Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen

Het Kadaster, OAT en minuutplans

door Loe Giesen
 

In de Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen worden bij gegevens vanaf de 19e eeuw vaak kadastrale aanduidingen gebruikt. Deze pagina beschrijft in het kort de situatie rond de invoering van het Kadaster en de manier waarop we kadastrale gegevens kunnen gebruiken bij streekhistorisch en genealogisch onderzoek.

Al in de Franse Tijd (1795-1814) maakte de Franse regering een begin met de invoering van een kadastraal systeem. In vrijwel het hele land werden tussen 1810 en 1832 alle gronden opgemeten en de eigendomsgegevens geregistreerd.
De Fransen waren zeker niet de eersten die dit deden. In de 17e eeuw (1654) werden al meetboeken aangelegd voor Beesel, al waren deze nog niet voorzien van kaarten.
Op verzoek van tiendheffers en dorpsbesturen werden in 1774 (Swalmen), 1781 (Beesel) en 1797 (Belfeld) opnieuw meetboeken gemaakt, ditmaal wél inclusief een serie fraaie kaarten. De kaarten van Swalmen en Beesel werden vervaardigd door de Roermondse landmeter en architect Joannes Josephus Smabers; zijn Roermondse collega Joannes Fredericus Schomers was verantwoordelijk voor de Belfeldse kaarten, die helaas al na drie jaar in vlammen opgingen.
Al dezee kaarten en registers waren bedoeld om te kunnen vaststellen welke landerijen tiend- of belastingplichtig waren. Daarom werd, behalve de eigenaar, ook steeds de perceelsgrootte en de aard van het perceel omschreven. Deze meetboeken werden nog tientallen jaren gebruikt, tot zeker 1822. Daarnaast werd tot het begin van de 19e eeuw bij een perceelsbeschrijving nog vaak verwezen naar de eigenaren van de belendende percelen. 'Old habits die hard', zullen we maar zeggen.

De invoering van het kadaster in Limburg

In een groot deel van Nederland werd het kadaster ingevoerd op 1 oktober 1832. Limburg maakte op dat moment echter deel uit van België. Pas met de definitieve ondertekening van het Verdrag van Londen, op 19 mei 1839, ging het oostelijk deel van Limburg tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren. Al met al duurde het voor Beesel, Belfeld en Swalmen tot 1843 voordat het kadaster daadwerkelijk zou worden ingevoerd.

De eerste metingen...

De oudste kadastergegevens voor Beesel, Belfeld en Swalmen dateren al uit het begin van de 19e eeuw. In 1810 werden de gemeenten Beesel, Belfeld en vermoedelijk ook Swalmen opgemeten.
Iedere kadastrale gemeente kreeg een eigen landmeter der eerste klasse toegewezen. Hij werd soms bijgestaan door landmeters der tweede klasse of door leerlingen. De detailkaarten, minuutplans genaamd, werden vervaardigd door de landmeters E.L. Tricot (Belfeld), N. Houben (Beesel) en L. Reijnders (Swalmen). De kaarten van Tricot dateren in beginsel ook van 1810, dus uit hetzelfde jaar als de goniometrische opname van Beesel. Hetzelfde geldt vermoedelijk voor de Swalmer kaarten. De meting in Beesel startte op de Walsberg (het hoogste natuurlijke punt) en eindigde bij de kerktoren, toen nog in Beesel-Ouddorp gelegen. Deze oudste kaarten zijn opgesteld in het Frans, maar bevatten ook (latere) Nederlandse tekst. Veel kaarten bevatten nog verwijzingen naar de Franse indeling in departementen en kantons uit de periode 1795-1814.

Tijdens de metingen fungeerde de top van de hoogste kerktoren in de gemeente meestal als beginpunt, ook wel de oorsprong genoemd. De oorsprong kreeg als kenmerk de letter A. Elk volgend meetpunt kreeg een opvolgende letter. De meetpunten in het veld werden zichtbaar gemaakt met behulp van speciale bakens, de Lange Juffers: 7 à 8 meter hoge palen met een korf en een vlag in top. Op de minuutplans staan deze meetpunten soms getekend als een gestippeld rondje, met daarbij een hoofdletter. In de afbeeldingen hierboven zien we de Lange Juffers van de meetpunten A (Walsberg) en D (Brigittenschans). Ook de overige Beeselse meetpunten zijn terug te vinden op de minuutplans, in tegenstelling tot de kaarten van Belfeld en Swalmen.

De oudste kadasterkaarten van Beesel, Belfeld en Swalmen dateren dus in eerste aanleg uit 1810 of daar omtrent. Dat wil niet zeggen dat het uiteindelijke resultaat, zoals we dat nu nog kennen, altijd deze vroege jaren weergeeft. De kaarten bevatten overduidelijk latere wijzigingen, noodzakelijk gemaakt door bijvoorbeeld de aanleg van de latere Rijksweg. Hiernaast een detail van kaartblad C01 van de gemeente Beesel. Hier is duidelijk te zien hoe de benaming Schinheuvel later gedeeltelijk plaats moest maken voor de nieuwe weg.

Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel

Bij de kaarten horen dikke registers, aangeduid als Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT). De OAT's van Beesel en Belfeld werden officieel vastgelegd op 8 maart 1843, die van Swalmen op 18 december van datzelfde jaar. Daarmee zijn ze een jaar jonger dan het jaartal dat gewoonlijk wordt aangehouden voor Limburg en ruim 10 jaar jonger dan de officiële startdatum van het kadaster in Nederland. Voor mijn Kroniek wordt steeds 1843 aangehouden als jaartal voor de officiële ingebruikname van alle hier beschreven kaarten en registers.

Het eerste blad van de OAT geeft ons snel een overzicht van de bebouwde en onbebouwde percelen. Voor Belfeld leverde dat kennelijk niets op wat het vermelden waard was. Bij Beesel kregen de heren Ruys (kasteel Nieuwenbroeck), Janssen (huize De Mortel) en Van den Broek (herberg Den Roover) een aparte vermelding, evenals de windmolen van Janssen, de graan- en oliemolen van Driessen in Ronckenstein en de branderijen van o.a. Janssen en Van der Velden. Kasteel Hillenraad en herenhoeve De Spick kregen extra aandacht in Swalmen, net als de graan- en oliemolen van Clemens markies van Hoensbroeck, de bierbrouwerijen van o.a. Heijnen, Pekx en Wuts en de pottenbakkerij van Tilmanus Dingelstadt.

Op dit voorblad zien we ook al de verschillende secties waarin iedere gemeente was onderverdeeld. Belfeld kende vier secties: A (Loo), B (Looyerven), C (Meelderbeek) en D (Ekschip). Beesel telde liefst zeven secties: A (Beesel), B (Leuwen), C (Offenbeek), D (Groote Heide), E (Busserring), F (Groot Moeras) en G (Ryckel). De gemeente Swalmen was samengesteld uit vijf secties: A (Wijler), B (Wolfgraben), C (Hillenraad), D (Bouckoul) en E (Asselt). De meeste kaarten werden getekend op een schaal van 1 tot 2500 ellen. We zien ook dat sectieverdeling en -aanduiding van noord naar zuid verliep.
Niet alle secties waren even groot. Sommige pasten op één kaartblad, maar andere hadden wel zes deelkaarten nodig, zoals de Groote Heide (het Meerlebroek) in Beesel.

De gegevens in de OAT

De invoering van het kadaster had als voornaamste doel het heffen van belasting op onroerend goed. Hiervoor moest echter eerst bekend zijn welke goederen er waren en wie de eigenaren waren. In iedere gemeente werd de schatting van de belastbare opbrengst van de percelen geschat door een speciaal daartoe opgerichte commissie. Deze schattingscommissies bestonden uit ambtenaren van de Directe Belastingen, uit door de burgemeester benoemde 'aanwijzers' en uit door de koning aangestelde schatters. De commissies stonden onder het directe toezicht van de inspecteur van het kadaster in de provincie. De gouverneur stelde daarbij de eindresultaten van de werkzaamheden ten behoeve van de grondbelasting officieel vast.

De gegevens in de OAT zijn verdeeld over dertig kolommen, verdeeld over twee bladzijden. Na de plaatselijke benaming volgen vijf kolommen met verwijzingen naar de kaarten en naar het algemeen register der hypotheken. Voor de referentie naar de kaarten (plans) bestaat, naast een perceelsnummer, tevens de mogelijkheid om te verwijzen naar blad en ruit. Bij de OAT's voor Beesel, Belfeld en Swalmen is dat nergens gebeurd. Op de minuutplans is hiervoor wel het raster aangebracht, met links verticaal letters en boven horizontaal cijfers. Kasteel Nieuwenbroeck in Beesel bevindt zich op deze manier op blad F ruit B3-4.
De kolommen 5 en 6 verwijzen naar het algemeen register der hypotheken. Deze verwijzing is vooral belangrijk bij onderhandse overdrachten. Veel transportakten werden opgesteld door notarissen, maar waar dat niet gebeurde, is het controleren in de hypotheekregisters een laatste redmiddel.

De volgende vier kolommen worden gebruikt voor gegevens over eigenaren en vruchtgebruikers. In nogal wat gevallen treffen we hier erfgenamen aan; veelal een aanwijzing voor een nog ongedeelde boedel. Na vermelding van achternaam en voornaam volgen het beroep en de woonplaats. Bij de woonplaats wordt vaak niet de naam van de gemeente aangehouden, maar de buurtschap. Hoewel de OAT eigenlijk geen wijzigingen mocht bevatten, zien we in deze kolommen nogal eens mutaties. Voor een gedeelte zullen deze te maken hebben met de actualisering voor de datum waarop de OAT officieel van kracht werd.

In de kolommen 11 tot en met 15 lezen we o.a. gegevens over de soort van de eigendommen. Bouwland kwam vroeger het vaakst voor, net als weiland, schaapsweide, hooiland, heide, bos, struwelen, hakhout, moeras, tuinen en vijvers. Bij de bebouwde eigendommen vinden we naast huizen ook kastelen, brouwerijen, branderijen, schuren, ovens of niet nader omschreven gebouwen. Een enkele maal wordt vermeld wanneer een perceel van aard veranderende. Voorbeelden hiervan zien we o.a. bij de Bakheide (Beesel sectie F), waar van diverse percelen wordt verteld in welk jaar ze werden ontgonnen.
Van ieder perceel wordt de grootte aangegeven in bunders (100 x 100 m), roeden (10 x 10 m) en ellen (1 m²). Kolom 15 noemt de voorlopige klassering. De schattingscommissie speelde een belangrijke rol in de vaststelling hiervan. Moerassen, heide en dennenbos vielen meestal in klasse 1 of 2, weiland en bouwland in 3, 4 of 5. Huizen treffen we aan in alle klassen.
Kolom 11 bevat belangrijke informatie om verder te kunnen zoeken. Deze verwijst naar het artikel van den perceelsgewijzen legger.

De rechterpagina's van de OAT zijn vooral fiscaal interessant. Ze bevatten allereerst de grootte van de ombebouwde eigendommen, verdeeld naar de vijf verschillende klassen. Met name de kolommen 22 tot en met 26 - uitgedrukt in florijnen en centen - zijn echter vaak nooit ingevuld. In de kolommen 28 en 29 staat gewoonlijk het belastbaar inkomen aangegeven van ieder perceel. Voor het oorspronkelijke hoofddoel van het kadaster, het berekenen en vaststellen van belasting op onroerend goed, waren deze kolommen het belangrijkst. Voor de historische en genealogische onderzoeker evenwel zijn er andere gegevens die zeker zo interessant zijn.
Waren er wijzigingen, dan werden die niet gedaan in de OAT maar in een aanvullend register, de Suppletoire Aanwijzende Tafel.

Wat de minuutplans en OAT's ons nog meer vertellen

De minuutplans vertellen ons dus, in combinatie met de OAT en perceelsgewijze legger, vooral welke onroerende goederen er waren, wie de eigenaren c.q. vruchtgebruikers waren en om welke soort eigendommen het gaat. Aan de hand van deze soorten kunnen we ons een beeld vormen van de omgeving zoals die er in 1843 uitzag.
We zien nog veel onontgonnen, woeste gronden in de vorm van heide en moerassen. Bij bossen kan al sprake zijn van een vorm van cultivering. Zo zien we binnen het bosareaal naast dennenbossen en kreupelhout (struwelen) ook hakhout. Weilanden en hooiland zien we vooral op de wat lager gelegen oevers van de Maas en haar zijrivieren en -beken.

De Minuutplans van Beesel, Belfeld en Swalmen

Hieronder vind je rechtstreekse links naar diverse fragmenten van de minuutplans. De kaarten zijn aangevuld met een korte beschrijving van eigenaren, aard en nummer van de bebouwde percelen. De fragmenten zijn steeds zo gekozen dat er zoveel mogelijk bebouwde percelen op een afbeelding staan. Soms is gekozen voor een compilatie van verschillende kaarten, vooral als de bebouwing in de dagelijkse beleving één geheel vormde.

Beesel

Ronckenstein - Offenbekermarkt - Kievit (Keulseweg) - Ruyterskamp (Rijksweg, Keulseweg) - Reuver - Leeuwen (Kesselseweg, Beeselseweg, Heerstraat, Pastoor Vranckenlaan) - Beesel (Ouddorp en Kom) - Bussereind - Bakhei - Rijkel - Rookhuizen

Belfeld

Belfeld-Geloo - Belfeld-Dorp

Swalmen

Van Swalmen is geen verzamelplan bewaard. De afbeelding hierboven is afkomstig van de eerste Topografische Militaire Kaart (TMK) uit de jaren 1837-1844 en toont een situatie die grotendeels overeenkomt met de eerste kadastrale metingen.

Heide - Wieler (westelijk deel: Wielerhof en omgeving) - Wieler (oostelijk deel, met Middelhoven en gedeelte Boutestraat) - Veldpoort en omgeving - Markt en omgeving - Kroppestraat en omgeving - Daalkamp en omgeving - Boukoul - Maalbroek - De Raay - Asselt (omgeving Eind en Eindweg) - Asselt (omgeving kerk en Asselterhof)

 

 
© Loe Giesen, Reuver 1983-2017

Beesel Rookhuizen Reuver Leeuwen Bakhei Offenbekermarkt Kievit Ronckenstein Rijkel Bussereind Belfeld Geloo Swalmen-Markt Asselt-Eind Asselt Rookhuizen Swalmen-Veldpoort Swalmen-Boukoul Swalmen-Daalkamp Swalmen-Heide Swalmen-Raay Swalmen-Maalbroek Swalmen-Wieler Swalmen-Wieler Swalmen-Krop