unde hoept Hyllen patrimonium en sall hun underpand neyt syn, hun underpant
sall syn dat helfscheyt van den twelff curr Rynsche gulden dey hoer boeder
Claess verkocht unde gegeven hefft nae vermoech eyns besegelden breyfs.
Anno xxxix {1539}up maendach post Sacramenti nae deser
schreckyng hebben dey schypluyden Jan Wolffs beklacht unde hoept dat Jan Wolffs
dat goit to unrecht geschreckt sall hebben dey wyle us betuycht, dat dey gyft
alsoe rychtlychen gescheyt ys, unde dat goit ter kyrcken ys gegangen, unde dey
schreckyngh myt ijdelen henden gescheyt ys, sall to unrecht gescheyt syn unde
halden sych aen gewyss der schepen. /
So kommen dey broermeyster unde hoepen dat sy to recht
sullen gepant hebben unde Jan Wolffs to unrecht geschreckt want Crutzberch dat
vur getuycht heft als eyn gerychtz man vur twe schepen van Besell dey vur
benoemt staen dat dey gyft up Hyllen patrimonium goet gescheyt sy unde daer myt
kerent dey broedermeyster aent recht.
Nae clacht nar antwort wort unde weder wort unde kunden daer
oever gegangen, so hebben dey schypluyden eyn onrechte pendung gedaen tot deser tyt,
unde syn up dey kosten gewesen, unde dat synt twe ordell, ... dys hoet ordels
anno xlv den xxviisten januarii {27 januari 1545}.
Cleerniss der schepen umb die h... recht alsoe mennych ordell
soe mennychs bruyck.
Unde dyt vonnenys hefft Tylman Wolffs verbunden myt orkonde.”
HCL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 31 N scan 9/67 e.v.
27 januari 1545
SWALMEN - Missive van de stadhouder aan Anna van Vlodorp, weduwe Christoffel Schenck, vrouw van Hillenraed, dat zij Deryck Metzmeeker, burger van Roermond, volgens uitspraak en bevel het bodeambt van Swalmen en Assel moet laten bedienen.
“Aen Anna van Vlodorp, vrouwe te Hellenraide weduwe.
Eerbaere lieve besundtrinner, in stadt Co. Keys. unsers allergnedigsten heren werden wij durch Deryck Metzmeeker ingeseten burger der stadt Rureminde als baidtz amptz halven to Swalmen unnd Assel klagelyck angesocht und gededen als ghij uyt inverwarter supplication und copien te vernenem, demnaer is in stadt hoichgedachter Keys. … onss ernst gesynnen ind vurss. baidtampt vermoige der uytspraecken und verdraege … hyerbij gevueght sijn leven lanck gebruicken und genieten laeten. Hebt ghij aver eenigen reden daerom ghij sulcx to doin niet schuldich die selvige hedden ghij mit widerschickongh der vurss. supplicatien und copien aen forderlicxst onss to verstendigen om folgens gedaen t werden als behoren sal.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 126.
28 januari 1545
BEESEL - Proces door Heyn van Beesel tegen Gerard van Holtmolen wegens ½ malder rogge verschuldigd van Neermans kamp.
“Item claecht Heyn van Besell aengaende eyn halff malder
roggen hem schuldych to syn up Neermans kamp daer gegangen van ys klacht unde
antwort als der schepen dat verstanden hefft blyfft he by.
Item tuyghen Hynrych Slabbert, Heyn Buerskens, Heyn Engels
unde Peter Cruytzberch dat Geyss ... van Swaemen hefft getuycht dat he synen
swaeger Jacop verkofft hefft eyn halff malder roggen up Neermans kamp dat he
daer up gelden hefft gehadt, unde syner huyssfrouwen erftaell wass unde dat
selvyge beweert myt upgerechten vyngeren un mannychen daeg gebuert hefft.
Tuycht Heyn Engels schepen dat he up Roeerhoeff gewont hefft
dat hem dat halve malder roggen yn der teynden gekort ys unde um dat selvyge waell
kundych ys xlvj {46} jaer bynnen xv jaeren unde dey banck stylle gestanden
durch kreyg {oorlog} unde urlyng, unde beyde parthyen verstorven, dey det tijt
dynckplychtych syn gewest, myt namen joncker Sybert unde her Wylm Boerskens,
dat selvighe halff malder roggen dem laemen kynd Heynkens soen yn synen testament
bekant hefft unde Heynken vurss. dey noet daer to gebrach dat selvyge myt recht
to versoeken.
Want dych dan begeefft dat man noch bynnen xxviij {28}
jaeren yn heffen unde boeren gewest ys so sall dat heffen unde boeren so vyll
syn als segell unde breyff off he sal bewysen dat he dat aeff gelacht hefft
unde bynnen xv jaeren noch yn den rechten geweest ys wey dat der schepen
getuycht hefft, hoept he dat he noch der goider tyt myt recht aen syn underpand
gesproechen sal hebben.
Dey wyll der schepen getuycht hefft dat dey recht vordereng
ungeveerlych umbtrynt xv jaer lanck under doer kreyg und urlyng dat recht eynen
styl stant kregen unde dey dynckplychtuge parthyen beyde bynnen den tijd
verstorven synt, sal noch der goider tyt hoept Heyn van Besel my recht
gesproechen hebben under daer myt keert he dat aent recht, unde wes den scheffen
daer van kunden ys legt he yn, yn naem van konden. /
Antwort joncker Geerhart van Holtmoilen up der clacht he un
kent hun neyt dat der kamp daer sy up heysschen, neyt schuldych sall syn, he en
bewyst dat myt segell unde breyven, unde blyfft by syn process, unde lang ney
gegeven hebben sy dat halve malder roggen gekort un ys syn wyll net geweest.
Tuycht Wylm van Hoesten dat daer voertytz up den hoeff eyn
rentmeyster geweest is myt namen Johan van der Locht der dey teynd up dem Hoeve
gehaelt hefft, so hebben sy jaerlychs eyn halff malder riggen yr gehalden vur
xxviij {28} jaer lanck geleden, daer up der rentmeyster gesacht hefft yr haldt
dat halve malder roggen yn, wan myn joncker bynnen lantz kompt he en sall des
so neyt wyllen verstaen. want sy waeren des heren van Gelre deyner, unde he
bynnen lantz us khommen hefft he den halffen de teyn up doen seggen den
teyners.
Tuycht Thijs van Roe unde Wylm van Hoesten dat sy daer nae
hun dey teynde van den teyners up gesacht ys ungeveerlych leden ys seven off
achtuntwitych jaer, seer derre tijt neyt upgehaven off gebuert un ys myt hunnen
weten.
So hoept Geerhart van Holtmolen de wyle dat sy van konden
gesloten syn unde neyt bewesen un hebben dat sy yn heffen unde boeren syn
gewest, dan sy alleijn yn der teynden yn gehalden hebben, dey sy gehadt hebben,
het sall eyn unrechte vorderong syn unde keret daer myt aent recht.
Nae clacht nae antwordt nae wort unde wederwort unde konden
daer oever gegangen synt nae onser stat recht, so sall Geerhart van Holtmolen
eyne beholdyng doen my synen [per]soenen, dey goet van famen unde namen synt
meer man dan vrauwen unde unparteylych, dat der Neermans kamp neut uyt geldende
un ys, unde um Geerhart dat gedaen hefft sall he des halven malder roggen
untledycht syn, unde dese beholdyng sall Geerhart doen bynnen den nysten sess
weken volgens unde dry dagen ... dys ordels anno xlv den xxviij januarij {28
januari 1545}
Unde dyt vunnenyss hefft Heyn van Biesell verbunden myt
ork]onde].
HCL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 31 N scan 12/67 e.v.
11 februari 1545
SWALMEN - Missive van de stadhouder aan de vrouw van Hillenraede ter herhaling van het bij brief no. 126 gegeven bevel.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 140.
donderdag 1 maart 1545
"up donredach na den sonnendach occuli"
ARNHEM / SWALMEN / ELPMT - Inzake gebruiksrechten gemene gronden.
Burgemeester, schepen en raad van Arnhem oorkonden dat Henrick die Graeff, erfvoogd te Ercklantz, en meester Arndt van den Gruithuiss, door het gerecht ontboden om een getuigenverklaring af te leggen, hebben verklaard zat zij "ein tijt geleden" op bevel van hertog Karl van Gelre naar het Averquartier zijn gereisd om daar aanwezig te zijn bij een beleid tussen de inwoners van Elmpt, Swalmen en Asselt. Hierbij waren ook de vijf drosten van de hertog aanwezig, namelijk Wilhem van Vlodrop, drost te Monfort, Loeff van Eegeren, drost te Gelre, Johan Witenhorst, heer ter Horst en drost van het land van Kessel, Frans Vosch, drost van het land van Kriekenbeck, en Henrick Schenck, heer te Walbeck en drost te Wachtendunck.
Het beleid was nodig omdat die van Elmpt de geërfden van Swalmen en Assel niet wilden toestaan om beneden aan de bos heide te maaien of turf te steken. Die van Swalmen en Asselt waren van mening dat zij dit recht wèl hadden en ook altijd hadden gehad, hoewel ze een jaar of vijf, zes hiervan waren weerhouden door die van Elmpt.
Bij het beleid werd door de drosten en door de getuigen, als vertegenwoordigende raden van de hertog, uitgesproken dat de geërfden van Swalmen en Assel de heide beneden aan de bos en de turf naar oude gewoonte zouden mogen gebruiken en dat beide partijen zich als goede naburen moesten gedragen, totdat de hertog of zijn raden tot een andere oordeel zouden komen.
GA Roermond, Handschriftenverzameling inv.nr. 15: Cartularium Schenck van Nydeggen, fol. 51.
13 maart 1545
BAARLO ‑ Met Kiespenninck vernieuwt de leeneed van de hof genaamd de Hoffacker te Baerle.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 141.
Zie 27-9-1538 en 19-6-1556.
4 april 1545
BEESEL - Brief van Dirk van Mylendunck aan Peter Hoeuft,
rentmeester van het ambt Montfort, inzake het bodeambt te Swalmen en Beesel
alsmede de kosterie te Asselt.
“Myne fruntliche groess myns vermoege zo voren besunder ..eifflich Rr gunstige getk… nae aeffsterff Telen van Asselt selich hait myne gr .. hertzoch Karll hertzoch zo Geller .. hoch loblicher gedechtenyss meyster Derich Meitzmecher burgeren zo R[uremun]de myt beyden baden ambteren zo Besell ind zo Swalmen myt der custerien zo Asselt begyffticht ind brenger dys ist beyde deser vorss. eyne lange tzyt bys aen her substituit zo Besell geweyst ind hait jaerlichs van den selbigen v malder roggen geyffen moessen ..lycht gedachter Metsmeyster [sic] aen der pestelentz in doetz worden ind de huysfr. myt tzweyhen kynderen ist dyssmaels ouch aen der selbige krenckten in Got verstorffen, vermoedes deser yetziger kranck.. werde es oich niet lange verhaltten, weyr nu saech gedachter Metzmeyster oich versterffen wurde so sege ich brenger dyss van gunstigen hertzen gerne zo den bade ambt gefordert want he myner fruntlicher moeder der fraue we[duwe] van Goer selich kemmerlinck geweyst, ind sych in yren deinsten ind oich volgens in deinst des baede ambtz niet anders dan eyrligh ind froemelichen gehaltten hait der wegen ist myne fruntlich begeren dwyll ich gerynge kontschaff by dess ytzygen regierenden raede haeff yr wyllet allen moegelichen vleys voerweinden das he virt myt gedachten baede ambt guetlichen versehen moicht werden, uff das he synre cleyn kunder (der x ist) debassererende moege
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 174 (verfilming 232/544).
4 april 1545
op paesavent anno xlv
BEESEL - Aanbevelingsbrief van schepenen van Beesel voor
NN voor het opnieuw bekleden van het bodeambt.
“Wyr begeren demotelich van U.L. dat yr soe wael doen wylet om alles verdynst ind synen desen knecht brenger dyss bryfs behelpelych yn allen sacken hy U.L. wael toe kennen geven sall want hy eyn froem deyner onss kyrspels gewest is ind noch is ind hefft dat baedt ampt x off xij jaer erlich bedynt ind synen pacht daer van heeft moeten geven ind en huyss voele cleyner kynder heeft ind dye gan myt eren op kerken soler, soe dan der selviger dat baetampt gehaedt hefft yn groeter krenghden lycker ind to beduncken staeyt neyt op staen en sall dat U.L. soe wael wyllen und hilffen desen vurss. knecht aen dat baedt ampt ir sulet daer goedes loen an verdeynen ind wyr wyllent an U.L. verdeynen myt allen onsen vermoegen by dage ind nacht heyr myt goede be… geschreven op Paesavent anno xlv.
[w.g.] Henrych Salbert [sic; lees: Slabbers], Heynken Borskes, Peter van derr Hoeven ind voert dye gemeyn schepen ind naberen der dynckbanck van Besell.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 174 (verfilming 233/544).
6 april 1545
op maendach nae den heiligen paischdach
BEESEL - Missive van Peter Heust, rentmeester te
Montfort, aan het Hof ter aanbeveling van brenger dezer voor het bodeambt van
Beesel en Swalmen. De tegenwoordige bode heeft de pest en zal wel sterven.
Hierbij twee aanbevelingen van de drost en de schepenen van Beesel d.d. 4 april
en twee brieven van 8 april van de schepenen van Beesel en van de sollicitant,
houdende bericht, dat de bode is overleden.
“Edell unnd waell geboren erentvester vroeme, wise unnd vursichtige besundere lieve heren, gunstige vrundt ind gebiederen mijn gen[adigen] lieve heren hartouch Kaerll hoichloefflicher gedachten, hefft hierbevoerens beide die baide ampten van Besell und Swalmen inden ampt van Monffort gelegen eynen burgeren van Ruremunde gegeven, der welcke dan nu aender pestilen[…] kranck lycht, innd sijns levens oick nyett waell langher to vermoeden en is, unnd der drost unnd die naebuyren aldair, den desen gueden armen gesellen brenger van desen der welcke dat ampt van des burgers vurss. wegen eyn tijt lanck bedient, innd sich vroemelick unnd eerlick soe waell tegen den drosten alss van wegen sheren, alss oick tegen die naebuyren gehalden hefft, dair mit (soe verne die burger vurss van deser krencten afflivich wurde) gerne begiffticht segen, allet wie U.Gn. gonsten und lieffden, uitter hier.. ingelachten schriften allenthalven sullen hebben to vernemen, begere ick dairom vruntlick, ter wiell beide die baidt am[ter nyet vuell op sich en hebben, dat U.Gn. gonsten und L. willen helpen versuegen aen mynen gen[adigen] heren den stadthalder (offt saeck were dat der vurss. burgeren tesenmaill afflivich wuerde) dat desen armen geselle dair mit begifftlicht moeghe werden, off dat verners sulx nyet vergeven en werde, ick en heb dan yrst bij mijnen genadigen heren und den raiden gewest, und den selven deshalven allen clairen bericht gedaen, dair aen sullen U.Gn. G. und L. vurss. Godt wel doen, ind will ick teijndens den loen van Godt altijt onderstain te verdienen, umb die selve U.Gn. G. innd L. die Godt allemechtich tot langhen tijden vaelick ind gesonth bewaren moet. Gescreven op maendach nae den heiligen paischdach anno Cr. xlv.
[w.g.] Onderdaen unnd bereiden dienere ind vrunt Peter Hueft rentmeyster toe Monffort.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 174.
8 april 1545
BEESEL - Pleidooi van schepenen en inwoners van Beesel om Jan Flegels aan te stellen als bode van Beesel.
“Leyff … meyster Peter … ryntmeyster gunstigs gnede … wyr haeven U.L. geschreven als veir Jan Flegels onsse baiden so bestrien wyr dat etliche van Ruremundt d… ons werven beg.. andermael van U.L. Xv soe wael doen wyllen ind sy.. denn selvigen Jannen onss boede behelpelich om alles onss verdynst wyll heyr mytt goede bevelen geschreven des gonsdaechs nae Pasde… anno xlv.
[w.g.] Schepen indd gansset gemeynt des kyrspels van Besel.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 174 (verfilming 233/544).
8 april 1545
BEESEL - Missive van die van Roermond aan de stadhouder ter aanbeveling van hun dienaar Dyechen van Cruchten voor het bodeambt van Beesel en Swalmen.
“Waelgeboorenn ind edele genedige heren, nae aeffsterven unses ingese[tenen Derich] Metzmecker is dath baedtampt thoe Besell in den aempt Mommffort […] genaedt als stadthelder der Romscher kerch […] thoe vergeven […] wyr van unsen dienre Dyechen van Cruchten aingesicht ind […] mit vurschrifften aenden urt geraeden voirderlich te sijn,,. wilch[…] truwen diensts haloven niet hebben konnen verseggenn, […] schen inde begyfftigen wyllen wije mitten selvigen al[…] gehalden sijn, erkenne Goth almechtich der uren genaeden […] sparenn wyll. Gegeven den viij aprilis anno xlv.
[w.g.] burgermeister, scepen ind raedt der stadt Ruremunde.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 175.
13 april 1545
BEESEL - Missive van de drost van Montfort aan het Hof ter aanbeveling van brenger dezer voor het bodeambt van Beesel.
“Wyrdige hochgeleirte ind eyrntfeste froeme leben heren ind gunstige gutte frunde, Nachdem das baede ambt zo Besell durch doetlichen aeffganck Dederichs Metzemechers burgers zo Ru[emun]de erledicht ist worden ind want tzeyger dyss myner fruntlicher leiffer moeder der frauwe van Goer selich getruwe deinre ind keimerlinck eyne lange tzyt van jaeren geweyst, ind volgens berort ambt voer eyne jaerliche pension bys aen aen heden truwelich ind gehoersamlich bedeint, ind myt vylheden kynderen belaeden ist, so sege ich umme seyns truwen deinst halffen gerne gefordert, den wegen steyt zo U.W. ind L. myne gansse flysyghe byt de wercken der barmhertzycheyt zo bewyssen ind dess armen froemen gesellen gunstich ind behelfflich zo syn he myt obemelten ambt gneitlich begyffticht moege werden das selbige wyll ich geflyss weder um […]gen U.W. ind L. zo verdeinen, dwyll nu U.W. ind L. myr der va… ge… anwestat supplication.. belangen yre vermeynde […] bevoert zu geschyckt, de selbige ich den lantschaffen myns ambtz umb die selbige zo verantwortten zo geschyckt, ind want dan ich van den selbigen bys aen heden unbeantwort verbleyffen kan ich dyssmaels oich neit beantwortten U.W. ind L. de den almechtigen by eyner gunstigen wederantwort ind myt erbedung mijns gantz guitwylligen deinst befaelhe.. sijn. Gescreven den xiijten aprilis anno xlv.
[w.g.] Dederich heren zo Mehscendunck zo Draechenfeltz ind zu Meyderich, drost zo Montfort.”
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 176. (verfilming 226-238/544). Zie idem No. 177: Missive van den drost aan den Stadhouder over dezelfde zaak
14 mei 1545
BEESEL ‑ Ten overstaan van de schepenbank van Beesel en Belfeld ruilt het klooster Maria Weide land met Arnt van Dursdael, waarbij het klooster ½ bunder akkerland aan de Vredeberg verwerft.
RHCL Maastricht, Klooster Maria Weide te Venlo, inv.nr. 41; voorheen magazijnlijst nr. 210; charter met 1 zegel.
14 mei 1545
Missive van de stadhouder aan de heer van Elmpt, dat hij in Roermond moet komen om de beweringen van de bezitters van "uytwelsche gewelden" op het Elmpterwald en van de vrouw van Hillenraedt te weerleggen (zie no. 135).
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 187.
28 mei 1545
LOBBERICH - Gaert van Boicholt vernieuwt de leeneed van de hof to Broick, gelegen in het kerspel van Lobbroeck.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 49.
Zie 18-10-1538 en 21-3-1552.
30 mei 1545
HINSBECK ‑ Gaert van Boeckholt vernieuwt de leeneed van Muterkenshof onder Hinsbeck gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 55.
Zie 14-3-1543 en 23-5-1571.
1 augustus 1545
ELMPT / SWALMEN - Missive van den stadhouder aan den heer van Elmpt, dat zijn tegenpartij een nieuwe verhoorsdag heeft verzocht, daar hij het gegeven reces in zijn voordeel uitlegt; dat mr. G. Renoy binnenkort de "stritige"plaats zal komen bezichtigen en de partijen horen en, zo mogelijk, verenigen; en dat hij in de tussentijd niets tegen de partij moet doen en het reeds gedane intrekken. (Zie no. 187).
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 212.
27 augustus 1545
HINSBECK - Johan van Greefraedt bekroont voor het gerecht dat Luck Boenen [overl. nov. 1549] is beleend met de hof te Hinsbeck genaamd Sijmen Otten hof, waarvan Johan wegens zijn moeder berechtigd meent te zijn. Johan wordt nu beleend.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B 2694, fol. 37vs.
In dit proces wordt ook genoemde sterfdatum van Luck Boenen genoemd. Hij was vermoedelijk een zoon van Peter Boenen, zwager van Johan van Greefraedt.
8 september 1545
BEESEL-LEEUWEN ‑ Henryck Dutsen en zijn echtgenote Wilhem verkopen een rente van 6 Gelderse goudguldens voor 100 van diezelfde guldens aan gravin Ursula van Eberstein, en stellen tot onderpand 5 morgen land te Beesel in de Hoeven gelegen.
RHCL Maastricht, Familie-archief De Meer d'Osen, inv. nr. 9; charter.
Zie 19-3-1546.
donderdag 10 september 1545
"op donersdach ... Natinitatis Mariae"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerart van Holtmollen en Thijs Haghen wordt Aelof Waltos, mede namens zijn metgedelingen, beleend met het vierde deel van de Natter tiende zoals deze van ouds in het kerspel van Breiell is gelegen, als manleen.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6vs.
donderdag 10 september 1545
"op donnerstagh ... Natinitatis Marie"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerart van Holtmoillen en Matthijs Haghen wordt Johan van Sprinckenhaeven beleend met de smalle Natter tiend te Nat. Wil iemand anders van de kinderen worden beleend, dan mag Johan het leen overdragen "mit einer flessen wyns".
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6vs.
maandag 21 september 1545
"op S Matthijs tagh"
BREYELL - Ten overstaan van de leenmannen Gerit van Kessel genaamd Roffert en Henrick van Barrevelt wordt Godart in gher Rae zu Venlo beleend met de Natter tiende, zoals wijlen Herman Janen deze eertijds had ontvangen.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 6vs.
woensdag 23 september 1545
"des goensdags nae S Mattheus dach"
DÜLKEN - Ten overstaan van de leenmannen Arnt to Ryt en Gylis to Lemis wordt Dieryck gen Endt beleend met een stukje land zoals Arnt to Birken dit eerder had ontvangen, namelijk 6 morgen land met een voorhoofd en een zijde aan Johan ghen Neden, het andere voorhoofd aan Theis B...n en de andere lange zijde aan de Crutzwegh die van Amor [Amern] naar Dulcken gaat.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 12vs.
20 oktober 1545
HORN / ASSELT - Ten overstaan van Aert van Waes als stadhouder en Johan van Baexen en Willem van Edingen als leenmannen van Horn draagt Joost van Meersen het leengoed te Assel inclusief de kapoenen en tijnzen daartoe behorend, zoals Joost dit in leen houdt van de vrouwe van Horn, over aan zijn broer Jacob van Meersen.
Schloss Haag, inv.nr. 261, fol. 56; afschrift uit het Horns leenregisters folio 304 verso.
21 oktober 1545
ASSELT ‑ Maximiliaan van Egmond, graaf van Büren etc, beleent Willem Merten Tesserszoon met de tol te Asselt op de Maas.
Schloß Haag: inv.
nr. 264; charter.
Zie ook 8-2-1509.
7 december 1545
"des anderendaechs nae sint Nicolaasdach episcopi"
HERTEN-OOL ‑ Henrick van den Broeck, richter, Aelman Heynemans en Christoffel van Wessem en verdere gemene schepenen van Herten en Ool verklaren dat Adolph van Waltbossche genaamd Baerle met toestemming van zijn vrouw Anna van Brey een erfrente van 9 Hornse postulaatsguldens ten laste van zijn gehele hof te Ool gelegen tussen de erven van Ruuten en Peter Nolens, welke hof Anna is toegevallen bij erfdeling, heeft verkocht aan Johan van Lomme. De rente kan worden afgelost met 180 gelijke guldens.
GA Roermond, Oud Archief, inv.nr. 1426, fol. 44-45; regest nr. 1158.
Gedrukt in: Limburgs Jaarboek 1928, blz. 81-83. De familie van Waltbossche of Van Waldois was in de vroege 17e eeuw medeeigenaar van hoeve de Schei te Reuver-Leeuwen. Zie december 1622.
1545 en later, z.d.
BEESEL EN BELFELD ‑ Heynrich Bonenbecker, als voogd van Seger Gregorius, klaagt Derick van Beringen aan wegens een onrechtmatige vordering op een goed genaamd Menseners Hoff, dat Henrich (als voogd) als naaste erfgenaam heeft geërfd en in (15)45 ten overstaan van schepenen in bezit heeft genomen.
Derick van Beringen heeft, toen hij vruchtgebruiker is geworden van de visserij en een boerderij te Venloe, deze niet ontvangst heeft genomen en deze goederen en renten zijn later door Henrich verkocht zonder dat Derick hiertegen heeft geprotesteerd. Omdat Derick zodoende geen aanspraken heeft laten gelden op deze Venlose goederen, hoopt Henrich dat hetzelfde moet gelden voor de boerderij te Besell.
Jan Rouwen, als voogd van Derick van Beringen, stelt dat de visserij en de boerderij in Venloe inderdaad gedeeld is en verkocht, maar dat hiertegen binnen een jaar is geprotesteerd. Toen Jan als voogd heeft gehoord dat, toen vruchtgebruiker Jan Leiendecker op zijn sterfbed lag, deze tegen zijn biechtvader en in aanwezigheid van zijn naburen heeft verteld dat Menseler Hoff aan de erfgenamen van Derick van Menz zou vererven, wiens dochter gehuwd is met Derick van Beringen. Derick heeft als voogd van zijn echtgenote zijn erfdeel vervolgens opgeëist.
Voogd Jan beroept zich op een magescheid, maar voogd Henrich stelt dat dit niet als bewijsstuk mag gelden omdat 'der hoeff to Mensener' hierin niet wordt genoemd.
Scholtis Lodwich in der Horst (1559-1570) beslist inzake het proces tussen Seger Gregorius enerzijds en Derick van Beringen anderzijds aangaande Mensener Hoeff, waarvan wijlen Johan Leiendecker het vruchtgebruik heeft bezeten. Seger Gregorius wordt weliswaar genoemd in het als bewijsstuk overhandigde magescheid, waarbij alle goederen worden gedeeld die door hun vader en moeder zijn nagelaten, maar Menseners Hoeff wordt hierin niet met name genoemd. De partijen moeten hun bloedlijn bewijzen en hoe de boerderij in bezit van de vorige eigenaar komt, omdat uit het magescheid niet blijkt of het een "gegolden, gewonnen, aengestorven off aengehilicht' goed betreft. Zolang geen van beide partijen het bewijs kan leveren zal de boerderij in handen blijven van Zijne Keizerlijke Majesteit. De schepenbank doet overeenkomstig uitspraak.
Henrich als voogd verklaart naar aanleiding van de verklaring van heer Jan van den Camp, de biechtvader van wijlen vruchtgebruiker Jan Leyendecker, dat Derick van Mentz erfgenamen de boerderij zouden moeten erven, dat Segers echtgenote daarop aan Jan heeft gevraagd wie deze erfgenamen zouden zijn, waarop de stervende had gezegd: "Wilt ir kynen ich seet uch tegen eyn".
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 484, procesnr. 3096. Bewijsstukken (waaronder magescheid) ontbreken.
1546
14 februari 1546
VENLO ‑ Stass Leyendecker en zijn echtgenote Anna verkopen een erfcijns van 5 Hornse guldens per jaar aan de Meester van de H. Geest ten behoeve van de armen van Venlo.
GA Venlo, Inventaris van de archieven van de provisoren van de Tafel van de H. Geest; van het Bureau de Bienfaissance; en van het R.K. Armbestuur te Venlo, inv.nr. 212.
19 maart 1546
BEESEL-LEEUWEN ‑ Eigendomsbewijs ten behoeve van Johan van Cruchten en zijn vrouw Rycka van Leuven, burgers te Venlo, van 5 morgen 19 roeden akkerland in der Houven te Beesel gelegen, een lange en een korte zijde naast jonker Claessens land en de andere korte zijde naast jonker Van Duersdals erf, afkomstig van Henrick van den Kamp, zoon van Thijsken Duytzschen.
RHCL Maastricht, Familie-archief De Meer d'Osen, inv. nr. 10; charter. Zie 8-9-1545.
Rycka was een dochter van Godefridus Hoytman alias (van) Lewen, zoals blijkt uit RHCL Maastricht, Archief Kessel-Keverberg, aanw. Hansen, doos 609, fol. 9vs.
23 maart 1546
ARNHEM / VENLO - Missive van de stadhouder aan de magistraat en de tollenaar van Venlo, dat zij moeten beletten dat de schepen en vlotten aan de overzijde van de rivier landen - hetgeen vaak tot nadeel van de tol strekt - tenzij dit volgens oud recht en gebruik geschiedt.
Gelders Archief, 0124 Hof van Gelre en Zutphen, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 1044.
1 april 1546
SWALMEN - Missive van het Hof aan Anna van Vlodrop (weduwe Schenck), vrouw van Hillenraedt, dat zij moet zorgen, dat de pastoor van Swalmen recht zal geschieden.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 301.
25 mei 1546
SWALMEN - Missive van de stadhouder aan de vrouw van Hillenraedt, dat zij haar schout (d.w.z die van Swalmen) moet gelasten ten behoeve van Jacob Tesser, wonende te Weert, de bewuste executie te doen.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1044, No. 340.
18 juli 1546
REGENSBURG - Gehuwd: Willem, hertog van Kleef, Gulik en Berg, heer van Ravenstein (zoon van Johan III, hertog van Kleef, Gulik en Berg en Maria, erfdochter van Gulik en Berg, geboren te Kleef 28 juli 1516, gestorven te Düsseldorf 5 januari 1592, begraven aldaar in de St.-Lambertuskerk 10 maart 1592) en Maria van Habsburg (geboren te Praag 15 mei 1531 en overleden te Hambach 11 december 1583).
Driessen, Belfeld blz. 33.
21 juli 1546
ELMPT ‑ Willem van Erp genaamd Warrenborch, als erfgenaam van zijn moeder Berta van Brempt, wordt beleend met de laatbank te Elmt gelegen met toebehoren. Zijn zoon Gadert van Erp genaamd Warrenborch is zijn hulder.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 109.
28 juli 1546
VENLO - Arent Vinck heeft 3½ malder rogge erfpacht te Sevenhem gelegen, afkomstig van wijlen Gerit van Greveraedt, verkocht aan Peter Boener Henrickszoon. Johan van Greveraedt heeft tegen deze verkoop geprotesteerd en "eijn schreckungh gedaen". Naar aanleiding van dit geschil zijn als scheidslieden aangewezen Johan van Lom en Peter 't Putz voor Arnt Vinck, en Thijs Haegen Schoultz (scholtis?) te Venlo en Wilhem van Oeijen voor Johan van Greveraede. Hierbij is bepaald dat Peter Boener ten behoeve van Johan van Greveraede afstand zal doen van de helft van deze erfpacht. De andere helft, die Arnt Vinck toekomt, zal Jan van Greveraede krachtens dit magescheid mogen lossen en betalen aan Peter Boener voor dezelfde prijs die deze daarvoor betaald had. Omdat Arnt Vinck bovendien 3 mark in het gericht van Venlo heeft verkocht, waarop Jan van Greveraede ook gedeeltelijk recht heeft, is bedingd dat deze verkoop van kracht blijft, maar dat Johan 3 daalder zal ontvangen van Arnt. Peter Boener verkoopt zijn deel in de erfpacht aan Johan van Greveraede, die hiermee de alleen-rechten krijgt. Op verzoek van partijen wordt de akte mede bezegeld door Lenart van Beeck.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B2694; proces Judith de Haen versus Johan van Greefraedt c.s. ca. 1585, eenvoudig afschrift op papier.
19 september 1546
SWALMEN ‑ Dederick van Cruchten, schout van Roermond, Johan van Lomme en Willem van Haushaven namens de Karthuizers van Roermond enerzijds, en jonkvrouwe Anna van Vlodrop, vrouwe te Hillenraide, Arnt van Dursdaill en Johan Segers namens de naburen van "gen Raide" anderzijds, scheidslieden, treffen voor pastoor, scholtis en gerecht van Swalmen een vergelijk in het geschil tussen beide partijen, aangezien de naburen het Moethagerbos vroeger als gemeente gebruikten en er vee dreven. De Karthuizers blijven in ongestoord bezit; de naburen zien af van hun rechten; en de Karthuizers schelden de erfrente van 8½ Hornse guldens ten laste van het kerspel en de kerk van Swalmen kwijt.
G. van Bree: Regesten van akten betreffende Roermond en omgeving, nr. 1769; = RHCL Maastricht, Archief Karthuizers, inv. d'Hoop, nr. 18.499.
15 december 1546
TEGELEN ‑ Rutger van der Horst, als erfgenaam van Claes van Nijvenhem, wordt beleend met de hof te Wylre onder Tegelen gelegen.
Na overdracht door Rutger voornoemd wordt Johan van Erp genaamd Warrenborch hiermee beleend.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 106.
Zie 21-3-1544 en 26-1-1557.
1546, z.d.
BEESEL EN BELFELD ‑ Voor de schepenbank Beesel en Belfeld wordt een procesgevoerd tussen Peter Cuypers van Vlodorp als voogd van Goert van geyn Scheyd enerzijds tegen Jan Hinssen, betreffende een erfpacht van 1 sester rogge gevestigd op Lengenshof (te Belfeld?):
Cuyper van Vloedrop als momber van Goertt van geyn Scheyd beklaagt zich over Jan Hinssen en eist van hem 1 sester rogge uitgaande van Lengens goed, zijnde een deel van 2 malder die Hil in geyn Rit krachtens brief toekomen.
Peter van der Groten Hoeven, Peter van Belfent en Jan Vlegels, respektievelijk schepenen en bode, getuigen op verzoek van Cuypers dat Wilm aen geyn Broec, "naeman" van Hil aen geyn Ryt, onder ede voor hen verklaard heeft dat hij Lengens goed enkele jaren geleden "gewonnen" heeft en dat hij voor "dat gruen onde dat voer" jaarlijks 2 malder rogge moest geven aan de schoonouders van Jan Hinssen. Omdat deze schoonouders geen vee hadden (op deze boerderij?), zijn de 2 malder rogge gecompenseerd ("tegen den anderen stil ghestanden") met een erfpacht die de kinderen van Hil in geyn Ryt op de boerderij hadden. Wilm trof deze regeling aan toe hij "die moeder ghehadt heeft" en deze was nog van kracht toen hij weer vertrokken is.
Peter van Belfent als schepen getuigt dat hij enige tijd geleden in de kapel gezien heeft hoe Wilm aen geyn Ryt een briefje tevoorschijn heeft gehaald ("eyn seelken ut synder kesten gehaelt heeft") en dit in bijzijn van Jan Hinssen aan heer (pastoor) Jacop heeft laten lezen. Deze brief betrof een erfpacht van 2 malder rogge, losbaar met 20 gulden à 20 Kaerle stuivers per malder. Heer Jacop had de brief na voorlezing aan Jan Hinssen overgedragen. Cuyper eist dit bewijsstuk van Jan Hinssen op straffe van 100 gulden.
Wilm aen geyn Ryt getuigt dat noch zijn schoonmoeder, noch hijzelf, noch Jan Hinssen het goed gewonnen heeft, maar dat hem bij zijn huwelijk met de dochter van Hyl aen geyn Ryt een van de 2 malder gegeven is. Het andere malder is aan zijn "zwegerling utghericht"; na de dood van zijn "zweger vrouw" heeft hij het land 6 of 7 jaar behouden en haar aandeel na het overlijden van de moeder betaald.
Cuyper als momber overlegt een brief met de volgende punten:
- Jan Hinssen en zijn vrouw Tryn enerzijds en Wilm aen den Broec en diens zoon Koenert en diens echtgenote Aellet anderzijds hebben een deling getroffen betreffende het ¼ deel van Lengens hof;
- deze regeling betrof ook het vee dat bij dit ¼ deel hoorde;
- uit het feit dat in deze brief ook een erfpacht van 2 malder vermeld werden, kon gevoeglijk worden afgeleid dat deze pacht niet was afgelost.
- omdat Jan Hinssen de boerderij nog in gebruik heeft, is hij 2 vat rogge verschuldigd aan de vrouw van Goert van geyn Scheyd, omdat deze net zo goed erfgename is van deze 2 malder rogge als de vrouw van Heynric Slabberts.
Jan Hinssen beroept zich op 32 of 33 jaar gebruik van de boerderij zonder dat dit aangevochten is en stelt dat klager niet kan bewijzen dat hij gedurende deze periode niets heeft ontvangen.
Kuyper overlegt een brief waaruit blijkt dat Lengens hof belast is met de omstreden erfpacht. Johan Hinssen vecht deze brief aan als bewijsstuk, omdat het een delingsbrief betreft en geen erfbrief (lees: obligatie). Het bevreemdt hem zeer dat betaling van een pacht wordt geëist die 33 jaar lang niet werd gevorderd.
De getuigen zijn volgens hem ofwel verwant of getuigen alleen van horen zeggen, waardoor hun verklaringen waardeloos zijn. De brief die heer Jacop van Engelen volgens Peter van den Cleyner Hoeven (sic) aan Johan Hinssen had gegeven, betrof niet de erfpacht die Kuyper eist. Ook wanneer Kuyper een brief had gehad, door er langer dan 30 jaar geen gebruik van te maken, zijn de rechten van deze brief volgens landrecht vervallen ("solden dat sleppers sijn nae den lantrecht").
Jan Vlegels, gerechtsbode, Heyn Engels, Peter van der Groter Hoeven, Geraet Royver en Peter van den Kruytsberch getuigen ... (doorgehaald).
Peter Cuyper eist van Jan Hinssen een bewijs dat hij de erfpacht die in de eerder genoemde erfdeling wordt vermeld, heeft afgelost.
Slabbert getuigt dat hij tot op heden zijn sester rogge heeft ontvangen als het 1/6 deel van de omstreden 2 malder.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 483, procesnr. 3059. Eis toegewezen door Hoofdgerecht Roermond.
Zie 19-11-1549.
1547
2 juni 1547
Missive van de stadhouder aan Anna van Vlodorp, vrouw van Hillenraede, houdende verzoek om aan die van Montfort afschrift te verstrekken van de onder haar berustende brieven, die betrekking hebben over het geschil tussen hen en Roermond over het recht van bier brouwen (zie no. 514).
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 549.
vrijdag 3 juni 1547
"den 3 tagh Juny"
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen Matthijs Haeghen en Gerart ingen Raeij wordt Matthijs Roffartzsoen beleend met het gedeelte dat zijn vader Gerart Roffert had aan de tiende "bij Wylre gelegen und vort streckende nae Tiegelen, glick und mit allen rechten Gerart Roffart die tot synen levedach die gebruckt hefft, niet daer aen utgescheiden".
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 1vs.
vrijdag 3 juni 1547
"den 3 tagh Junij"
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen Mattheis Haegen en Gerart inghen Raede wordt Lenart die Laet beleend met de tiende waarmee Gerart Roffert eerder beleend was en die Gerart voornoemd had gekocht van de kinderen van Evert van Holtmullen, "toch mit voerwarden dat offt Mattheis Roffart seijnen swaeger dat to deel viel inhouder beider scheiding dat to deel viel, dat alsdan die belenongh staen sall op Mattheis Roffart vorss. mit tween veerdel wyns die bewillinghe den lehenheren".
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 1vs.
5 juni 1547
KESSEL - Missive van de drost van Kessel aan de stadhouder,
houdende verzoek om bericht, of Gerrit van Holtmolen c.s. in ongelegenheid bij
Z.M. kunnen komen door te voldoen aan het in afschrift hierbij gaande bevel van
de graaf van Benthem betr. hun leenplicht aan hem. Schrijvers zoon
(schoonzoon?) Boecholtz is bereid 17000 goudgulden voor de pandschap van het
ambt Wachtendonck te betalen. (Zie no. 376)
Hierbij de brief van de graaf van Benthem.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 554.
7 juni 1547
OFENBEEK ‑ Johan van Buren vernieuwt de leeneed van de molen te Offenbeeck, alle Laten die tot de hof en erfenis genaamd de Hof tot Leeuwen behoren, en de visserij gelegen te Beesel in de Maas, die eveneens tot deze Hof behoort, als een Gelders leengoed.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, Overkwartier, blz. 103-104.
Zie 1-4-1539 en 11-2-1555.
8 juni 1547
KESSEL - Missive van de stadhouder aan de drost van Kessel
in antwoord op No. 554. De bewuste personen mogen uittrekken op bevel van den
graaf van Benthem, mits niet tegen Z.M.
De commissaris Renoy verwacht nog een verklaring van de drostin van
Wachtendonck en zal vervolgens verslag doen betreffend de pandschap.
Hij moet de onderdanen van zijn ambt monsteren.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 555.
16 juni 1547
Missive van de stadhouder aan de drost van Montfort, dat hij moet proberen om Heylwich van Holtmoelen en haar tegenpartij te "vergelicken".
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 1045 no. 560.
19 juni 1547
VENLO - Missive van de stadhouder aan de schout van Venlo, dat hij het verbod van wild vangen moet aanvullen met dat van wild schieten en ter voorkoming van brandgevaar met het oog op de vele strooien daken het schieten met roeren in de stad moet verbieden.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 564.
9 juli 1547
NIEKERCK ‑ Johan van Wevert wordt beleend met de Gruythof of hof Op den Dert onder Nykercken gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 12.
Zie 1514 z.d. en 28-7-1563.
maandag 18 juli 1547
DÜLKEN - Ten overstaan van de leenmannen Arnt zu Ryt en Johan Daniels wordt Conrat toe Leymans beleend met een stuk land op de Nette gelegen, zoals zijn vader dit eertijds ontvangen had.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 12vs.
29 augustus 1547
BEESEL-LEEUWEN - Verklaring inzake de deling van Oude en Nieuwe Schei.
Schepenen van Venlo oorkonden dat Gerhard die Groet en diens zwager Thewes Tymmerman als man en momber van Metgken die Groet hebben verklaard dat zij twee bouwhoeven bezitten in het kerspel Biesell gelegen 'met ettliche erff malderen', geërfd van hun overleden ouders. De erfenis werd in twee gelijke stukken verdeeld, waarna Gerard heeft getrokken 'den Alden Hoff dair Mart der bouwman op woent'. Metgen en Thewes kregen als deel 'de Neyen Hoff' met 4 malder en 1 vat rogge te Tegelen als erfpacht.
RHCL Maastricht, Klooster Heilige Geest te Venlo (14.D64), inv.nr. 8-III (ingesealed charter); met dank aan Marcel Dings, Tegelen.
Voor aandeel Tymmermans vergelijk akte dd. 31-12-1563.
24 september 1547
SWALMEN - Missive van Lambertus Mercator, pastoor van Swalmen, over zekere, volgens hem onrechtmatige handelingen van het gericht van Swalmen en de vrouw van Hellenraedt.
Genoemd worden de schepenen Jacop Rochus en Jan toe Middelhaven. De priester klaagt o.a. over een verkoop van een huis en het weghalen van eiken. Tevens vermelding van een overleden kapelaan.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 623 (verfilming 206/283).
26 september 1547
SWALMEN - Missive van het Hof aan Anna van Vlodorp, weduwe Schenck, vrouw van Hillenraedt, dat zij de pastoor van Swalmen moet laten toekomen (‘wedervaren’) hetgeen hem toekomt.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 624.
24 oktober 1547
SWALMEN - Missive van Lambertus Mercator, pastoor te Swalmen, aan de stadhouder, houdende bericht, dat de vrouw van Hellenraedt hem zijn recht nog steeds onthoudt.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 637.
27 oktober 1547
SWALMEN - Missive van het Hof aan de vrouw van Hillenraede ter herhaling van het aan haar bij brief No. 624 gegeven bevel.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 641.
7 november 1547
SWALMEN - Missive van Anna van Vlodorp, vrouw van Hellenraede, aan het Hof in antwoord op No. 641. Zij weerlegt de beweringen van de pastoor en verzoekt op kosten van ongelijk tegen hem te worden gehoord.
Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond (toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen), inv.nr. 1045, No. 652.
woensdag 23 no[vember] 154[7].
DÜLKEN - Ten overstaan van de leenmannen Thomas to Wynckel en Heyn Decker wordt Geryt toe Reyt beleend met alzulk erf en goed dat wijlen zijn vader Arnt to Ryt eerder in leen hield.
- Tevens z.d.: Ten overstaan van de leenmannen Arnt to Ryt en Jelis toe Lemis wordt Heyn Decker beleend met een stuk weiland ("pasch") genaamd Deckers pasch, welk Fryn Ravens placht te hebben, gelegen tussen de pas van Jan Daims en de pas van Jan Meiskens.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 12vs.
Maand en laatste cijfer jaartal niet leesbaar, doch nà 18-7-1547; datum onder voorbehoud.
31 december 1547
VENLO / REUVER - Magescheid tussen Johan van Greefraedt senior en diens broers en zussen, waarbij wordt bepaald dat Johan van Greeffraedt junior samen met zijn oom Art Vijnck en Alet van Greefraedt, zus van Johan senior, de helft van de Schei onder Beesel zouden hebben. Hiervoor kreeg zijn oom van Johan junior het 1/3 deel van het huis op de Kerkstraat en nog 450 daalder, waarop in mindering gebracht 160 daalder en 21 gulden brabants die Johans oom hem nog schuldig was uit de periode dan deze voor hem rentmeester was [wegens minderjarigheid]. Deze schuld was afkomstig van de verkoop van een huis afkomstig van zijn ouders, gelegen op het Schrijchsell te Venlo naast Andriss van Rosteren.
- Tevens zonder datum [na 1551?]:
"To gedenken ehr den hoff gevilt worden is, hebben die herschappen van den Raijer hoffen to Biesell die schmaele tehenden van den laemeren und verckens geheeven, wy sij noch even up den alden hoeffen, sonder up ten Nijen Schije daer die getummer up staen under van de gemeinten aen tho nemen und betalt hebben, wy tgeine theinden van den laemeren und vercken gegeven gelick ouck up Nijen Kamp en Jan Ronden hoeff unde mehr andere nijen erffen daer getummer up staen, und dat uijtter einen brieff den die schepen van Biesell hadden van hertoch Carll van Gelre [vgl. 14-3-1464], dat die schepen van Biesell uhr gemeinten tot etliche bonre uijt geven solden thende frij, hefft der rentmeester waell mit recht daer tegen gewest, und ouck sijn possession genhoemen, sonder schepen urdeill, sonder sijnt die naeberen allet in uhre possession geblieven und umbrecht gewesen unnd mit recht dartegen gewest."
- Tevens zonder datum:
"Noch hebben min oeme und ick verkocht tho Besell aen die Offenbeck 2 morgen landtz vor 60 rider, die 2 morgen ein deell min oem gebuert". (fol. 35vs)
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B 2696; stuk L resp. M.
1547, z.d. ?
SWALMEN ‑ Tewis van Mulcken verheft de Rodebosche tiend te Swalmen e.a. gelegen, zijnde een bundig Horns leen.
G. van Bree: Res Gestae II, nr. 3574. Zie 1558.
1548
3 januari 1548
"dess derden daighz in den loemaendt"
ROERMOND ‑ Johan Boemers draagt als man en momboir van Mericke Schroeders, weduwe van Wylhem van Elmpt, haar vruchtgebruik en recht op een erfrente zoals vermeld in een getransfigeerde akte van april 1530, over aan Wylhem van Elmpt en aan Marten van Oedekyrcken als man en momboir van de zuster van Wylhem van Elmpt, beide kinderen van zijn echtgenote Marrike uit haar vorig huwelijk.
Deze dragen het op hun beurt over aan Johan Goltsteyn, Wylhem van Hushaven en Johan Ziegers als provisoren van de huisarmen te Roermond.
GA Roermond, Oud Archief, inv.nr. 1624, fol. LXXXIX-LXXXIXvs; regest nr. 1167.
Voor Beeselse bezittingen van deze families zie 3-3-1561.
13 maart 1548
ROERMOND ‑ Wilhem Camerich wordt beleend met een huis te Remund op de Steenwech gelegen, genaamd het huis In den Beer, ten Gelderse rechten.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 63.
Zie 1477 z.d. en 15-6-1556.
13 maart 1548
KESSEL ‑ Johan van Holtmeulen wordt na overdracht door Steven Spee beleend met de hof genaamd Puteyck onder Kessel gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 146.
Zie 22-7-1544 en 30-5-1556.
27 april 1548
Missive van de stadhouder aan de vrouw van Hellenraedt en de schout van Roermond, dat zij beslag moeten leggen op de onder hen gelegen goederen van Frederick van Echt, ten einde deze te nopen afstand te doen van zijn te Keulen aangevangen rechtsvordering tegen Otto van Meeckeren over de pastorie te Bergharen, daar deze in strijd is met de privilegiën van deze landen.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 732.
5 juni 1548
BEESEL EN BELFELD ‑ Burgemeester, schepenen en raad van de stad Roermond verlangen van stadhouder, kanselier en raad in Gelderland, dat een dag zal worden vastgesteld voor bezichtiging van de omstreden plaatsen (inzake de strijd tussen Beesel en Belfeld enerzijds en Bracht en Kaldenkirchen anderzijds aangaande rechten in het Meerlebroek).
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
7 juni 1548
BEESEL EN BELFELD ‑ Burgemeester, schepenen en raad van de stad Venloe geven aan de raad van de Keizer te kennen, dat de Venlose burgers die in Biesell en Belffent zijn geërfd, zich zeer beklagen over het grote onrecht "van die van Besell geschiedende".
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
8 juni 1548
Missive van het Hof aan de drost van Montfort, dat hij moet trachten een vergelijk tussen Catharina van Holtzmolen, weduwe Lynzenich, en haar tegenpartij tot stand te brengen.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 760.
13 juni 1548
BEESEL EN BELFELD ‑ De hertog van Gulich etc. stelt Zijne Keizerlijke Majesteit voor om zijn raden naar het Overkwartier te sturen om daar samen met de raden van de Keizer de "gebreecken" te bezichtigen tussen die van Besel en die van Bracht.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
14 juni 1548
Missive van het Hof aan Lambertus Mercator, pastoor van Swalmen, dat hij maandag a.s. moet verschijnen om tegen de vrouw van Hellenraedt te worden gehoord.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 768.
22 juni 1548
SWALMEN - Missive van het Hof aan den heer van Elmpt, dat op maandag a.s. de bezichtiging zal plaats hebben van de plaatsen in Elmpter wald waarover geschil bestaat tussen hem ter ener en de geestelijke en wereldlijke machten en die van Asselt en Swalmen ter andere zijde.
Gelders Archief, toegangsnummer 0124, Hof van Gelre en Zutphen, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 1046, No. 778; zie ook idem No. 780.
26 juni 1548
Brief van het Hof aan graaf Arnt van Benthem als leenheer, ter ondersteuning van Catharina van Holtmoelen, weduwe van Lynzenich, om haar het leenrecht te openen tegen Jasper van Dalen betreffend een goed in het ambt Montfort.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan uitheemsen, inv.nr. 1065 no. 815.
1 juli 1548
MAASNIEL - Er wordt een 'caerte figuratief' opgemaakt van de omstreden Luijsencamp bij Maasniel.
RHCL Maastricht, Hof van Gelder te Roermond, Gerechtelijke stukken, port. 450; proces door die van Maasniel, Leeuwen en Asenray tegen die van Elmpt.
Zie o.a. akten d.d. 13-8-1548 en 17-9-1711.
6 juli 1548
"Geschiet tot Gelre den seesten Julij a° xvc achtenviertig"
SWALMEN - Er is een geschil geweest tussen de weduwe van Christoffel Schenck, vrouwe tot Hellenrade en de gemene naburen van de kerspels Swalmen en Asselt enerzijds, en de heer van Elmpt anderzijds, 'herkomen uit die duisterheit van etzliche worden staende in sekere reces van dato des 2ten daegs Maij anno xvc xxxix', waarvan de heer van Elmpt 'sustineerde behoren verstaen te worden van seker ven end gemeinte gelegen tusschen den Berendunck end den bergh daer t'gerichte van Elmpt up staet, end niet van der gemeinten gelegen aen d'ander side van den selvigen berge streckende nae die Vijff Eiken', waarvan door die van Swalmen en Asselt nooit gebruik is gemaakt 'noch iewerlt geweest en hadden', maar enkel door die van Elmpt zoals ze zelf hebben verklaard.
Volgens de weduwe en haar aanhangers moet onder de plaats genoemd in het reces worden verstaan 'van beide die vurschreven gemeinten off plaetzen, end dat si ouck in den gebruick derselver altijtz geweest hadden mit uitsluitungen van den van Elmpt.'
Om een eind te maken aan dit geschil hebben Frederich van Keppel, heer tot Verwolde, meester Joest Cranenvelt en meester Johan Gielis, als keizerlijke raden in het land van Gelre, opdracht gekregen 'totter besichtunge der vurschreven streitiger plaetzen' en om beide partijen te verhoren en inlichtingen in te winnen.
Deze raden bepalen heden, na bezichtiging in bijzijn van beide partijen en verhoren van enkele getuigen, dat de onderdanen van Swalmen en Asselt de eerdergenoemde 'stritige plaetzen strecken nae die Vijff Eiken allein sullen gebruicken, tot aen die culen aldaer bij de vurss. verordente commissarissen beneden den Hertskens wegh beteikent so wel als sij gebruicken end altijtz gebruickt hebben dat vurschreven ven end plaetze aen den Berendunck gelegen, ter tijt tu, dat mit beteren bescheide dieser saken halven anders erkant sal werden, den van Elmpt end einen yederen in anderen saken vurbehalden sijn gerechtigheit, so wel belangende die bepalinge van der heerlicheit van Elmpt, als anders.'
RHCL Maastricht, Familiearchieven, V509 (Archief Hillenraad - Cartularium Schenck van Nijdeggen), fol. 46.
6 juli 1548
Missive van het Hof aan de heer van Elmpt ter ondersteuning van een verzoek van die van Roermond om in het Elmpter wald 100 wagens lange heide te mogen maaien tot het stoppen en onderhouden van hun dijken en batten.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 802.
6 juli 1548
SWALMEN EN ASSELT ‑ Uitspraak van het Hof van Gelre over de vraag in hoeverre die van Swalmen en Asselt de heide op het Elmpterbosch mogen gebruiken.
RHCL Maastricht, Dokumentatie D274: Inventaris van o.a. Bleijenbeek, Brempt, Hillenraad, nr. N 63; depot onbekend (gedeelte verdwenen, vgl. ook Schloß Haag).
12 juli 1548
SWALMEN ‑ Schepenen en geërfden van Swalmen en Asselt verkopen 2 bunder heide genaamd die Wijlde Sijde, gelegen binnen hun greppels langs en naast land behorend tot Hillenraede, aan Anna van Vlodrop, vrouwe van Hillenraede.
RHCL Maastricht, Dokumentatie D274: Inventaris van o.a. Bleijenbeek, Brempt, Hillenraad, nr. N 9; depot onbekend (gedeelte verdwenen, vgl. ook Schloß Haag).
Zie ook idem D273 gedeelte Brempt: notitie dat de 2 bunder land gelegen op de Wilde Sijde die op 12 juli 1548 door de gemeente zijn verkocht aan Anna van Vlodrop, allodiaal zijn.
12 juli 1548
SWALMEN EN ASSELT ‑ Richter, schepenen en geërfden van de dingbank Asselt en Swalmen verkopen 2 bunder gemene heide genaamd de Wilde Zijde aan Anna van Vlodorp, vrouwe van Hillenraad. Richter Willem van der A zegelt namens de schepenen, die geen eigen schepenbankzegel hebben.
“Wyr Wylhem van A, richter, Johan Maess, Johan Meus, Johan Aeletz, Gerat Lindemans, Peter Buyrskens ende Johan Raijmekers, schepenen der
dingbanck Assell indt Zwalmen ende voirt geërffden van buyten ende bynnen diewelcke gehorende sijn in der selver heerlicheit vurss.
als mit naemen ende tuenaemen hier nae beschreven van wegen der geistlicheit, der scheffener van den Catusern ende procurator van den Regeleren
ende van den weertlicht Johan van Holtmulen, Derich van Drypt, Marten van Oeen, Henrich van den Gryndt, Wylm van Husshoeven, Johan Ziegers,
Johan Heister,
Arnt Pasfort (?) mit sijnen gedelingt ende Peter Tielen ende voirt sementlich
ingeseten naeberen derselver dingbanck vurss., uuytheemschen
ader inheemschen,
doen kont allen luden indt tugen und bekennen abenbeirlich sementlich ind
ellick besonder vur ons, onssen erven ende naekomelingen overmitz
diessen aepenen
brieff, dat vur wyr mit rijpen raide ende vurbedachten moetwyllen ende
wetenheit in der thijt wyr dess mechtich ende moegent waeren
indt waill mit recht doen muchten, verkoeft hebben der erentfeester ind vromer Anna van Vlodrupp, vrowe tzo Hillenraide, Assell indt Zwalmen
der thijt itz [afkorting] twe boener heiden van unsser gemeynten eyn luttel meer off myn mit allen yren rechten ende tuebehoeren, neit dair aen uuytgescheiden,
soe die diesser thijt liggent sijn bynnen yren graven, langs ende beneven lant tuebehorende dem huyss Hellenraide, geheiten die Wylde Zijde indt
mit eynen ordt schetende up Koelertz kampt, tuebehorende Jan van Elmpts kynderen, indt mitter ander sijden langs ende beneven der gemeyner heiden
vur eyn alike sum gelts nementlich drie hondert bescheiden cuyrfuyrster goltgulden guet van golde, zwair van gewichte, off die gerechte werde dair vur
dair van wyr schepenen, geërffden ende gemeyn naeberen vurss. ons gueder betalingen bedancken als van die vurg[emelte] alike sum geltz van onsser lyver joncferen
vurss. endt welcke vermogen ons gemeyns luyden tho nutz, oirber ende profiet in onssen noeden gelaicht sijn, dairmit wyr schepenen, geerffden ende naeberen
onsse gemeynten tegen die van Elmpt mit verdedinxt hebben, hebben ind dair tue thot unbewanten kuysten sijn gelaicht ind ouch thot forder kuysten meer
uuytgelaich diewelcke ons kyrspell vur thijts tdoen heeft gehadt ind dairom hebben wyr schepenen, geërffden ende gemeyn naeberen vur ons, onssen erven
end naekomelingen die vurg[emelte] twe boener lantz ons unterft overmitz diessen brieve ind hebben onsse getrowe joncffer, yren erven ende naekomelingen vurss.
dair inne gesat indt geërft alse recht gewoentlich is, das vurgemelte Anna van Vlodrupp onse getrowe joncffer die vurg[emelte] twe boener lantz van
onsser gemeynten bepoeten laiten ende beseyn macht ind allen yren vrijen wylle ende gadinge dair mit tdoen, gelich yren anderen properen erffen indt
gueden, sonder enich tegenspreken, hynder off tegen tdoen, ons unsser erven offte naekomelingen die also dat vurg[emelte] twe boener ackerlans van onsser gemeynten
des jairs geldent sullen blijven dem lantheer eynen raider albis vur eynen thijns pennynck, soe gelaiffen wyr schepenen, geërffden ende ingeseten naeberen
vurss. malix in
sonder vur unssen erven ende naekomelingen, bie onsser eeren thruyn geloiffen
ende man wairheit ende in rechter eytstadt, nun noch nimmer
meer, then enigen
daigen geyner kuyn (?) recht noch reden dair aen tho hebben noch tbehalden in
enygerlijwijs indt alle nye falsche vundt sijn hie uutgeslaeten
het sie in
geistelich off werentlichen rechten, ind verthien dair genstelich ende
altomaill op, in behoeff onsser getrwer joncfferen vurss. yren erve ende
nakomelingen
off helder dys brieffs, sonder enich indclagen (?) weederseggens off tegen tdoen ons onsseren erven off naekomelingen off ymans anders van onssen wegen
ind des gelaiffen wyr schepenen, geërffden ende gemeynen naeberen vurss. onser getrwer joncfferen vurss. alle rechte aenspraike aff tdoen bynnen jair ende
daigh, indt weert saike dat onsser getrwer joncfferen vurss. yren erven offte helder dys brieffs aen die vurg. twe boener heiden van onsser gemeynte
enich letzell, hinder off schadens aenstondt, dat wyll Godt neit gescheyn en sall, des schadens alsdan yren simpelen woirden tgelaiffen, sonder enich
forder bewijss dair aff vur tbryngen, dair vur wyr sementlich schepenen, geërffden ende ingeseten naeberen vur ons, unsen erven ind naekomelingen gelaift
hebben ind overmidtz diessen gelaiffen ellick besonder ende malich vur all, onsser getrwer joncfferen vurss., yren erven off naekomelingen off helder
dys brieffs den schaden affte stellen ind den gebuyr upte richten laiten sonder enich tegenseggens ons, unsser erven offte naekomelingen vurss., beheltenis
den heer ende
voirt malix sijns gueden rechten sonder alle argelist, in orkont der wairheit
ind diesser saiken tgetuge soe dan wyr schepenen vurss.
egenen schepen
amptz ziegell ende hebben, hebben wyr gemeyn schepenen, geërffden ende
ingeseten naeberen vurss. den erbaren ende vromen Wylm van A
unssen scholtes
gebeden dat hie sijnen siegell mit vur ons ther konden aen diessen aepenen
brieff wyll hangen, datwelck ich Wylm van A
vurss. bekenne
gerne gedaen thebben, doir begerten der schepenen, geërffden ende ingeseten
naeberen vurss., under welcken siegell wyr schepenen,
geërffden ende naeberen vurss. tugen vur ons ende onssen naekomelingen diesse vurg[emelte saiken alsus van ons geschiet tsijn, Gegeven int jair ons
heeren duyssent
vieffhondert achtendeviertycht den twalfften dach julius des maentz.”
Dorso: ‘Coop van 2 boenderen heyde geleghen aen dy Wilde Sijde door vrauw Anna van Vloodorp, vrauw van Hillenraedt, tegens de geërffden ende gemeynte van Assel ende Swalmen den 12 july 1548’.
Schloß Haag: inv.nr. 312 (kist 14, vak 1). Origineel op perkament; het spatium is ingesneden, maar een zegel ontbreekt c.q. is niet bewaard.
31 juli 1548
BRÜGGEN - Ten overstaan van schepenen van Brüggen oorkonden enkele inwoners van Elmpt over het gebruik van het Elmpterwald.
“Copia Copie
Geexhibeert bij
den licentiaet Holtbecker den dertichsten augusti sesthienhondert ende
negentzien.
Wir ghemeine
schepen der dinghbanck van Bruggen, thun kundt, teugen und certificeren
overmits dit offene placcaet, dat vor uns kommen und erschenen diese nahe
beschrevene konden, unnd kundtschafft froem van faemen und gueden gerucht,
hebben mit iren opghestreckten leifflichen fingeren Godt und bei seinen
evangelio zum heilighen geschworen ghetuyght, und waer ghemacht eindrechtlich,
wie hier naher verkliert / steyt.
Item zum ersten
hatt Alart aen gheen Crentz to Elmpt gheteucht ein man van vijff ende
tzeventich jaeren, Gerhart Schomecher to Elmpt, ein man van vier ende
tzeventich jaeren, Steven Noesen to Elmpt ein man van twee ende tzeventich
jaeren, Derich Kaelen ein man vijff ende tzeventich jaeren, Joest Maess ein man
van tzeventich jaeren, Peucken Moeren ein man van een ende tzestich jaeren,
Hein van Haelen ein man van vier ende vijfftich jaer, Herman Menckens oever die
tsestich jaer, Derich Scheuren drye ende tsestich jahr, Theis Reifels ein man
van vier ende / tzeventich jaeren, Gueten (?) Kuijrss vijff ende tachtentich
jahr, Peter Metten ein man van vijfftich jaeren, Jeneken van Berck, ein man van
vijfftich jaeren, Jennis Weser, ein man van een ende tsestich jaeren, und
Lenaert der Drieker, ein man van vijfftich jaeren, und hebben alle
sementlichen, eindrechtlich ghetuycht und den heylighen gheschwaren wie boven
anghezeichnet steyt, dat die van Elmpt bei iren ghedencken alle zeit die
vuytwelsche gheweldige guede van Ruremundt, Swalmen off waer sei dan gheleghen
wahren vuyt ghefurt hebben, et wehre mit doyffen holt, torff, offt heyden und
brachten die selvighe op Haelenre hoeff / die darover befunden worden, moesten
sich aen den herre und fursteren affgelden, unnd verdedinghen, und wolten ghein
recht teghen die van Elmpt nhemen, dat in gebaden wart. Aver es iss wael eyr
gheschiett und gheburt, dat die ausswelsche gheweldighe guedt in der frundt
schafft op gnadt (?), und niet van rechtzeghen ghesonnen hebben ahn den van
Elmpt heide to hauwen under den berghen unnd struicken, tusschen opsagen der
van Elmpt ist oen wael ein mael ergont und het ist oen van den van Elmpt widder
gheweigert und niet zugelassen.
Weithers hebben die men voorschreven / ghetuyght dat bij irren ghedencken, dat inniche ausswelsche gheweldighe guede inniche fasel fercken op Elmpter Walde dorsten hoeden, offt dreiven nahe affganck der mastvercken.
In urkunde
ghetughnisse der waerheitt wan dan diese voorschreven konden und kondtschafft
vor uns schepen alsus erganghen und gheschiet seint, und wir davan unse
ghewonliche urkundt entfanghen hebben, und so wir selbst geinen eyghen
scheffendomps secret seghel en hebben, so handt wir fort ghebeden umb bede wil
der naeber des ghemeinen kirspels van Elmpt, die erbare schepen van Bracht unnd
/ Kaldenkirchen, dat sei vor uns oeren ghemeinen scheffendoms secreet seghen
unden op spacium diss willen drucken, welch wir schepen van Bracht und
Kaldenkirchen also bekennen wahr zu sein und gern gedain habben, umb bede will
der schepen van Brugghen, datum den lesten dach july anno vijffthien hondert
und acht en veertich - onder op spatium stondt gheschreven tnaervolghende - Das
diese gegenwertiger copei mit dem original, so mit einem von groenen wassen
seghel, so noch gantz uffgetruckt gleich laudent ist, bezeugh ich Lodwich Bech
(?) vereidt gerichtsz schreiber hie mit offentlich - was onderteickent Lodwich
Bech (?)“
Schloss Haag, inv.nr. 4196, verfilming 136/185 t/m 141/185. Eenvoudig afschrift op papier. Dit stuk is abusievelijk opgenomen in een inventarisnummer dat verder vrijwel uitsluitend gegevens over diverse oorlogsschade en -contributies bevat.
2 augustus 1548
ROERMOND - Verklaring over het afspoelen van de Maasoever > zie 29 augustus 1538
maandag 13 augustus
1548
"des
maendachs nae sint Laurentiusdach dess heiligen martelers"
BEESEL / ELMPT ‑ Ten overstaan van notaris Sibertus Pictoris oorkonden Lodewich in der Horst, richter, en Heinrich Slabbertz, Henrick Borskens en Geryt Roevers, schepenen van de dingbank van Beesel, dat 15 met name genoemde personen een beëdigde verklaring hebben afgelegd dat niet de ingezetenen van Elmpt, maar die van (Maas)niel en Roermond in de Luysencampheide hebben gemaaid en turf gestoken; de Hetzkensweg loopt achter de Luysencamp om en vormt de grens tussen de hoogheid van Daelenbroek en die van Elmpt; de overtredingen op de Luysencmp worden berecht door de beide vorsters van (Maas)niel en Roermond.
GA Roermond, Oud Archief Roermond, inv.nr. 802; charter; regest nr. 1171.
Vgl. 23-7-1539.
7 september 1548
WEGBERG ‑ Sophia van den Bongart, echtgenote van Johan van Nesselroede, heer te Ereshaveren, wordt beleend met de Rosweide onder Wegberg gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 152.
Zie 3-7-1544 en 1-6-1556.
24 september 1548
Missive van de stadhouder aan de vrouw van Hillenraede (Anna van Vlodrop), houdende verbod om heidenen in zijn ambt te dulden.
RA Gelderland, Gelders Archief, Brieven van en aan het Kwartier van Roermond, inv.nr. 858.
zaterdag 6 oktober 1548
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerat van Holtmullen en Matthijs Haghen wordt Dierick van Haeren "overmidts believen Lienart die Laet" beleend met de tiende waarmee Lenart voornoemd eerder [op 3-6-1547] was beleend, en welke Derick van Haeren heeft gekocht van de kinderen van Vollinck van Holtmullen, te weten Jaspar van Holtmullen en diens zuster Dingna van Holtmullen, en zoals deze tiende door Leenart is bezeten en gebruikt en door Gerart Roffart was nagelaten.
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 2.
zaterdag 6 oktober 1548
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen jonker Gerit van Holtmullen en Matthijs Haghens heeft Margret, echtgenote van Jasper van Holtmullen, "verorkundt, becront, verorkont und verbonden, dat voer eer Derick van Haeren belehent wart end ock daernae, Derick van Haeren hoeren huijsher Jaspar van Holtmullen niet voltalt noch voldaen hadde van den coop den sij Derick mit Jasperen gedaen hadde, hefft die vorss. Margreit den mannen hoeine gerechticheit daer van gegheven".
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 2.
14 december 1548
ROERMOND - Ten overstaan van Dursdall en Zegers verkoopt Gaert van gen Scheijde, met toestemming van zijn vrouw Helwigen, een plaats met toebehoren op de Veltstraten gelegen tussen Jan Bonebeckers erf en het goed van Vrymerssum, aan Meus Ketelboter ten behoeve van diens dochter Trinken uit zijn huwelijk met wijlen Lysken Byelebas.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel I, fol. 5vs.
De verkopers zijn mogelijk pachters van hoeve de Schei te Reuver-Leeuwen.
1548, z.d. ?
ASSELT ‑ Gerechtelijke bevestiging van getuigenverklaringen over het afkalven van land aan de Maas, eigendom van de Karthuizers te Roermond.
Schloß Haag: inv.nr. 4232.
z.d. (ca. 1548)
TEGELEN - Ten overstaan van de leenmannen Gerit van Holtmullen en Jan Wolters wordt Matthijs Haegen beleend met de tiende van de hof aen gen Ende, voor zover deze toebehoort aan het huis tot Holtmullen en "die welcke doctor Stalbergen ontfangen ind aen den voerss. Matthijs verwisselt mach hebben".
GA Venlo, Archief Huis Holtmeulen, Leenregister Huis Holtmeulen, fol. 1vs.
1549
2 januari 1549
"des neesten
dachs nae Jairsdach"
ROERMOND - Akte aangaande Johan van Broeckhuysen, zoon van wijlen Gairt van Broeckhuysen enerzijds, en Itgen, Anna en Rutger, broers en zussen, kinderen van ook wijlen Rutger van der Horst, inzake erfrechten te Roermond.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel I, fol. 6.
3 januari 1549
MAASNIEL - Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Roermond geven op verzoek van Wylhem van Vlodrop, heer te Dalenbroek en zijn onderdanen te Mazeniell (Maasniel), vidimus van de akte van 15 september 1489, waarbij de grenzen van de bijvang van de gemeente van Niell bij der Mazen (Maasniel) worden bepaald.
GA Roermond, Oud Archief, inv.nr. 63 B; authentiek afschrift door notaris Libertus Romer alias Pictoris te Roermond.
13 februari 1549
VENLO - Johan van Greefraed en Loeff Frisen kopen van de stad Venlo een lege plaats tussen hun beider huizen gelegen bij de Buegelposterne, op voorwaarde dat de stad hiervan geen hinder zal ondervinden. In de stadmuur hier worden o.a. tralies genoemd. Later werd hier een `privat offte heimlicheit geset', waarop de stad hen gelastte dit gemak onmiddellijk te slopen.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B2694, bijlage C; proces Judith de Haen versus Johan van Greefraedt c.s. ca. 1585.
9 maart 1549
SWALMEN / MAASNIEL ‑ Henrick van den Broeck, Johan Goldtsteijn, Steven van Herteveldt, Peeter Engelen en Lambert Sijmons, resp. scholtis en schepenen van de dingbank Maasniel, en naburen en in- en uitwonende geërfden van Maasniel, oorkonden dat zij aan Wilhelm van Wellen, prior van het Karthuizerklooster van Bethleem te Roermond, ca. 4 bunder land van hun gemeinte in één perceel hebben verkocht na openbare verkoop bij opbod, gelegen naast de hof de Buscheyde (= de Boshei) die reeds eigendom is van het voornoemde klooster.
Het goed is belast met een erfcijns van 2 kapoenen, op St.-Stevensdag te Maasniel aan de landheer te leveren.
Landheer Wilhelm van Vlodrop, heer te Daellenbroich, Odenkirchen en Bichte etc. is zelf bij de overdracht door momber Claess op't Maelt aan het klooster aanwezig en bezegelt de overdracht samen met schout en schepenen.
Schloß Haag: inv. nr. 4242 (varia). Gecollationeerd afschrift uit 1670 door Suverich, gerichtsschrijver van de heerlijkheid Daelenbroek.
9 maart 1549
SWALMEN / MAASNIEL ‑ 4 bunder land bij de hof genaamd Buschheijde wordt door schepenen en geërfden (van Daelenbroeck?) verkocht aan Wilhelm van Wellen, prior van de Carthuizers te Roermond.
RHCL Maastricht, Dalenbroek, inv.nr. 422. Afschrift 1670.
3 april 1549
ROERMOND - Akte aangaande Jan van den Berge gehuwd met Caterina Tessers, Claes Tesser, hun zwager resp. broer, en Jacob Tessers, hun schoonvader resp. vader, inzake een huis in de Schoemeckersstrate.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel I, fol. 8vs.
3 april 1549
ROERMOND - Jacob Tesser en Hylla, echtelieden, dragen een huis en toebehoren in de Schomeckerstrate gelegen naast Rener Rupkens alias Klumpemecker en ... van Berculer, over aan Herman van Elmpt en Stynken, echtelieden.
Beschud door Jelys Tesser, zoon van Jacob voornoemd.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel I, fol. 8vs.
8 april 1549
HINSBECK ‑ Reiner van Holthusen, als erfgenaam van zijn vader Frammich, wordt beleend met de Pluckelingslaten, leenmannen en laatgoederen onder Hensbeke gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, Overkwartier, blz. 54.
Zie 1479, z.d., en 28-9-1554.
8 april 1549
HINSBECK ‑ Reiner van Holthusen, als erfgenaam van zijn vader Frammich, wordt beleend met de hof In genen Winckel onder Hensbeke gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, Overkwartier, blz. 55.
Zie 7-7-1544 en 28-9-1554.
8 april 1549
HINSBECK ‑ Reiner van Holthusen, als erfgenaam van zijn vader Frammich van Holthusen, wordt beleend met de gruit te Hinsbeke gelegen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 45.
Zie 7-7-1544 en 28-9-1554.
8 april 1549
KRIEKENBECK ‑ Reiner van Holthusen, als erfgenaam van zijn vader Frammich van Holthusen, wordt beleend met het slot Kriekenbeeck.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 57.
8 april 1549
GREFRATH ‑ Helmich van Holthusen wordt, na deling ('maigescheydt') met zijn broer Frammich, beleend met een hof te Greverade in het ambt Krieckenbeeck gelegen, zijnde een dienstmanleen.
Sloet: Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Arnhem, 1904. Blz. 43.
Zie 7-7-1544 en 19-5-1556.
donderdag 11 april 1549
"den donredaich post Judica"
ROERMOND - Vermelding van Elizabeth van Dursdal, weduwe.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten deel I, fol. 9.
5 mei 1549
BEESEL / VENLO - Aantekeningen door Johan van Greefraedt, leenman van hoeve de Schei.
- "Besell, anno 49.
- Item Tobben kinderen van Biesell hefft mijn vader afgeleent 1c XL Hornse gulden noch XX van rest. Bedencken anno 49 dat ick hun geven solde LXXX rider, darmit malckanderen qwit to schelden. Hirup betalt anno 50 XX rijder. Noch XXV stuver rider gelt van rogge 10 stuver pont. Henrich Tobben noch viiij stuver van Ruth.
- Noch vijff rider Henrich Tobben gedan anno 50 den 11 octobris.
- Den 5 meij noch iij rijder XVJ stuver Henr. Tobben".
GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. B 2694; stuk O, fol. 37.
29 juni 1549
BEESEL ‑ Rentmeester Tylman Beer geeft aan die van Beesell bevel om Wilhem Pess uit Bracht het paard terug te geven welk zij gepand hadden.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Zie 18-7-1549.
17 juli 1549
BEESEL EN BELFELD ‑ Ten overstaan van Wilhem van Huyshaven en Thys Severijns, schepenen te Roermond, getuigt Johan Vlegels als op 18 juli 1549.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
18 juli 1549
BEESEL EN BELFELD ‑ Gerardt Stockemanss en Gaert Bueskens, schepenen te Kessell, oorkonden dat Johan Vlegels hen de plaats heeft gewezen omtrent 100 treden richting Beesell vanaf de plaats genaamd Koninck Carels wech, waar hij iemands paard heeft gepand omdat deze hier heide had geladen om naar Bracht te voeren.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Vlegels was gerechtsbode; zie 30-7-1549.
30 juli 1549
BEESEL EN BELFELD ‑ Johan van Lomme en Lenart van Beeck, schepenen te Venlo, oorkonden dat Peter van Belffent en Peter van der Groeter Hoeven, schepenen te Beesell, voor hen hebben getuigd dat de gerechtsbode van Beesel een inwoner van Caldekercken genaamd Jan Baccuss heeft gepand op Gelders grondgebied.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
Vergelijk 25-4-1541 en 18-7-1549.
16 augustus 1549
BAER ‑ Lamorael, prins tot Graven, graaf van Egmont, bannerheer te Baer, verkoopt aan Diderick van der Lippe genaamd Hoen, heer te Grubbenvorst, Afferden en Blyenbeek en diens vrouw Aleid Schenck van Nydeggen een erfrente van 1000 Carolusgulden voor een geleend bedrag van 20.000 Carolusgulden en verpandt aan hen zijn bannerheerlijkheid Baer.
Schloß Haag: inv. nr. 345.
23 augustus 1549
Zie 1 september 1549.
31 augustus 1549
Zie 1 september 1549.
1 september 1549
BEESEL EN BELFELD ‑ Arnt van Dursdaell en Johan Zegers, schepenen te Roermond, oorkonden dat Goetzen Bever (sic), Thonis an gen Loe, Sander van Tegelen, Herman van Kessel, Leonart an gen Broick, Giel van Belfelt, Peter van der Vynne, Kerst van Oevertegelen, Wylhelm van Bracht, Johan van Velden, Heynrich an gen Broick, Johan en Kerst an gen Broick, Jacop van Kessel, Johan van Oeyen en Berth, halfvrouw op de Groiter Hoeven, gezamenlijk en ieder voor zich getuigd hebben als volgt:
1. Goetzen Wever (sic) en Thonis an gen Loe als beëdigde vorsters van Besell, Belfelt en Loe getuigen dat die van Bracht en Kaldekyrcken afgelopen St.-Bartholomeusavond (23 augustus) in groten getale ver over de Steynwech of Konynck Kairls wegh heide hebben gehouwen en weggevoerd, en turf hebben gestoken die ze aan de andere zijde van de weg hebben gelegd. Tevens hebben zij de oude herder geslagen en ook zijn turf weggenomen. Als schepenen [van Bracht en Kaldenkirchen] zijn hierbij aanwezig geweest Klynck (?), Peter Bysscops en Peter Heuve en iemand van Bracht, genaamd Gielken Mouwen.
2. Sander van Tegelen getuigt dat die van Bracht met geweld turf ca. 45 treden over de Steynwech hebben gevoerd, en een ander gedeelte zelfs 81 treden.
3. Herman van Kessel getuigt dat hij gezien heeft dat die van Bracht en Kaldekyrchen de turf en heide met geweld hebben gemaaid en meegenomen en gedeeltelijk over de Konynck Kairlswegh hebben gevoerd.
4. Leonart an gen Broick getuigt dat hij te zelfder tijd over het Broick is gevaren en boekweit uit de "broicker kuipen" heeft gehaald, waarbij hij heeft gezien dat die van Bracht en Kaldekyrchen in groten getale met geweld op het broek heide hebben gemaaid en deze met de turf hebben afgevoerd.
5. Giell van Belfelt bevestigt voorgaande verklaring.
6. Peter van der Vynne, Kerst van Oevertegelen, Wylhelm van Bracht, Johan van Velden en Heynrich an gen Broick getuigen als voren en zeggen bovendien gezien te hebben dat die van Bracht en Kaldekyrchen bussen en andere geweren bij zich hebben gehad, waarmee ook is geschoten.
7. Johan en Kerst an gen Broick getuigen dat de twee voornoemde vorsters naar hen toe zijn gekomen en gevraagd hebben om mee te helpen om de wagens van die van Bracht en Kaldekyrchen op het broek te panden. Toen ze daar gekomen zijn hebben zij echter zo veel wagens en mensen van de berg af zien komen dat zij gevlucht zijn.
8. Jacob van Kessel en Johan van Oeyen getuigen dat zij gezien hebben hetgeen Leonart an gen Broick en Giell van Belffelt getuigd hebben.
9. Berth, halfvrouw op de Groiter Hoeven, getuigt dat zij op St.-Bartholomeusavond op het broek is geweest om haar turf te stapelen ("thoe ryechten") en te drogen. Daarbij heeft zij twee wagens van de Brachter zijde zien komen die werden volgeladen met vlinken. Deze werden afgevoerd over de grens en daar afgeladen. Een eindje verderop werd nog eens hetzelfde gedaan. Hierna heeft zij gezien dat die van Bracht en Kaldekyrchen in groten getale en met ongeveer 25 karren en wagens en een man te paard zijn gekomen en turf hebben weggehaald waarbij woorden zijn gevallen.
10. De twee voornoemde vorsters getuigen nog dat zij gisteren 31 augustus iemand uit Kaldekyrchen, Thonis Jonckers genaamd, met wagen en paard bij het laden van turf op het broek hebben betrapt en geprobeerd hebben om hem te panden. Thonis heeft zijn paard vlug uitgespannen en is gevlucht. Als wapen ("vuer geweer") had hij een piek of hellebaard ("eyn bardesaen") bij zich. De vorsters hebben de achtergelaten wagen gepand en naar Besell gebracht.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek. Zie 16-10-1541.
Arnt van Dursdaell, schepen te Roermond, overleed 16 maart (z.j.) volgens GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, Overdrachten, deel I-1 (voorin).
26 september 1549
BEESEL EN BELFELD / MULBRACHT ‑ Burgemeester, schepenen en raad van Roermond oorkonden dat Hanss Nyss (?) en Gelys die Veirber voor hen hebben getuigd dat zij, toen ze wegens een rechtzaak in Mulbracht waren, gezien hebben dat de huislieden in groten getale gewapend waren om hun gepande wagens terug te halen.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
13 oktober 1549
BEESEL EN BELFELD / BRACHT ‑ Lenart van Beeck en Peter Puyt, schepenen te Venlo, oorkonden dat Griet van Oefferbeeck voor hen getuigd heeft dat zij vaak heeft horen zeggen dat die van Bracht geen rechten hebben in het Merlenbroeck.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Regest van een stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
28 oktober 1549
up sent Simon ind
Judendach der tweer heiliger apostelen
ROERMOND / SWALMEN - Verkoop stedelijke volmolen.
Schout, burgemeesters, schepenen, raad, werkmeesters, gezworenen en gemene burgers en ingezetenen van de stad Roermond verkopen aan Dederick Beeckx alias Lenssen en zijn vrouw Elisabette de stadsvolmolen op de Roer, bestaande uit huis en erf langs de weg naar de watermolen van de abdis van het Munster, de gerechtigheid van de stroom, het voldershuisje met hofje en de beemd van het Convent te Godsweerd, op voorwaarde dat de molen steeds een volmolen zal blijven, dat koper geen hoger loon zal mogen vragen dan de molenaar te Swalmen voor hetzelfde werk vraagt en de stedelijke gewandmakers vóór vreemden geholpen zullen worden. Indien de molen niet goed wordt onderhouden, mag de stad deze terugnemen.
GA Roermond, Oud Archief, inv.nr. 345, blz. 183-184 (regest 1180).
3 november 1549
Schepenen van Venlo bevestigen de huwelijkse voorwaarden op 24 november 1546 gesloten tussen Gerard van Kessel genaamd Roffart en Agnes Bruuns.
GA Venlo, Schepenbank Venlo, charters afkomstig van het RHCL Maastricht, Doos 2, niet genummerd.
3 november 1549
VENLO - Lenart van Beeck en Peter Putt, schepenen van Venlo, verklaren dat voor hen verschenen zijn heer Henrick Kemerlinck, pastoor te Kessel en Gairt Burskens en Gerart Stockmans, schepenen van Kessel en Helden, die gezamenlijk hebben verklaard dat op 24 november 1546 een akte van huwelijksvoorwaarden is opgemaakt tussen Gerart van Kessel genaamd Roffartz en Neesken Bruunss; voornoemde pastoor heeft hen hierna getrouwd.
1. Wij Lenart van Beeck ind Peter Putt scepenen to Venloe doin kondt ind tuygen onder onsen segelen die aen desen brieff sijn gehangen, dat voir ons ind erschienen sijn die E[erwaarde] heer Henrick
2. Kemerlinck pastor toe Kessel int jair sess ind viertich lestleede ind Gairt Burskens ind Gerart Stockmans scepenen des kerspels Kessel voirs. ind hebben eyndrechtelicken getuycht als recht
3. dat eyne wetlicken hijlick geslaeten ind beraempt ijs geweest tusschen Gerart Roffartz ind Neesken Bruunss in fformen ind manieren als hier nae volght. Inden name onsse
4. heere amen mit desen tegenwoirdigen apenbaeren hijlixbrieff sij clairlick condich ind apenbaer eynen ijegelicken, dat inden jaire vander gebuerten desselffsten ons heeren duysent
5. vijffhondert sess ind viertichsten op eijnen gonsdaich den vier ind twijntichsten daich novembris, nae middach te vesper tijt off dairomtrent Gairt, Thijs ind Baetsken kijnder des
6. eerbaren joncker Geritz van Kessel genant Roffart hebben gebeden oeren vader voirs. dat hij Neesken Bruunss in den heiligen echte staedt aenfangen wolde, wair tho sich Gerit
7. voirs. ffrijwillich gekiert (?) ind bewilliget ind heefft mit Neesken voirg. ind sijnen kijnderen hijlix voirwairden opgericht ind gemaickt. Als dat Gairt, Thijs ind Baetsken
8. gelijcke kijnder mit Neesken ind oiren kijnderen Cornelis, Stijneken, Thoenis, Peter, Lijsbet ind Gerat sijn sullen gelijck off sij van eijnen alingen bedde weere ind sullen tzamen
9. scheijden ind deylen nae doet oers vaders vriedtsam an allen guederen hoeven teijnden gewijnnen pechten ind der gelijcken gereijden ind ongereijden gelijck Gerat Roffartz die
10. an Neesken brengen sall anneemen ind ge bruijcken dair op ijs der eerbare Gerat voirg. uth sonderlinge genade Gaids ind ingheven des heiligen Geists affgegaen vrijwillich
11. van sijnen huijs ind hoff op des heeren straet onder den blawen heemell voir Godt ind der werlt mit sijnen kijnderen voirg. ind heer Henrick Kemerlinck pastor des
12. kerspels Kessell, heer Aerndt Spee sijne bijchtheere, Johan sijne halffman ind Stephan Moller sijne diener. Ind Gerat genant Roffart Neesken Bruuns ind Gairt, Thijs ind
13. Lenart hebben noch eijnmaell opgehaven ind vernijet die hijlix voirwairden ind samentlijck ingegaen ind bewilleget Dair op den voirg. Gerat Roffartz Neesken Bruunss
14. getrout heefft ind heren Henrick voirg.
heefft die beijde personen in den heiligen echten staedt uth sonderlinge
liberteijt der geistlicher obricheit ind erkentenijss oerer gerechticheit
15. ingesegenet ind bevaelen in den name des
vaders ind des soens ind des heiligen geists na dem in derselver stonden heefft
Gerat voirg. mit Neesken sijnen
16. echter huijsfrouwen gespraken Neesken nu sijn wij eijn luijd ind onses guedtz mechtich so laeten wij nu Gairt, Thijs, Baetz mit instaen in onsen guederen van mij aen in-
17. gebracht gelijck onser beijder kijnder ind willen dat gerichtelick bekondt to werden so heefft Neesken Geratz echte huijsfrouwe dat des anderen daichs nae datum woe boeven
18. gerichtelich voir Gairt Burskens in stat des heeren ind Gerat Stockmans ind Johan Heels scepenen der dinghbanck Kessell ind Helden op des heeren straet mit oeren kijnderen
19. alsulck mit hant ind mondt to voltrecken gelaefft, ind Neeskens kijnder Cornelis Wilhem van Kessell van weigen sijnen huysfrouw ind Stijneken hebben oick gerichtelick
20. mit hant ind mondt gelaefft Gairtthen, Thijssen ind Lenarden voir die onmundige ind affwesenden kijnderen alsulck nae to gaen ind to doin woe sij des sall Neesken Gerats
21. echte frouw oere tocht gebruijcken ind besitten aen alsulcker guederen als Gerat voirs. voir hijn buijten allen den hoven int gebruijck gehadt heefft nemlick thuijss ind die weyden
22. und eijn stuck landtz aen den heiligen huysken ind nae doet oeren aen die drieluchtige kijnder dair tho sall Neesken Geratz echter huysfrouw dat gereyde in den huyse Toijen [Oijen bij Kessel]
23. behalden to opvoedingh oerer kijnderen ind dat gereyde tho Venloe sullen die drie kijnder Gairt, Thijs ind Baetzen deylen. Item die driecluchtige kijnder voirg. sullen
24. eijndrechtelick uthrijchten ind waill betalen nae doet oers vaders inden ijersten Neeskens dochter dochter genoempt Hilleken twee hondert rijder gulden als het sich bestaedt
25. ind dair mit aff. Ten anderen Guyden hondert Hoirnss gulden dairvan oer to geeven jairlix vijff Hoirnsse gulden. Ten derden Baetzken Gerat Roffartz dochter Gairdt
26. Burskens huysfrouw hondert rijder gulden nae doet oers vaders. Item Lijsbetken Geratz ind Neeskens dochterken soe het inden cloister blijfft hondert rijder gulden
27. mer soe het niet inden cloister blijfft salt mit gelijck den anderen kijnderen aenstaen, in oirkonde der wairheit want dese voirs. puncten alsoe woe voirss. geschiet sijn
28. ind want wij Gairt Burskens ind Gerart Stockmans scepnen der dinghbanck van Kessell voirs. als gerichts luijden hierover gestanden hebben ind der wairheit gestant
29. schuldich sijn to gheeven soe wij dan geijnen seegell en hebben soe hebben wij Gairt ind Gerart als scepenen voirs. dit voirs. voir Lenart van Beeck ind Peter Putt scepenen
30. voirs. getuijcht ind oen mede gebeden dit te willen besiegelen in oirkonde der wairheit soe hebben wij Lenart ind Peter voirs. onsen siegell onder aen desen brieff
31. gehangen. Gegeven inden jair ons heeren duijsent vijffhondert niegen ind viertich den derden daich novembris.
GA Venlo, Archief schepenbank Venlo, charters, doos 2. (voorheen RAL). Zegels: nr. 1 verloren, nr. 2 zwaar beschadigd.
13 november 1549
"altere Martini"
BELFELD / BRACHT ‑ Pouwels den Wyert en Wylm Naelens, schepenen te Tyegelen, oorkonden dat Merten van Kessel, Jan van Helden, Tijs van Kessel, Met Gronten, Wylm Konretz zoon aen den Broeck, Tijs Gylen, Heynken in der Nyer Rijt (eigendom van Van Eijll uit Baerlo) en Lenart van Bracht, schaapherders van Belfelt, voor hen hebben getuigd dat zij gezien hebben dat drie knechten van Bracht, te weten Tylman Beeckmans zoon opten Steyn, Peter Met Trub zoon en Jacop, zoon van Gijel de kerkmeester, op Gelders grondgebied zijn gekomen en de zoon van Lenartz an den Broeck met geweld hebben doodgeslagen.
Jonker Gerart van Holtmulen opter Munten zegelt namens de schepenen, die geen eigen zegel hebben.
GA Gelderland, Hertogelijk Archief, inv.nr. 124 h, anno 1550 nr. 49. Stuk, door de geërfden van Beesel en Belfeld overgeleverd t.b.v. een proces inzake het Meerlebroek.
dinsdag 19 november
1549
"Anno XVc
XLIX up dynsdach den XIX november"
BEESEL EN BELFELD ‑ Voor het gerecht van Besel is een proces hangende tussen Jacop Heynsen enerzijds en Thryn Heynsen als voogd van haar man anderzijds. De processtukken kunnen worden samengevat als volgt:
- Jacop Hynsen heeft Thryn Hinsen aangeklaagd inzake het aandeel van Leyntgens Hoeff dat hun beider vader was nagelaten uit de erfenis van diens grootmoeder ("moenen"), welk aandeel Thryn sinds de scheiding en deling in gebruik heeft gehad. De moeder van Jacop heeft haar rechten ten overstaan van bode en schepenen gerechtelijk aan hem overgedragen.
- Worden de goederen niet alsnog toegewezen, dan eist Jacob een bedrag van 500 goudgulden min 1 penning.
- Thryn Hynsen ontkent de aanklacht en zegt dat Jacops moeder nooit enig recht op deze goederen heeft gehad en derhalve ook geen rechtmatige overdracht heeft kunnen plaatsvinden.
- Jacop hoopt echter dat zijn moeder deze rechten wel gehad heeft en dat de overdracht daarmee rechtsgeldig is geweest.
- Thryn zegt dat zij de boerderij altijd in vreedzaam bezit en gebruik heeft gehad, verschuldigde tijns en anderszins aan haar heer heeft betaald zoals het hoort, en daarmee de hof als haar eigendom beschouwt.
- Jacop Heynsen dient een bewijsstuk in, getekend A, waarin 4 getuigenverklaringen.
- Jacop verklaart dat de getuigen Jan van den Cruytzberch, eertijds stadhouder, en Henrick Slabbert zich herinneren dat Jan Heynsen zijn gedeelte hier na afkondiging in de kerk en ten overstaan van het gericht heeft verkocht aan Hyll van Belfelt. Jacop hoopt, aangezien zijn oom Jan diens ¼ deel heeft verkocht, dat Thryn zal moeten bewijzen of zij het aandeel van zijn vader heeft gekocht, dan wel in deling ("maegesceidt") heeft toegewezen gekregen.
- Wilhmus van Belfelt en Willem in die Ryt getuigen dat zij ruim 20 jaar geleden samen kerkmeesters zijn geweest in Belfelt, en dat Leyntgens Hoeff toen jaarlijks ½ malder rogge en ½ "vlems placket" verschuldigd was aan de kerk, welke schuld altijd uitsluitend door Jan Heynsen en zijn echtgenote Thryn is voldaan.
- Wilhmus voornoemd getuigt verder dat hij ruim 30 of 31 jaar in Belfelt heeft gewoond en dat hij als inner van de tiende nooit met iemand anders te maken heeft gehad dan Jan en diens echtgenote Thryn.
- Jen van Belfelt getuigt dat zij vóór het eerste beleg van Venlo bij Hillen van Belfelt heeft gewoond en dat gedurende deze tijd de pacht ("den pacht off nutticheit van den guede quam") elk jaar uitsluitend betaald is aan Jan Heynsen en zijn vrouw Thryn.
- Conrardt aen gen Broeck getuigt dat hij zich van het eerste beleg van Venlo herinnert, hoe zijn moeder Leyntgens goed "in oeren hoeve" heeft bewerkt en dat de pacht en anderszins uitsluitend betaald werd aan Jan Heynsen en diens vrouw Thryn.
- Thryn dient een bewijsstuk met getuigenverklaringen in, getekend B.
- Thryn dient een bewijsstuk met getuigenverklaringen in, getekend C.
- Thryn verklaart dat Gordt van Belfelt heeft getuigd dat hij, omdat zijn goed naast Leyntgens goed gelegen was (is?), zich herinnert dat koren, vee, boomgaard en de opbrengsten van de boerderij ("ind die nutticheit des guetz") slechts door Jan Heynsen en diens vrouw Thryn werden gebruikt en genoten.
- Thryn verklaart dat de schepen Peter van Belfelt heeft getuigd dat hij samen met Jan van der Hoeven en met zijn zoon voor en na de herfschat ("herffscat") heeft geïnd, waarbij alleen Jan Heynsen en Thryn iets hebben afgedragen van het Leyntgens goed.
- De gezamenlijke gerechtslieden ("gerichten") getuigen dat zij niet anders weten, of Jan en Thryn hebben de boerderij altijd in gebruik gehad. Peter van Belfelt getuigt voorts dat hij nooit heeft gehoord dat Theus, de vader van Jacop Heynsen, en zijn(?) moeder ooit "becroent hed off dess vurschreven guetz in gebruck geweist noch gespraecken dan nu wie vur aengetaegen".
- Thryn als voogd hoopt dat zij middels deze getuigenverklaringen genoegzaam heeft bewezen dat zij het goed in vreedzaam bezit en gebruik heeft gehad, en dat Jacop niet heeft kunnen bewijzen dat zijn vader en moeder of hijzelf de boerderij ooit in gebruik hebben gehad. De aanklager is ook nooit eerder "alhir ter stiegen ind straeten gegangen ind neit bynnen jair ind dach aenspriecklich gemaect", waardoor de overdracht door zijn moeder volgens haar ten onrechte en van generlei waarde is.
- Jacop zegt dat het wel waar mag zijn dat Thryn het goed 35 of 36 jaar in gebruik heeft gehad, maar dat daarmee nog niet is bewezen dat zij de rechtmatige eigenaresse en gebruikster is, want zijn vader was zoveel jaar geleden nog een onmondig kind "ind hondert jair onrecht is geyn recht". Thryn heeft niet kunnen bewijzen dat Jacops vader Theus zijn gedeelte aan haar heeft overgedragen of in de kerk heeft laten afroepen volgens het landrecht.
- Thryn zegt dat Jacop niet heeft kunnen bewijzen dat zijn vader Theus minderjarig was in de tijd dat het goed werd nagelaten. Volgens haar was Theus wel lange tijd meerderjarig "to weten die tiet van den jaer ix [1509] tguet gevallen, totten jaer xiiij [1514] herwaertz tot xxxv off xxxvj jaeren is he mondich geweist".
Uitspraak van het Hoofdgerecht te Roermond:
Thryn moet binnen 6 weken en 3 dagen haar rechten bewijzen, "doith sy dat off nyet, dat recht gae dairnae".
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 484, procesnr. 3097.
30 november 1549
op Andree
apostoli
BEESEL EN BELFELD - Lodewich in der Horst, scholtis, Hendrick Burskens en Gerit Rovers en de gemene schepenen van de dingbank en het gerecht van Besel oorkonden dat Tilman, Encken, Truijtgen en Lijsken, kinderen van wijlen Henrich Slabbers en Lijsken, echtelieden, hebben verklaard dat zij eertijds ("doe sij des moegich mechtig waeren") het ¼ deel van de Heeracker, aan het Loe (onder Belfeld) gelegen, zoals zij dat van hun ouders hebben geërfd, tot erfpachtrechten hebben verpacht aan Emont van gen Loe en diens vrouw Sijs, voor jaarlijks 4 erfmalder rogge Venlose maat, jaarlijks vrij van welke schatting dan ook te betalen en te leveren op Sint Andries in een huis te Besel waar Tielman, Encken, Trutgen en Lisken voornoemd of hun erfgenamen dit willen hebben, met als onderpand het land waarvan deze erfpacht wordt geheven plus alle erven die zij bezitten aen gen Loe met een kamp grenzend aan het broek. Bij ingebreke blijven mogen Tielman, Encken, Trutgen en Lisken daags na de betaaldag beslag leggen op het onderpand en dit gebruiken.
GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 1149. Authentiek afschrift op papier door Henricus Crebber, landschrijver van het ambt Montfort.
Zie 15-10-1666.
1549, z.d.?
SWALMEN EN ASSELT - Proces Deryck Meetzmecker tegen Anna van Vlodrop, weduwe van Christoffel Schenck, betreffende het bodeambt van Swalmen en Asselt.
RA Gelderland te Arnhem (0124), Archief van het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen, inv.nr. 4918; met dank aan Marcel Dings, Tegelen.
EINDE