Loe Giesen
Van Biesweerd tot Boeshei Toponiemen in Swalmen en Asselt
|
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
Het Swalmer landschap Bij het bekijken van landkaarten en luchtopnamen vallen de grote lijnen van ons landschap al snel op. Daar zijn allereerst de natuurlijke grenzen. In het westen de Maas tot aan de Aanwas en de Biesweerd; in het noorden de Swalm en Turfhei; in het oosten het beboste hoogterras van Greetjens Gericht tot aan Blankwater; in het zuiden Boeshei, Haambroek en Leijgraaf. Een gedeelte van deze natuurlijke grenzen is overgenomen in de gemeentegrenzen. Andere grenzen zijn slechts ten dele geadopteerd en zijn aangevuld door middel van denkbeeldige lijnen. Het Swalmer landschap is vooral gevormd door weer en wind, hoewel de invloed van de mens op het landschap steed nadrukkelijker aanwezig is. De Maas is vele miljoenen jaren dé kracht geweest die het landschap vormde tot wat het nu is. Zeker na de kanalisatie in de 1920'er jaren kennen we de Maas als een redelijk gecontroleerde waterstroom, maar onze voorouders kenden de rivier nog als een echte regenrivier, waarvan de wateraanvoer sterk schommelde. Oude Maasmeanders tekenen zich nog af bij de Vuilbeemden en rond de Weerd, maar ook waar de Eppenbeek en de Teutebeek (zie foto hoogwater 1993) nu stromen, stroomde ooit de Maas. Omgrachte boerderijen en kastelen zoals de Spick, Hillenraad en de Baxhof werden later gebouwd in deze verlande oude Maasbeddingen. De grond waarop we wonen is volop in beweging, ook al merken we daar in ons dagelijks leven maar zelden iets van. Soms komt daarin plotseling verandering, zoals bij de aardbeving die in april 1992 plaatsvond in de omgeving van Roermond. De aardbeving vond plaats langs de beruchte Peelrandbreuk, een breuk in de aardkorst die van noordwest naar zuidoost dwars door Swalmen loopt. De Eppenbeek volgt ongeveer het tracé van deze breuk. In het Tiglien, een periode van ruwweg 2 miljoen jaar geleden die werd genoemd naar Tegelen, stroomde de Maas nog niet langs Swalmen: deze mondde toen bij Keulen uit in de Rijn. De klei op de 'Pruusse Bos' werd in deze periode (onderdeel van het Pleistoceen, de periode van de ijstijden) dan ook afgezet door de Rijn in een bedding die vele tientallen kilometers breed was. We moeten dan niet denken aan één of twee stromen, maar aan vele stroomgeulen die, afhankelijk van de periode en wateraanvoer, zich al kronkelend een weg zochten en soms alleen gebruikt werden bij extreem hoog water. In het Saalien (zo'n 370.000-130.000 jaar geleden, voor het Alpiene gebied ook wel Riss genoemd) was het weer zo koud dat de waterkringloop afnam en de neerslag veelal werd opgeslagen in de vorm van sneeuw en ijs. Vooral in het voorjaar en 's zomers zwelde de stroom smeltwater echter aan. Ook nadat de Maas een andere, meer noordwestelijke route zocht en vond, werd zo opnieuw puin aangevoerd, zij het ditmaal niet uit de Alpen maar vooral uit de Ardennen. De Maas schuurde haar eigen bedding uit in de vele puinlagen die de Rijn eerder had achtergelaten. Tegen het eind van deze periode bereikte de Maas in Midden- en Noord-Limburg haar meest oostelijke positie, maar nog steeds mogen we niet denken aan één enkele stroom. Via talloze geulen zocht de Maas, vaak sterk meanderd en voortdurend veranderend, een weg naar de zee. Dit geulenstelsel is nog gedeeltelijk herkenbaar in het huidige landschap. De grindwinning tot op vele kilometers van de huidige Maas is alleen mogelijk omdat de Maas ooit dáár het grind afzette. Het is ook de tijd van de mammoeten, waarvan de botten, kiezen en slagtanden zijn gevonden bij baggerwerkzaamheden in de rivier. Ze zijn nu te zien in het museum te Asselt. Tijdens een wat warmere onderbreking (een zogenaamd interglaciaal) van het Saalien, ongeveer 200.000 jaar geleden, nam de neerslag tijdelijk toe en voerde de Maas grote hoeveelheden regenwater aan. In het kale toendralandschap kon de rivier vrij zijn gang gaan en zo werd het middenterras gevormd. Bij Swalmen wordt dit middenterras van oost naar west doorsneden door het dal van de Swalm. Na het interglaciaal was het weer vele duizenden jaren bitter koud. Pas tegen het eind van de ijstijd treffen we de eerste menselijke aktiviteit aan in het Maas- en Swalmdal. De vuistbijl hiernaast werd gevonden door wijlen amateur-archeoloog Sjra Sanders op een aspergesveld aan de voet van het hoogterras. Vuistbijlen werden niet gebruikt om bomen te kappen, maar om bijvoorbeeld grote hompen vlees van de botten te scheiden. Deze bijl, waarvan de punt ontbreekt, zou tussen de 30.000 en 70.000 jaar oud kunnen zijn, maar ook een hogere ouderdom mag niet worden uitgesloten. Vanaf zo'n tienduizend jaar geleden, op het eind van de de laatste ijstijd genaamd Weichselien en het begin van het Holoceen, werden op het middenterras aan de oostzijde van het vrijwel drooggevallen Maasdal lange rijen stuifduinen afgezet door de overheersende westenwind. Zo'n afzettingen door de wind noemen we eolische afzettingen. Binnen de gemeente Swalmen treffen we deze zandverstuivingen niet aan langs de huidige Maas maar bijvoorbeeld wel bij de Hoenderberg en de Hillenrader Bossen bij de Boukoul, toen kennelijk nog gelegen langs de Maas. De Swalm mondt tegenwoordig uit in de Dode Maas bij de Weerd, maar dat is niet altijd zo geweest. Vele duizenden jaren geleden mondde ze uit op het eind van de SCHROEFSTRAAT en daarvoor zelfs nog verder stroomopwaarts, bij de Leuker, waar ze uitkwam in een Maasbedding waarvan de Eppenbeek en Teutebeek nu nog steeds gebruik maken. Kortom: ook al voordat er mensen woonden in Swalmen, veranderde het landschap voortdurend. Al met al bezochten enkele tienduizenden jaren geleden de eerste mensen Swalmen. We hebben het dan over de prehistorie, te beginnen met de Steentijd. Deze verdelen we weer in Oude Steentijd (Paleolithicum), Midden Steentijd (Mesolithicum) en Nieuwe Steentijd (Neolithicum). Ongeschreven geschiedenis De eerste bewoners van Swalmen en Asselt woonden hier maar tijdelijk. We moeten dan denken aan rendierjagers die de kudden volgden op hun jaarlijkse trek door het Maasdal en, afhankelijk van het gedrag van de dieren, hier een of meerdere dagen bivakeerden. Hun verblijf liet weinig sporen na. Ze leefden waarschijnlijk in tenten. In Swalmen zijn op het hoogterras bij de Bosberg sporen van de laat-paleolitische Ahrensbergcultuur (ca. 10.000 v.Chr.) aangetroffen. Het betreft de laatste rendierjagers, want met het oplopen van de temperatuur trokken de rendieren definitief naar het noorden. Mesolitische vondsten (ca. 8.000-3.000 v.Chr.) kent Swalmen ook. Van vuursteenknollen werden stukken geslagen, zoals deze kling (ca. 4000-2000 v.Chr.), gevonden op de Boshei. Mesolitische gebruiksvoorwerpen zijn over het algemeen kleiner dan de paleolitische, hetgeen samenhangt met de maat van het wild dat werd geschoten. Mesolitische vindplaatsen treffen we vooral aan in de omgeving van vroegere vennen en moerassen. Deze beker werd in 1937 opgegraven in een van de neolitische grafheuvels op de Boshei, onder aan de steilrand. De beker wordt gedateerd op ca. 2100-2000 v.Chr. en wordt gerekend tot de Standvoetbekercultuur. Voor onze voorouders waren deze grafheuvels nog vele eeuwen zichtbaar en ze beschouwden deze kennelijk ook als belangrijke plaatsen. Zo stonden de galg en het rad van de gerechtsplaats van Beesel op een van deze grafheuvels, bij grenspaal 425, ook wel bekend als het Greetjens Gericht, en de grens tussen Nederland en Duitsland (vroeger Gelre en Gulik) liep dwars door de heuvel. Lagen de neolitische grafheuvels nog beneden aan de steilrand, de mensen uit de Bronstijd gaven de voorkeur aan hoger gelegen plaatsen, zoals op de Bosberg, op kaarten uit de 19e eeuw ook wel aangeduid als Zevenberg. Binnen een gebied van slechts 100 bij 150 meter vinden we hier liefst tien grafheuvels. Een elfde ligt enkele honderden meters noordelijker langs de steilrand. Ook bij de KROPPESTRAAT liggen twee grafheuvels. Ook in de IJzertijd werd Swalmen bewoond. Zo kennen we een urnengrafveld aan de noordzijde van de BOSSTRAAT bij de sportvelden. Dit grafveld werd in 1936 onderzocht door de Leidse archeoloog en conservator dr. F.C. Bursch, die in die jaren kind aan huis was in Swalmen. De cilindrische pot met twee oortjes hiernaast werd al gevonden vóór deze opgravingen. Hij bevindt zich in het museum van Asselt. Andere vondsten verdwenen naar het Rijksmuseum van Oudheiden in Leiden en naar het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Een tweede IJzertijd grafveld lag ten zuiden van de HEISTRAAT, ruwweg tussen VAN HOENSBROEKSTRAAT en HILLENRADERKAMP. De grafheuvels hier waren voorzien van kringgreppels. Met de komst van de Romeinen ging er veel veranderen. De Prinsendijk, in Swalmen bekender onder benamingen als Keizersbaan en Steinke, was in de Romeinse tijd een belangrijke verbindingweg, die tot de 17e eeuw een belangrijke rol bleef vervullen. De Romeinen kwamen niet alleen langs Swalmen, ze bouwden er ook. Een buurtnaam als Wieler herinnert aan de landerijen die ooit tot een Romeinse villa behoorden. Een ware sensatie was in 1938 de vondst van enkele Romeinse pannenovens nabij Gebrook bij Middelhoven. De Swalmer klei was hier gebruikt voor de fabricage van dakpannen. Ook op andere plaatsen in Swalmen werden resten van gebouwen gevonden. Zo werden in 1938 bij Groenewoud, niet ver van de plek waar de Romeinse heerbaan de Swalm oversteekt, bouwsporen aangetroffen. Iets verder stroomafwaarts werd al in 1916 een Romeinse hutkom opgegraven. Interessant ook zijn de ronde tegels van een hypocaustum, een vloerverwarming, die in de oostgevel van de St.-Dionysiuskerk in Asselt zijn aangebracht als versiering, waarschijnlijk lang voordat in het midden van de 16e eeuw de toren van het kerkje werd verplaatst van de westkant naar de oostzijde. Misschien minder imposant maar wel talrijker zijn de vele muntvondsten, zoals deze Romeinse munt van keizer Constantinus II (4e eeuw n. Chr.). Vrij recent én verrassend is de vondst van een Romeins voorraadvat aan de Melatenkamp op de Hei. Deze ontdekking benadrukt nog eens aan dat er nog allerlei verrassingen in de Swalmer bodem wachten op ontdekking. Nadat het Romeinse rijk in de 3e en 4e eeuw instortte, raakten de wegen en gebouwen vermoedelijk al snel in verval. Het vacuum dat de Romeinen achterlieten werd gevuld door anderen. In 751 werd de macht van de laatste Merovingische vorst overgenomen door een van zijn hofmeiers, Pepijn de Korte, die tot aan zijn dood in 768 koning van de Franken zou blijven. Na zijn overlijden werd zijn troon overgenomen door zijn zonen Karel (met zijn ruim twee meter ook wel 'de Grote' genoemd) en Carloman. Nadat Carloman in 771 overleed, kreeg Karel de Grote de alleenheerschappij en zette hij de dynastie van de Karolingers voort die door zijn vader was gesticht. De Karolingers hadden in Asselt een zogenaamd kroondomein, een soort modelboerderij die tevens dienst deed als administratief centrum. De geschiedenis van de Asselterhof, door de eeuwen heen steeds de grootste boerderij van Swalmen, gaat terug op dit domeingoed, ook wel aangeduid met termen als palts (paleis) en curtis (hof). Karel de Grote slaagde er in 811, drie jaar voor zijn dood, nog in om de Vikingen zijn wil op te leggen met een grensverdrag dat hen op enige afstand hield. Gaandeweg stond het Frankische rijk echter in toenemende mate bloot aan invloeden en bedreigingen van buiten. In de loop van de 9e eeuw vonden er steeds meer invallen en plunderingen plaats en in het najaar van 881 zakten zij met hun grote drakkars de Maas af op zoek naar buit. Bij de Karolingische palts van Asselt sloegen zij hun winterkamp op en van hieruit ondernamen ze plundertochten tot in Luik, Aken en Keulen. Zo werd het Noormannenkamp vrijwel synoniem voor Asselt. Op de Boukoul werd in het verleden deze kogelpot gevonden. De pot, zogenaamd Paffrath aardewerk, dateert van ongeveer 1200. Ook bij de al genoemde opgraving op het tracé van de A73 bij de Nieuwenhof werd veel aardewerk gevonden uit de Late Middeleeuwen, de periode van circa 900 tot 1200, afkomstig uit productieplaatsen als Pingsdorf, Schinveld, Brunssum, Andenne en Elmpt. Ook werd er Romeins bouwpuin aangetroffen.
Bestuur en organisatie Swalmen viel al vroeg bestuurlijk onder het graafschap Gelre, in 1339 verheven tot hertogdom. De informatie over Swalmer toponiemen komt uit tal van bronnen. De oudste gegevens komen vooral uit de archiefbescheiden die ooit werden bewaard door de eigenaren van kasteel Hillenraad en de archieven van de voormalige schepenbank van Swalmen en Asselt. Transportprotocollen, ook wel overdrachtsregisters genoemd, bevatten duizenden akten van verkoop en verpanding van percelen met de aanduiding zoals deze door onze voorouders werden gebruikt. Jaarlijks vonden openbare hoorzittingen plaats, beter bekend onder de naam 'voogdgeding', waarbij de bevolking klachten kon uiten over de staat van de openbare wegen en waterlopen. Tijdens schouwingen, gewoonlijk 'beleid' genoemd, werd enkele keren per jaar gekeken of alle gebruikers hun percelen langs de wegen en beken in orde hielden. Notariële akten, het kadaster en allerlei landkaarten geven eveneens informatie over straat- en veldnamen.
Bezit, verpanding en overdracht Allodiale goederen ... Leengoederen
... Laatgoederen ... Toezicht en onderhoud van wegen ...
|
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
drs. J.G.Th.M. Beyers: De Swalmense beroepsstructuur aan het einde van de 18e eeuw. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 16 (1996). |
||
© Loe Giesen, Reuver 1983-2024 | ||
straatnamen Swalmen straatnamen Asselt straatnamen Boukoul | Kroniek | Gastenboek |