De regio Beesel - Belfeld - Swalmen |
||
De geschiedenis van Belfeld, Beesel en Swalmen loopt voor genealogisch onderzoek grotendeels samen. Ze behoorden alle drie eeuwenlang tot het Overkwartier van het Hertogdom Gelre. In het noorden en oosten lagen de Gulikse plaatsen Tegelen, Kaldenkirchen, Bracht en Brüggen. In het zuidoosten en zuiden lagen de Gelderse plaatsen Elmpt en Maasniel. Aan de westzijde werd het gebied begrensd door de Maas, met aan de overzijde van de rivier van noord naar zuid Baarlo en Kessel (behorend tot het Land van Kessel), Neer en Buggenum (behorend tot het graafschap Horn). Beesel en Belfeld hoorden in de 18e eeuw geruime tijd tot het Staatse deel van het Overkwartier, Swalmen tot het Oostenrijkse deel. De steden Venlo in het noorden en Roermond in het zuiden beïnvloedden het gebied in vrij sterke mate en beschouwden de tussenliggende dorpen ieder op hun manier als hun achterland. Inmiddels zijn Belfeld en Swalmen deel gaan uitmaken van de gemeenten Venlo respektievelijk Roermond. De bestuurlijke zelfstandigheid van Beesel hangt aan een zijden draad.
|
||
De registers van dopen, trouwen en begraven van Beesel, Belfeld en Swalmen |
||
Voor genealogisch onderzoek wordt vooral gebruik gemaakt van de kerkregisters. Deze dateren in de regel van het begin van de 17e eeuw. Om allerlei mistoestanden rond huwelijken (zoals dubbelhuwelijken of polygamie) tegen te gaan, werden op 11 november 1563, tijdens de 24e zitting van het zogenaamde Concilie van Trente (1545-1563), nieuwe regels opgesteld over het aanleggen en bijhouden van kerkelijke registers van alle huwelijk en dopen. Om geheime huwelijken voor een vreemde pastoor te verhinderen, mocht het huwelijk voortaan slechts worden afgesloten ten overstaan van de pastoor van de parochie waar het toekomstige echtpaar zou wonen. Ook moesten er twee of drie getuigen bij het huwelijk aanwezig zijn. De pastoor hoefde naast plaats en datum slechts de naam van bruidegom en bruid vast te leggen, waardoor we veel gegevens missen die pas bij de invoering van de Burgerlijke Stand structureel werden vastgelegd. Naar ouders en plaats van herkomst moeten we als genealogen zodoende vaak jarenlang zoeken. De doopregisters waren aanvankelijk vooral bedoeld om bij een huwelijksbeletsel zoals bloedverwantschap te kunnen aantonen hoe bruid en bruidegom familie waren van elkaar. Ze bevatten naast de doopdatum de naam of namen die aan de dopeling werden gegeven, de namen van de ouders (bij de moeder in het begin vaak slechts de voornaam) plus de getuigen. Met name de namen van de getuigen of vervangende getuigen worden door beginnende stamboomonderzoekers nog wel eens weggelaten in het onderzoek. Toch zijn ook deze namen vaak onmisbaar om tot goede onderzoeksresultaten te komen. Registers van begraven en overlijden werden over het algemeen pas later aangelegd. Ze waren bij het Concilie ook niet verplicht gesteld. Begraafregisters hadden een heel ander doel dan de huwelijks- en doopregisters, namelijk vooral een financieel doel. Begraafregisters zijn meestal erg summier en bevatten veelal slechts de naam van de overledene en de datum van zijn begrafenis. Gegevens van vóór de tijd van de begraafregisters zijn vrij schaars. Zo liet Mett Smiets in 1649 in haar testament vastleggen dat ze wenste te worden begraven nabij het graf van haar eerste man. Rijke of machtige personen werden vaak begraven in de kerk in plaats van op het kerkhof. Onze uitdrukking over 'rijke stinkerds' herinnert aan de lijklucht die vaak maandenlang in de kerk hing. |
||
|
||
Asselt | ||
De St.-Dionysiusparochie te Asselt werd mogelijk opgericht vóór 1293 (eerste vermelding). De DTB-registers van Asselt omvatten: De registers zijn in redelijk goede staat bewaard gebleven en zijn door de diverse pastoors en kapelaans vrij goed bijgehouden.
|
||
Beesel | ||
De St.-Gertrudisparochie te Beesel werd opgericht vóór 15 augustus 1374 (eerste vermelding). De DTB-registers van Beesel omvatten: De registers zijn in redelijk goede staat bewaard gebleven en zijn door de diverse pastoors en kapelaans vrij goed bijgehouden.
|
||
Belfeld | ||
De St.-Urbanusparochie te Belfeld werd opgericht op 24 april 1571 door Wilhelmus Lindanus, bisschop te Roermond. De parochie omvat de buurtschappen Belfeld-Dorp, Bolenberg, Broek en Geloo. De DTB-registers van Belfeld omvatten: De registers zijn in redelijk goede staat bewaard gebleven en zijn door de diverse pastoors en kapelaans vrij goed bijgehouden.
|
||
Swalmen | ||
De St.-Lambertusparochie te Swalmen werd opgericht vóór 1293 (eerste vermelding). De DTB-registers van Swalmen omvatten: De registers zijn in redelijk goede staat bewaard gebleven en zijn door de diverse pastoors en kapelaans vrij goed bijgehouden.
|
||
Onderzoek vastgelopen? | ||
Veel genealogisch onderzoek loopt voortijdig vast zonder dat dit nodig is. Vooral beginnende genealogen beperken zich vrijwel uitsluitend tot de registers van Burgerlijke Stand en van de kerk. Waar de registers ophouden, houdt dan ook het onderzoek op, zo wordt vervolgens vastgesteld. Maar niets is minder waar! Natuurlijk is het doodzonde dat bijvoorbeeld de oudste kerkregisters van Beesel verdwenen zijn. Toch betekent dat niet meteen dat je niet verder kunt. Waar ook geen eerdere DTB-registers beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van met name de schepenbankarchieven van de schepenbanken van Beesel en Belfeld resp. Swalmen en Asselt, die gedeeltelijk teruggaan tot de 14e eeuw. Met de aanleg van transportprotocollen werd begonnen in het midden van de 16e eeuw (Beesel en Belfeld) resp. tweede kwart van de 17e eeuw (Swalmen en Asselt). Op basis van cijnsregisters kan het onderzoek in gunstige gevallen worden voortgezet tot rond 1500. Nog vroeger bronnenmateriaal is in wisselende mate beschikbaar op tal van andere vindplaatsen. Het betreft dan vooral adellijke geslachten.
Wat mag je zoal in mijn collectie verwachten? De meeste genealogen die contact opnemen met anderen, hebben op dat moment de Burgerlijke Stand en DTB-registers al doorgeworsteld. Veelal bestaan hierop immers al klappers, zodat zelfs de oude handschriften geen beletsel zijn. Moeilijker (maar ook veel spannender) wordt het als moet worden teruggevallen op authentieke bronnen. Het zijn juist deze bronnen waarop ik mijn onderzoek richt, daar veel onderzoekers (nog) niet in staat zijn om deze lastige stukken te lezen of omdat deze stukken wegens het ontbreken van indexen slecht toegankelijk zijn.
Lees, om een indruk te krijgen van de verscheidenheid aan bronnen, nu eerst de Genealogische Rondleiding. Wil je rechtstreeks naar de gegevens, raadpleeg dan de Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen. |
||