Van Biesweerd tot Boeshei - Toponiemen in Swalmen en Asselt | ||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
Smabers 12 |
||
Land aen ghenen Gansseacker wordt al vermeld in 1395. In de late 16e eeuw genoot de kerk van Swalmen inkomsten uit een half bunder land beneven den Gaesacker. In 1679 pachtte Hendrick Beeck de Swamerhoff inclusief land op de Gaesacker. Landmeter Smabers geeft de benaming wech aen den Gansacker in 1774 voor de weg die nu REUBENBERG heet. De percelen 380 tot en met 384 behoren blijkens het bijschrift nieuw aen den Gansacker 1773 tot een van de ontginningen waaraan pas een jaar voor het vervaardigen van de serie kaarten werd begonnen. Vermoedelijk zijn ook de tegenovergelegen percelen pas een jaar eerder ontgonnen. Het verschil met de meer naar het zuiden gelegen percelen valt meteen op. Deze zijn door erfdelingen vaak verdeeld in soms zeer smalle stroken land van maar enkele meters breed, die nauwelijks afzonderlijk kunnen worden bewerkt. |
||
Gebroek | ||
Gebroek is de benaming voor een gebied bij Middelhoven dat vroeger ook wel werd aangeduid als de Winkel of 't Heukske. Op de Tranchotkaart van ca. 1810-1820 staat het gebied aangeduid als Aengenbrock. In het Plan der Buurtwegen en Voetpaden (1875) wordt de weg door dit gebied aangegeven als Middelhoverstraatje. Begin mei 1938 werden bij Henri Janssen in Middelhoven pannen en urnscherven gevonden. Bij archeologisch onderzoek onder leiding van Frans Christiaan Bursch, archeoloog en conservator van het Rijksmuseum voor Oudheiden te Leiden, werden in september van dat jaar drie pannenovens blootgelegd. Enkele pannenfragmenten bevatten een stempel . Wiel Luys: Romeinse pannenovens in Swalmen. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 23 (2003). |
||
Gebroken Slot | Smabers 6 en 7 | |
Landmeter Smabers gebruikt de benaming het gebroken slot in 1774 op de kaarten 6 en 7. Zie ook: Naborch. |
||
Gebrouwhuisveld | Smabers 6 | |
Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat ten zuiden van de GEBROUWHUISWEG het Brouwhuisveld aangegeven. | ||
GEBROUWHUISWEG | Smabers 6 | |
Op een zomeravond in 1699 zat pater Willem Aquarius in het klooster St.-Elisabethsdal in Nunhem in zijn kamer achter zijn schrijftafel. Ja, zo moest het zijn geweest. Zo zag het eruit toen hij rond 1660 als kind speelde in Asselt, waar hij in 1653 werd geboren als zoon van Dirck Aquarius en Agnes aen de Beeck. Samen met zijn ouders, broers en zussen ging hij vaak naar zijn grootouders, Jan aen de Beeck en Windel Quiten. Hij herinnerde zich alles weer. Misschien had zijn grootvader hem wel verhalen verteld over vroeger, toen zíjn moeder, Gertruy van Horn, er woonde, eerst met haar eerste man ook Johan aen de Beeck genaamd, en na diens overlijden met Willem Quijten, met wie ze in 1590 in Asselt was hertrouwd. Laten we eerst eens kijken naar de boerderij links van de weg. In 1687 verpandden Anna Gertrudis Heijster, weduwe van Jan Baptist Woesting en haar broer majoor Gerard Constantijn Heijster de boerderij genaamd Heijstershof, zoals deze aan hen was toegevallen door het overlijden van de raadsheer Jan Baptist Poeyn. Vermoedelijk had deze ze weer geërfd van Bartholomeus Poeijn, al rond 1620 gehuwd met Catharina Heijsters en enige tijd stadhouder van de leengoederen van kasteel Nieuwenbroek in Beesel. De familie Heijsters had al in de 16e eeuw bezittingen en inkomsten in Swalmen, o.a. uit de verdwenen Nopperhof. In Beesel hadden ze de Hoosterhof. Ja, ook toen al was het ongelijk verdeeld in de wereld… In 1630 droeg zijn vrijgezelle broer Jan Quiten, ook wel bekend als Jan in gen Brouhuys, het brouwhuis met de schuur en landerijen over aan zijn schoonzus Trienken Steijnen, als vruchtgebruikster en ten behoeve van haar kinderen uit haar huwelijk met wijlen Goerdt. Jan bepaalde dat hij, uitsluitend voor zichzelf en voor eigen behoefte, het voorhuis van het brouwhuis en het kamertje dat daarop stond plus de moeshof achter de schuur gelegen zoals deze op dat moment met een steeckbehren hegke was afgebakend, levenslang zou mogen bewonen en gebruiken. Verder zou hij jaarlijks een appelen- en een perenboom mogen aanwijzen voor eigen gebruik. Enkele maanden na deze ruil, in oktober 1630, , hertrouwde Catharina met Seger Jacobs uit Roermond. Godefridus Quiten junior, Catharina's jongste zoon uit haar eerste huwelijk, trouwde in 1648 met Mechtildis Cuijpers; samen stelden ze het huis in 1668 als onderpand voor een lening. Van de kinderen beperken we ons gemakshalve tot zoon Leonardus, die priester werd in Leuven, en Lucia, die trouwde met Peter Randhaxe, scholtis van Stevensweert. Tja, en dan wordt het allemaal toch nòg ingewikkelder. In 1697, twee jaar nadat Jacob Spee het aandeel van kapitein Heijster kocht, brandde het huis van Spee af. Hierop liet Peter Randhaxe namens zijn zwager Leonardus Quiten beslag leggen wegens de ontstane schade. Mogelijk heeft de tekening van pater Aquarius verband met deze gebeurtenis, maar dat weten we niet. Als het Gebrouwhuis al is afgebrand, werd de schade kennelijk hersteld. In 1715 verpandden Petrus Randhaxe en Lucia Quiten immers opnieuw het Brouwhuys. Maar het 'Gebrouwhuis', dat was toch op de plaats van de eerdere boerderij van Jacob Spee? Klopt! Jacob hadt een dochter Anna Spee, die rond 1695 trouwde met Sibert Naus. In 1708 pachtten ze samen de Asselterhof, nadat ze eerder op een van de boerderijen van het kapittel van Roermond hadden geboerd. In 1731 verkochten de erfgenamen van Sibert Naus het Brouwhuys aan hun oom en tante, Jacob Smeets en Elisabeth Spee. Jacob was geen makkelijk heerschap. Toen zijn zoon Aret in 1745 werd gedagvaard voor de kerkelijke rechtbank door Anna Gelissen, bedreigde hij de bode zodanig met een hellebaard dat deze naar een kamer vluchtte waar hij zich opsloot. Pas toen de rust was weergekeerd, ging de bode onverrichterzake terug naar Roermond. Aret en Anna, eigenaren van herberg de Zwaan, zouden overigens toch nog trouwen. Ditmaal vererfde het Gebrouwhuis op een andere zoon, net als zijn vader Jacob genoemd. Samen met zijn tweede vrouw Helena Albers verkocht Jacob Smeets het Brouwhuys in 1761 aan Willem Sanders en Anna Heijnen. Via huwelijk van dochter Ida Sanders met Hendrick Wijnen kwam het Gebrouwhuis vervolgens in handen van een volgende familie en volgens jaarankers werd het huis 1868 her- of verbouwd. Maar of dat ook echt op de plaats was van hèt Gebrouwhuis? Vermoedelijk wordt de GEBROUWHUISWEG al genoemd in de 'Wroege der gemeiner wegen' uit 1587, een bijeenkomst waarin werd afgesproken welke wegen en voetpaden openbaar waren en hoe deze liepen: "Oever Heistershof geit ein gemeine naeberwech naer den Aldenhouver moushoff neffen Nouwenhof beyst in die straet". De formulering lijkt een aanwijzing dat de Heistershof op dat moment aan beide zijden van de weg lag. |
||
Geer | Smabers 11 | |
Benamingen als 'geer' zijn vrij algemeen voor vaak wat langgerekte driehoekige percelen. In 1715 droeg Anthoin Smeets akkerland genaamd den Geer, op de Mortel gelegen in onberekend gebruik over aan Gerard Emets en Agnes Cuijpers, in ruil voor een bedrag om 't'employeren voor den meesterloon van den chyrurgijn, begraeffenis costen ende voordere schulden bij sijnen broeder Andries Smeets saliger naergelaeten'. |
||
Geisting, de | ||
Deze veldnaam zien we voor het eerst in een lijst van landerijen die in 1395 tiendplichtig waren aan Steven van Oerade: “Item in den velde dat die Geistinck heyt vij boenre heren Dierick van Oist tobehorende van Oytmans paele nederwart op den Daren thent halff Steven aver vanden selven pael ende vanden selven Daren opwart ter Ruremunscher straten dat derdedeil Stevenvoirss.” En “Item aen den selven Geystinck vijff morgen lants der vrouwen van Nyele tuebehoerende eyn halff boenre dair ynne gesloetelt teyndt temael Steven ende dat ander gemeyn. Item den selven Geystinck twe morgen lants die Slabbarts van Assel waren teyndt Steven temael.” Deze beschrijvingen lijken te wijzen op een gebied ten zuiden van Swalmen, waarschijnlijk aan de oostzijde van de huidige RIJKSWEG. |
||
GELRESINGEL, HERTOGDOM | ||
Swalmen behoorde eeuwenlang tot het graafschap, later hertogdom Gelre. Het voormalige graafschap Gelre werd in 1339 door keizer Lodewijk van Beieren tot hertogdom verheven. Gelre ontstond oorspronkelijk rond de nu Duitse plaatsen Geldern en Pont. In de 13e eeuw bestond het graafschap uit vier zogenaamde kwartieren: Nijmegen met gedeelten van Betuwe en Land van Maas en Waal; het graafschap Zutphen; de Veluwe; en het Overkwartier, ook wel Opper-Gelre genoemd. Het Overkwartier, waartoe ook Swalmen en Beesel met Belfeld behoorden, was het meest zuidelijke deel van het hertogdom. Met de Slag bij Woeringen in 1288 kwam er een einde aan de Gelderse opmars. Toch nam het graafschap later weer in aanzien toe en het tweede huwelijk van Reinoud II met Eleonora, een zuster van de Engelse koning Edward III, was voor laatsgenoemde aanleiding om te bemiddelen bij de Duitse keizer met dus de hertogstitel als resultaat. In 1343, slechts enkele jaren nadat hij tot hertog was gekroond, bracht Reinoud II een bezoek aan Swalmen. Reinoud II’s zonen Reinoud II (1333-1371) en Eduard (1326-1371) volgden hun vader op. Hoewel Reinoud als oudste de eerste rechten had, werd deze in 1361 door zijn broer Eduard gevangen gezet. Toen Eduard in augustus 1371 op het slagveld sneuvelde, werd zijn broer alsnog hertog, maar ook hij stierf nog datzelfde jaar. Beide broers overleden zonder kinderen, waarna aanspraken op de troon werden uitgevochten in de Gelderse Successieoorlog (1371-1379). Uiteindelijk werd deze strijd gewonnen door Maria van Gelre, dochter van Reinoud II van Gelre en echtgenote van hertog Willem II van Gulik. Haar zoon Willem III van Gulik werd pas in 1379 in heel Gelre erkend als de nieuwe hertog van Gelre. In de Spaanse tijd (1570-1702) was het Overkwartier oftewel Spaans Gelre nog steeds verdeeld en versnipperd. Het Overkwartier bestond uit diverse Ambten, zoals het geïsoleerd gelegen Ambt Middelaar, Ambt Geldern, Ambt Straelen, Ambt Krieckenbeck, Ambt Kessel, Ambt Erkelenz en Ambt Montfort met als meest zuidelijke plaats het ook weer geïsoleerd gelegen Nieuwstadt. |
||
Genaenhof | Smabers 6/61 | |
In 1376 schonk Werner van Swalmen de Genaenhof (ook: Genaanhof) inclusief land op de Schroef aan het door hem gestichte Kartuizerklooster te Roermond, tot onderhoud van prior en twaalf monniken. De kartuizers waren later ook eigenaar van Beeckerhof, die ze vermoedelijk in de loop van de 15e eeuw verwierven, en hadden ook een bijzondere band met de erfvoogden van Roermond, tevens eigenaren van de Asselterhof. Zo bepaalde ridder Willem van Vlodrop in 1492 in zijn testament dat hij wilde worden begraven bij de karthuizers in het graf van zijn vader. Tegen de gevel van de boerderij staat een fragment van de grafsteen die Derikxen Bastiaans in 1664 liet maken voor haar man Hendrick Heijnen, 'villicus in gen Nanhof'. Haar eigen overlijdensdatum is nooit ingevuld. De steen werd hier geplaatst nadat hij bij een verbouwing bij de kerk van Swalmen werd teruggevonden onder een pad. De hoofdschat voor 1712 noemt Jochim Naus als halffman in gen Naenhoff; hij was gehuwd met Elisabeth Kessels. Jan Heijnen wordt in 1746 vermeld als halfman van den Naenhoff; hij was in 1740 in Asselt getrouwd met Anna Janssen, die in december 1746 overleed. In 1735 werd de schuur ver- of herbouwd, getuige een steentje met dit jaartal onder een nis.
Jaarankers 1769 met de initialen B J (zie ook: Beeckerhof) op het woonhuis geven de bouwdatum van dit gedeelte aan. De initalen verwijzen naar Bernardus Jansen, die in 1764 werd benoemd als laatste prior van de kartuizers. Na de opheffing van het klooster in 1783 woonde Jansen nog samen met enkele kloosterlingen enige tijd op een van de boerderijen in Swalmen. In 1798 werd
de Genaenhof bij opbod verkocht aan Jean Guillaime Schmasen te Thorn, in 1763 geboren in Kaldenkirchen. Hij trouwde in 1803 in Stevensweert met Cornelia van der Leeuw. Landmeter Smabers (1774) geeft de boerderij aan als Naenhoff, oudts genaemt Aldenhoff of Oudenhoff. De hoeve bestaat dan uit woonhuis met stallen en een tegenovergelegen schuur. Aan de westzijde, bij de stallen, is al de aanzet te zien tot een U-vorm die echter nooit voltooid is. De muur aan de zijde van de Swalm ontbreekt nog. Links voor het woonhuis ligt een klein L-vormig gebouw, mogelijk het bakhuis dat wegens brandgevaar enkele meters van het woonhuis werd gebouwd. Aangezien bij de nabijgelegen Genoenhof geen bakhuis is te zien, deden beiden pachters mogelijk samen met dit bakhuis. Vanuit westelijke richting loopt vanuit Asselt de GEBROUWHUISWEG tussen de boerderij en de Swalm langs, om enkele tientallen meter via het bruggetje de Swalm over te steken richting SCHOOLBERG. In 1881 kreeg J. Berger uit Venlo toestemming om de Swalm bij zijn bouwhoeve Oudenhof te verleggen. Aangezien de familie Schmasen op dat moment eigenaar was van de Genaenhof, is onduidelijk welke hoeve hier bedoeld wordt. In september 1917 werd de Genaanhof, bestaande uit een nieuw gebouwde pachthoeve, te koop aangeboden door de familie Berger. In 2012 werd achter langs de Genaenhof een wandelpad aangelegd als onderdeel van het ommetje 'Natuurlijk Asselt'. Dit pad geeft een uitzicht op de hoeve vanaf het zuiden (zie onderstaande foto), met de St.-Lambertuskerk op de achtergrond. |
||
Genaenhoverdries | ||
In 1719 verkochten Areth Schoolmeijsters en Magdalena Peters, echtelieden, alsmede Sil Schoolmeijsters land aan de Naenhover Dries gelegen aan de zijde naar Wijler. | ||
GENHOUT | ||
GENHOUT is de benaming van een straat ten noorden van de KROPPESTRAAT tussen KERKEBROEKWEG en ZWAANSWEG. De benaming werd ontleend aan de gelijknamige hoeve (zie: De Hout). | ||
Genoenhof | Smabers 6/116 | |
De geschiedenis van de Genoenhof of Nieuwenhof is door de eeuwen heen nauw verweven geweest met de geschiedenis van de Naborch. Via de Van Swalmens kwam de hoeve in 1381 in handen van de familie Van Oest. In 1432 werd de Nienhoff verpand door Jan van Oest. In de 15e, 16e en 17e eeuw was de hoeve verdeeld over meerdere eigenaren die veelal op zeer grote afstand woonden. Een van hen was Felicitas van Oest, dochter van Johan van Oest en Wilhelma van Bellinghaven. Na haar huwelijk met Willem van Vlodrop noemde zij zich meestal vrouwe van Rijckholt en Leuth. Rond 1475 werd een proces gevoerd tegen Johan van der Hart, "wonende tot Zwalm op der joncfrouwen hove van Rycolt". De hoeve Nieuwenhof, de oliemolen en de griend genaamd de Oude Maas te Swalmen maakten in de jaren 1502-1509 deel uit van de rentmeesterij van het huis Aldenghoor te Haelen. Johan van Schijnnen van Wijck was in deze periode rentmeester voor de eigenaresse: vrouwe Alverda van Oest tot Hillenrade, weduwe van Arnt van Thoor tot Aldenghoor. In tweede huwelijk was zij getrouwd met Werner van Palant tot Wassenberg, hoog-drossaard aldaar. Uiteindelijk werden de verschillende aandelen van de hoeve rond 1664 voor het bedrag van 8.000 pattacons weer bijeengebracht in één hand door de ambitieuze Christoffel Schenck van Nijdeggen. In 1674 verpandde Christoffel Schenck de Nuijenhoff aan Catharina Peters de Lange, weduwe van de Roermondse schepen Jan Spee. De obligatie kwam later eerst in handen van de orde van de Penitenten te Roermond, in 1771 van de koopman Andries Knippenbergh. Schepen Matthis in gen Nouwenhoff of Nuenhaeff wordt genoemd in 1631 en '34, terwijl Krijn en zijn vrouw Neesken in 1634 worden vermeld als halflieden van de Neuwenhoff. Wijlen Godefridus Slabbers en zijn vrouw Gertrudis Pouwels worden in 1699 genoemd als 'villici op den Nunhoff'. Gertrudis overleed in 1676 na een brand in de schuur van de Nieuwenhof ten gevolge van een onweer. In 1686 klaagden de naburen dat de pachter van Beeckerhoff en Noenhoff weigerden om hun vee te laten hoeden op de Bosch. Volgens akte van 1687 was Hendrick Slabbers op dat moment halfman van gen Noenhoff, in een belastinglijst van dat jaar ook wel geschreven als yn Ghenoneff. De boerderij telde toen 7 koeien, 5 runderen, 133 schapen, 2 ganzen en 8 korven bijen. Hennis in gen Nouhoef overleed in 1697, maar in 1712 wordt opnieuw een Hendrick Slabbers in gen Noenhoff genoemd. Na zijn dood werd de pacht overgenomen door Hendrik Bulders en diens vrouw Gertrudis Slabbers, die al jong overleed. In 1728 overleed ook Seger Beeren, een van de knechten van de Noenhoff, nadat hij bij testament had beschikt over zijn nalatenschap, waarna in 1731 de hulp werd ingeroepen Hendrick Haewienckels om mee hepen met de exploitatie van de Nonhoff. Een lijst uit 1746 noemt de weduwe van Hendrick Verheggen als 'halfferse'. In 1774 geeft landmeter Smabers de hoeve aan als den Noenhoff van oudts genaemt Nieuwenhoff. We zien een open hoeve, bestaande uit een woonhuis met stallen met daartegenover een schuur. In 1860 werd de boedel beschreven van Willem Theelen en Helena Ramakers, overleden op Genoenhof. Enkele jaren later veranderde de omgeving vrij ingrijpend door de aanleg van de spoorlijn. In maart 1899 lezen we: "Op een der laatste dagen van de gepasseerde week liepen eenige schapen van den Nieuwenhof op de spoorbaan, toen een trein in aantocht was. Vijf lammeren werden door de machine gegrepen en verpletterd. De trein ondervond geene vertraging." Op dinsdag 1 december 1903 sloeg het noodlot toe op de boerderij. "Gisteravond omstreeks zes uur brak een geweldige brand uit bij de kinderen Hendrikx, landbouwers, wonend op de boerderij , genaamd "Genoenhof" onder deze gemeente. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat er aan blusschen niet te denken viel. Heel de oogst, een 26-tal hoornvee, meestal koeien, 1 stier, kippen, eenden, benevens gedeeltelijke huisraad, alles werd een prooi der vlammen. Van de 4 stuks hoornvee die nog zijn gered kunnen worden, heeft eene koe soodanige brandwonden bekomen, dat men ze heeft laten afmaken. Ook een varken verkeerde in dat geval. De brandspuit, die spoedig ter plaatse was, kon tegen het vernielend element niets uitrichten. Van de geheele boerderij is niets gebleven dan eenige naakte muren. Alles is tegen brandschade verzekerd. De oorzaak van den brand is onbekend. Hij werd door de dienstmeid het eerst ontdekt in den stal, waar kort te voren eerst het vee verzorgd was." In maart 1904 volgde de aanbesteding van de huidige boerderij, die daarmee als een feniks uit de as herrees. De gebouwen werden herbouwd en uitgebreid naar een ontwerp van Hubert Sillen uit Swalmen. In 1920 werd de hoeve bewoond door M. Veugelaers, in de jaren 1925-1934 door W. Schreurs, in 1938-1943 door Frans Nijskens. Al deze pachters hielden zich ook bezig met het fokken van paarden. In juli 1939 werd in de weiden bij de Genoenhof een groots opgezet ruiterfestijn gehouden. Door allerlei factoren werd de exploitatie van de Genoenhof in het laatste kwart van de 20e eeuw steeds moeilijker. Door de aanleg van de snelweg A73 werd het landbouwareaal van de Genoenhof bovendien nog eens zodanig verdeeld dat ook de bereikbaarheid van deze gronden lastig werd. Nadat de laatste pachters de hoeve verlaten hadden, werd de boerderij nog maar gedeeltelijk bewoond. |
||
Genoenhoverbroek | ||
In 1725 verkocht Anna Beeck, weduwe van Jacob Nijssen, een hooibemd aan het Noonhoffer Broeck gelegen tussen het Beeckbroeck en het Noenhoever Broeck. | ||
GERAEDTSSTRAAT, PATER | ||
Thomas Franciscus (Frans) Geraedts werd op 12 mei 1881 geboren in Swalmen als tweede zoon van Jacobus Geraedts, houthandelaar, en Maria Theresia Heijer. In zijn jeugd was Frans o.a. lid van de plaatselijke fanfare. Op 17 juli 1910 werd Geraedts in Leuven tot priester gewijd en en week later, op zondag 24 juli, droeg hij zijn eerste H. Mis op Swalmen. Op maandag 15 augustus werd in de zaal van de Jongelingenvereeniging een concert gehouden door fanfare St.-Cecilia, waarvan de opbrengst bestemd was voor de missie van pater-missionaris Frans Geraedts. Ook Swalmens Liedertafel zamelde een maand later geld in voor de pater. Op zondag 18 september nam Frans Geraedts (S.C.J., d.w.z. lid van de Paters van het Heilig Hart van Jezus van Bétharram) tijdens de hoogmis afscheid van zijn geboortedorp, waarbij hij nog eens fl. 100,- ontving aan collecteopbrengsten. Twee dagen later vertrok hij via Marseille naar Brazilië. Daar woonde en werkte hij 43 jaar lang in Água Preta, waar hij op 14 augustus 1953 overleed. In die gemeente werd later een school naar hem genoemd. | ||
GERARDSTRAAT, GRAAF | ||
Deze straat in het uitbreidingsplan Marten Giesen was bij raadsbesluit van 7 januari 1963 oorspronkelijk MERELSTRAAT genoemd. Al ruim anderhalf jaar later, op 30 september 1964, koos de gemeenteraad echter alsnog voor de huidige naam. |
||
GEVAREN | Smabers 15 | |
Tot ver in de 18e eeuw werden wegen op allerlei afgesloten met slagbomen en veehekken. Zo'n veehek werd gewoonlijk aangeduid als 'valder' of 'varen'. In Swalmen bleef een van deze hekken in de herinnering bewaard. GEVAREN betekent immers niets anders dan 'gen varen': het veehek. Op 12 april 1673 verklaarde de zieke en bedlegerige Henricxken Hermens, weduwe van Jan an gen Vaeren, dat het huis bewoond door haar nakind Stincken, de echtgenote van Coon Rochus, 'bij de welcke sij Henricxken vanaf op huyden bedlegerigh is, getimmert sie worden van het holdt so op het erff van haeren voorsoon Coon Erkes gestaen hefft ende hem als een voorkindt aldus toebehoerende, ende dat haeren tweeden man Jan aen gen Vaeren saliger den vader van Stincken voorseyd haer naedochter hebbe belofft gehatt Coonen Erkes sijner vrouwen voorsoon sijn huis oock te helpen optimmeren ende overmits daer op niet gevolght is dat begert ... wil Henricxken Hermens voors. dat haeren voorsoon Coon daer tegens solle genieten hondert gulden dewelcke haer naekindt Stincken met haeren man Coon Rochus voorseyd sollen hebben aen den voorsohn uyt te reicken, dewelcke 100 gulden op Stinckens huys sollen gevesticht blieven.' GEVAREN maakte vroeger deel uit van de gebruikelijke route tussen Roermond en Venlo. Aan dit stukje weg lagen in 1774 vier woningen. De huizen maakten deel uit van het gebied dat van oudsher werd aangeduid als Daelkamp. Een klein huisje (Smabers 15/8) op de hoek van GEVAREN en een voetpad dat naar de huidige RIJKSWEG ZUID liep, was in 1774 eigendom van Hermanus Naus en Jenneken Gisberts, die elkaar in 1754 het jawoord hadden gegegeven. Hun zoon Hendrik trouwde in 1784 met Mechtildis Pijpers. Nadat vader Manus in 1788 overleed, bleef moeder Jenneken inwonen bij haar zoon. Het huisje verdween waarschijnlijk bij de aanleg van de huidige RIJKSWEG. |
||
Gewit | Smabers 5 | |
Petrus Randhaxe en Lucija Quijten verpandden in 1717 elf morgen land op het Gewijdt te Asselt onder Swalmen gelegen. Dit gebied ligt ten noordwesten van de Sijperhof tegen de Vuilbemden aan. Landmeter Smabers (1774) gebruikt de benaming op het Gewit voor de percelen 21 tot en 26 op kaart 5. Over de tiende noteert Smabers: als de pastorie het Gewidt thiendt, thiendt het Carthuijs het hoeij aldaer en alsoo vice versa. |
||
GRAETERBAAN | Smabers 2 en 3 | |
Op de kaarten 2 en 3 van landmeter Smabers staat de Grather Baene aangegeven als een weg die van links naar rechts vanaf de de Schinheuvel naar de Graeterhof loopt. | ||
Graeter Haak, de |
Smabers 2/55 |
|
De Haak, vaak ook Graeter Haak genoemd, wordt in 1463 genoemd in een lijst van keurmedige goederen behorend tot de Asselterhof: 'Henrich van den Grinde eyne koirmoide to afflijve van den guet van den Haick nu Thijs van den Griende'. Een trieste vermelding stamt uit 1727: 'Informatien genoemen door scholtis ende schepenen des gerichts van Swalmen ende Asselt over het doodt bevonden corpus van Peter Francken, melaetsche inwoonder van Elmpt. Den 6 januarij 1728 hebben wij onderges. gerichtspersoonen ons vervoeght in den Graeter Haeck, alwaer wij het voorss. corpus tusschen de bulten ende eenige waeterpoelkens bevonden hebben, liggende op den rugge int waeter, besijden neffens hem sijnen stock ende cruxken staende noch tusschen de bulten, wye mede sijn randtsel, eeck ende ordinaire bagagie welcke hij gewoon was bij sigh te hebben alle liggende ter sijden het voorss. doode corpus, ende naer dat het selve in onse presentie door den chirurgijn Peter Delbaro ..actelijck is worden gevisiteert, ende daer aen geen de minste quetsuyre offt letsel bevonden in de voegh wij nyet anders en hebben connen oordeelen offt den selven persoone bij puyr ongeluck in den avondt tusschen de bulten ende waeterpoelen omt leven is gecomen, is het selve corpus op requisitie van sijn vrouwe, broeder ende kinderen aen haer gevolght, aldus gevisiteert ende gepasseert tot Swalmen op dato voorss.' Smabers geeft de Haak (de percelen 55 tot en met 60 op kaart 2) niet met deze naam aan. De twee meest zuidelijk gelegen percelen, langs de RAAYSTRAAT, geeft hij aan als Vorstermans Camp. Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat de Graeter Haek aangegeven. |
||
Graeterhof | Smabers 2/53 | |
De vroegste geschiedenis van de Graeterhof is lastig te reconstrueren. Dit komt o.a. doordat meerdere boerderijen werden aangeduid als op Graet of op gen Raay. In ieder geval wordt uit de bewaard gebleven stukken duidelijk dat de Graeterhof zich in de late middeleeuwen in belang kon meten met andere kapitale boerderijen in de omgeving en net als kasteel Hillenraad zelfs beschikte over een vluchttoren of Bergfried (ook wel donjon genoemd). Op 15 augustus 1358 verpandde Jacob Licop, burger te Roermond, met toestemming van zijn gelijknamige zoon Jacob al zijn goederen op Graet, zoals deze in leen werden gehouden van de voogdij van Roermond. De naam van deze eigenaar komen we in de 16e eeuw mogelijk nog tegen in de toponiemen Licops Dick en Licops Portenn Post, genoemd in een bosrol uit 1585. Het Hieronymusklooster werd in 1561 door de paus aangewezen om als hof te dienen voor Willem Lindanus, de eerste bisschop van het nieuwe bisdom Roermond. De opbrengst van de bezittingen van het klooster, waaronder de Graeterhof en Schaerbroek, werd bestemd voor het onderhoud van de bisschop. Op 23 augustus 1582 werden de goederen van het Hieronymusklooster overgedragen aan het kapittel van de kathedraal. Kort daarna, in ieder geval vóór 1585, brandde de Graeterhof tot de grond af. In 1585 verrees een nieuwe schuur en in 1587 werd ook het woongedeelte vrijwel voltooid. Prompt werd de vluchttoren of birgvrij van de hoeff op Grait door ruiters verwoest; ook deze werd in 1588 weer herbouwd. Het bisdom respektievelijk het kapitttel bleef eigenaar van de Graeterhof totdat de Fransen in 1795 alle kerkelijke goederen in beslag namen. Landmeter Smabers tekent de gebouwen van de Graeterhof in 1774 op kaart 2 perceel 53 (grather hoff boomgaert) en kaart 3 perceel 120 (grather hoff schuijr en gaerde). Hoewel deze percelen door de werkwijze van de landmeter toevallig op twee kaarten terecht zijn gekomen, liggen ze in werkelijkheid aan weerszijden van een verdwenen weg die, als een verlengde van de huidige GRAETERBAAN, doorloopt tot aan de beek en daar afbuigt in zuidelijke richting. De GRAETERHOFWEG maakte ook in 1774 al de vreemde draai bij de Meut. De andere route liep echter langs het huis van Jan Sanders en verder langs de beek, om daarna met een bocht achter langs de Graeterhof met een kruising aan te sluiten op de GRAETERBAAN. Nadat de boerderij in 1795 in beslag was genomen door de Fransen, werd deze op 18 maart 1798 bij een openbare verkoop aangekocht door Jean Gilles Hyacinthe Smeets, advokaat te Maaseik, namens de maatschappij Smeets-Huquier. Deze maatschappij kocht twee weken later ook hoeve Schaerbroek. Bij een deling in april 1801 werd de hoeve vervolgens eigendom van Francois Xavier Huguier uit Mainz (Mayence), die de Graeterhof daarop verpachtte aan Théodore Geradts en Sophie Sanders. In april 1816, na het overlijden van haar man ging de weduwe Sophia Sanders een nieuwe pachttermijn voor zes jaar aan voor de Graaterhof. De eigenaar was inmiddels verhuisd naar Maastricht. Via Charles Huquier uit Maastricht, broer van de eerdere eigenaar, kwam de hoeve bij legaat van 18 augustus 1834 in handen van Theodoor F. Knijn uit Mainz. Knijn op zijn beurt verkocht de Graterhof op 31 december 1839 aan meester Martin Pascal Hubert Strens en zijn vrouw
Josephine Catharina Henriette
van
Eersel. Jacob Hendricks werd de nieuwe pachter. Op de kaart van buurtwegen uit 1844 (gebaseerd op eerdere kadasterkaarten) zien we dat de hoeve toen vrijwel een carré vormde. Links stond een grote graanschuur, rechts de pachterswoning met stallen. Nadat Strens in juli 1875 in Maastricht overleed, werd het beheer van de hoeve met landhuis overgenomen door zijn zoon Charles Eugene Pascal Joseph, in 1829 geboren te Luik. Deze trouwde in 1857 met Amalia Carolina Josephina Milliard, dochter van de Roermondse notaris Felix Milliard, die we veelvuldig tegenkomen in de notariële archieven met betrekking tot Swalmen. Charles Strens overleed in 1892 in huize Den Dael in Nuth. Een foto uit ongeveer 1893 laat zijn trotse zoon Louis Strens zien, hoog te paard gezeten voor de Graeterhof (zie: BURGEMEESTER STRENSLAAN). Op deze foto is nog het ontwerp van architect Pierre Cuijpers te zien. In 1894 en 1899 liet Louis Strens, in 1895 benoemd tot burgemeester van Swalmen, het landhuis opnieuw verbouwen maar ook deze ingrijpende aanpassingen gingen hem niet ver genoeg. In 1909 nam hij de Roermondse architect Frans Dupont in de arm, die voor hem een villa blanca ontwierp. De oplevering zou plaatsvinden op 15 augustus, zo stond in het contract. Een gesmeed ijzeren inrijhek met stenen en pilaren voor de ornamenten plus 'een gesmeel ijzeren marquise met glas gedekt, fraai ormanentwerk, geschikt voor buitendeur, voor zomerhuis of serre', zoals in juli 1909 te koop aangeboden, zal waarschijnlijk bij het oude ontwerp van Cuijpers hebben gehoord. De oude gebouwen werden vrijwel geheel gesloopt, waarmee de meeste herinneringen aan het oude boerenbedrijf verloren gingen. Toch treffen we in de jaren 1914-1916 nog Chr. Verkoelen aan, vermoedelijk als pachter, wanneer deze spullen verkoopt op Graethof. In 1967 verkochten de erfgenamen Strens de villa aan horecaondernemer H.G. Huntjens uit Asselt, die het gebouw onder de naam "Auberge In de Ruif" omtoverde tot hotel. Slechts korte tijd kon Huntjens zich eigenaar noemen: na een faillissement werd huize Graethof op 19 december 1969 na een openbare verkoop eigendom van de Hengeloosche Bierbrouwerij. Tussen 1972 en 1994 runde het echtpaar Schreiner-Schneiders er een familiehotel, waarna het pand werd verkocht aan Engelbert en Emely Blanke, die het hotel voortzetten. Vanaf 15 juli 2001 is het pand eigendom van Andrew en Phylo Peat, die de villa na een grondige verbouwing in gebruik namen als woonhuis. Jaak Slangen: Graeterhof. Van pachthoeve tot villa blanca (1463-2003). |
||
GRAETERHOFWEG | Smabers | |
De GRAETERHOFWEG ligt tussen de BOVENBOUKOUL en de GRAAF WOLFF METTERNICHLAAN. | ||
Graeterveld | Smabers | |
Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat het Graeter veld aangegeven voor de driehoek tussen Hillenraederweg, GRAETERWEG en Graeter Baen. | ||
GRAETERWEG | Smabers | |
Langs deze weg liggen slechts twee huizen: het Jagershuis en de Graeterhof. Het kadastraal minuutplan van 1843 laat zien hoe de weg tussen het Graeterveld en het Kleutjen doorloopt. | ||
GRENSWEG | Smabers | |
Tussen het Grietjens Gericht (bij grenspaal 425) en de A73 ligt, precies op de voormalige gemeentegrens tussen Beesel en Swalmen (nu gemeente Roermond), de GRENSWEG. Met de aanleg van de snelweg is de spoorovergang verdwenen, waardoor de weg in noordwestelijke richting doodlopend is. Mogelijk wordt deze locatie bedoeld in een bericht in de Maas- en Roerbode van 24 december 1887: "Onlangs is op een stuk land, tusschen Swalmen en de Reuver, in den grond gevonden een gevulde Romeinsche urne met schotel, die thans in het bezit gekomen is van het stedelijk archief van Roermond." |
||
Grietjens Gericht | Smabers | |
Op het 'drielandenpunt' van Beesel (in de 18 eeuws Staats), Swalmen (Oostenrijks) en Brüggen (Guliks) lag de bij grenspaal 425 de oude gerechtsplaats van Beesel: Grietjens Gericht. Galg en rad stonden op een grafheuvel en ook de grenspaal stond ooit op zo'n heuvel. Deze heuvels zijn echter verdwenen. Ongeveer honderd meter ten zuidoosten van de grenssteen ligt echter nog een grafheuvel (zie foto) die wel bewaard is. In 1888 bevond zich op de gemeentesecretarie van Swalmen nog een ijzeren ketting: Een duidelijk getuigenis, dat er op deze plaats doodvonnissen voltrokken zijn, vonden eenige arbeiders, die voor een vijftal jaren daar bezig waren met het planten van dennen. Bij het graven stieten zij met de schop op een doodshoofd met nekbeen; hieraan was nog de ketting bevestigd, die eens de treurige bestemming gehad heeft om het lijk van den misdadiger na afloop der terechtstelling aan de galg te bevestigen. Het bekkeneel werd door een der arbeiders door een slag met de schop tot stof geslagen. De ketting werd bewaard. |
||
GRINDBANK | Smabers | |
Grind (ook wel gespeld als grint) is een afzettingsgesteente dat we vooral aantreffen in en rond (oude) rivierbeddingen. De kleine stenen worden al eeuwenlang gewonnen als bouwstof (o.a. voor beton), ook langs de Maas en de Swalm. De kleine stenen zijn meestal vermengd met zand. Langs de Maas heeft de zand- en grindwinning geleid tot de zogenaamde Maasplassen, die we ook bij Swalmen en Asselt aantreffen. Grind kan zich aan de oppervlakte bevinden, maar ook op grotere diepte. Een dagzomende grindlaag in een rivier wordt ook wel aangeduid als grindbank. De grootte en exacte ligging van zo'n grindbank (veelal griend of steen genoemd) wisselde met de jaren. De weg met de naam GRINDBANK is gelegen ten zuiden van de BOSSTRAAT. Op de foto een grindbank in de Swalm, even stroomopwaarts van Groenewoud en de Hout. |
||
Grippen, de | Google Maps | |
In januari 1856 werd "een schoon perceel grond, beplant met eiken en elsen slaghout" genaamd de Grippen (sectie A 556 en 557) te koop aangeboden. In een advertentie uit 1880 is sprake van voor- en nagras op de Grippen aan den Hawinkel. Dit toponiem werd voor het laatst aangetroffen in 1904. | ||
Groeneweg | ||
Deze weg vormt - zij het tegenwoordig onder een andere naam - al eeuwenlang een gedeelte van de gemeentegrens tussen Swalmen (sinds 1-1-2007 Roermond) en Beesel. Ook in 1585 werden de grenzen van de rechten behorend bij de eeuwenoude bosrol al beschreven. Vanaf de Aoleberg in Beesel liep deze grens langs de latere Hoosterhof tot aan de hoeve van Reincken Visscher. Hier liep de route via de Groenenwech naar de Bruckhovell en van daaruit verder naar de Bruckhovell en via de Nuwen Wech tot aan de Waterlose. Uit deze beschrijving volgt dat hiermee ROOKHUIZEN wordt bedoeld. Op een niet gedateerde schets, vermoedelijk uit de tweede helft van de 17e eeuw, zien we de situatie ingetekend.
Interessant ook is een nog oudere beschrijving uit 1554, waarbij een gezelschap deze grenzen inspecteerde. Vanaf de oever van de Swalm reden ze stroomopwaarts en vonden daar een hof die vanouds Visschers Haiff werd genoemd en nu toebehoorde aan de kinderen Rochus. Tegenover deze hof en niet ver ervandaan lag een andere hof, eerder Rijckels Haiff genoemd maar tegenwoordig Huisder Hoiff (de Hoosterhof). Tussen de landerijen van beide hoeven lag een grote brede weg, van ouds de Grunen Wech genoemd. Deze weg was ogenschijnlijk met groen gras bezaaid en beplant, waarop de schapen en ander vee heel wat konden grazen. Volgens die van Swalmen zou deze weg de scheiding zijn tussen Swalmen en Beesel, want Reincken Visschershof behoorde vanouds tot Swalmen en Rijckelshof tot Beesel. En hoewel Visschershof op de Beeselse zijde circa 4 à 5 morgen land had en Rijckelshof ongeveer eenzelfde hoeveelheid aan de Swalmer zijde, grenzend aan de Gruner Wech, werden deze landerijen tegen elkaar weggestreept voor schatting en diensten, zodat beide hoeven slechts aan hun eigen schepenbank verschuldigd waren. Bovendien was de oude Rochus, nu schepen van Swalmen, vroeger ook schepen geweest te Beesel. |
||
GROENEWOUD | Smabers 13/69 | |
Groenewoud ligt op slechts een steenworp van de oude Romeinse heerbaan Xanten-Heerlen. Hier werd in 1938 door dr. Frans Christiaan Bursch een Romeins gebouw vastgesteld, mogelijk een militaire wachttoren die hier de oversteek bij de Swalm moest bewaken. Landmeter Smabers (1774) geeft Groenewoud aan op perceel 69 van kaart 13. Het betreft dan twee kleine parallel gelegen gebouwen langs de wech naer Bruggen, die toen nog meer werd gebruikt om naar Gulik te gaan dan de BOSSTRAAT. Volgens de bijbehorende lijsten waren deze gebouwen en landerijen op dat moment eigendom van de deken en kanunnik Joannes Franciscus Dispa te Roermond. Omdat de deken van het kapittel van Roermond de euvele moed had gehad om tussen de Wolfsgraaf en de Swalmer Galgenberg door enkele daghuurders een greppel te laten graven, hetgeen verboden was en de weidegang van het Swalmer vee belemmerde, machtigde de meerderheid van de regeerders van Swalmen en Asselt op 21 maart 1774 burgemeester Dirck Janssen, schepen Cornelis van Keecken en de gezworene Gerard Derex om een proces tegen de deken te voeren. Op zijn beurt machtigde de vicarius-generaal en deken J.F. Dispa op 21 april 1774 de advokaat Stuers om namens hem de verdediging op zich te nemen. Peter Veerlings of Vierlings, een pottenbakker uit Mulbracht die volgens bovengenoemde akte niet kon schrijven, was gehuwd met Christina Teelen. Samen hadden zij al een zoontje Tilmanus. Na hun verhuizing naar Swalmen werden daar nog diverse kinderen geboren. Volgens de Tranchotkaart uit het eerste kwart van de 19e eeuw bestond Groenewoud toen uit een drietal gebouwen. Blijkens een Memorie van Sucessie was Groenewald rond deze periode eigendom van de steenrijke Antonius Burghoff, geboren te Jülich. Hij was in 1785 in Roermond getrouwd met Maria Aldegondis Severijns. In 1818 had hij ook al Zuydewijck Spick gekocht. Deze medeeigenaar van de Roermondse papierfabriek was zo vermogend dat je haast zou denken dat hij niet enkel papier maakte, maar ook zijn eigen geld drukte. Toen hij in 1831 overleed liet hij naast Zuydewijck Spick en vele andere kapitale boerderijen ook Groenewald na. Groenewoud vererfde op de kinderen van zijn dochter Maria Catharina Agnes Burghoff (geb. Roermond 1788) en haar man Michiel Andries Hendrix uit Roermond, die daar in 1816 waren getrouwd. In de eerste kadastrale leggers daterend uit deze periode wordt Groenewalt, aangegeven als een langgevelboerderij, vermeld als eigendom van hun erfgenamen. Deze erfgenamen deelden de bezittingen op 22 juli 1846, waarbij Groenewoud eigendom werd van dochter Antoinetta Catharina Hubertina Hendrix (geb. Roermond 1818). Zij verkocht nog tot aan de eeuwwisseling regelmatig hout afkomstig van het landgoed Groenewald. Haar opzichter in 1901 was H. Allers. Via het huwelijk van Louisa Jacqueline Burghoff (dochter van Joannes Wilhelmus Burghof en Johanna Isabella Geradts) in 1862 met Jules Hubertus Leurs werd kennelijk ook een gedeelte van Groenewoud eigendom van de familie Leurs. Als mede-eigenaren van Groenewoud gedurende de tweede helft van de 19e eeuw vinden we dan ook Willem Ignatius Leurs (1870) en zijn weduwe Maria van Mulbracht (1876), Arsenius Leurs (1892-1894) en Leontine Leurs (1899, 1904), die net als Antoinetta Hendrix regelmatig hout verkochten. Verder zien we rond de eeuwwisseling als verkoper mr. Ferdinand Verscheure, in 1866 gehuwd met van Jaquelina Antoinette Paulina Hubertina Hendrix. Volgens De Nieuwe Koerier van 29 maart 1888 was er op dat moment een herberg gevestigd. Met de spreuk "Het zij gij dorst of warm of koud, Hier lescht men dorst in 't Groenewoud" probeerde de waard klanten te lokken. Op 6 februari 1892 werd Groenewald via de Maas- en Roerbode te pacht aangeboden door de landmeter Hubert van Crugten, die vaak optrad als rentmeester van allerlei grootgrondbezitters. In januari 1911 werden huis, stal, schuur, tuin en bouwland van Groenewald, op dat moment bewoond door W. Bruynen, te huur aangeboden door mr. Ferdinand Verscheure. Leonardus Claessen en Maria Elisabeth Mevissen worden in 1913 genoemd als pachters van Groenewald. Volgens het boekje 'Van Abdissenstraat tot Zandkuil' werd Groenewoud in 1915 verkocht aan H. Finken. Hendrik Peter Ernest Finken uit Roermond, eerder gehuwd met Emma Hennekens, was in 1902 in Echt getrouwd met Maria Paulina Ida Francisca Smets uit Maaseik. In de achtergevel van het huidige gebouw herinnert een hardsteen aan deze eigenaar: "H. Finken Smets / Gedenksteen / gelegd door / Anna Maria / 12-8-1916". Met het jaartal wordt vermoedelijk het bouwjaar van de villa aangegeven, terwijl met Anna Maria de in 1903 geboren dochter van de nieuwe eigenaren zal worden bedoeld. Ook de art nouveau glas-in-lood ramen zijn uit deze bouwfase. In 1922 werd de oude boerderij gesloopt. Henri Finken overleed op 20 oktober 1947, Maria Smets op 11 november 1948. In 1950 werd het landgoed verkocht aan de Gemeente Swalmen. Vanaf die tijd werden er o.a. allerlei cursussen en bijeenkomsten georganiseerd. In augustus 1950 besloot de gemeenteraad om het landgoed gedeeltelijk te verkopen aan de Dr. Poelsstichting - een aan de katholieke vakbeweging gelieerde instelling - om hier een Dr. Poelsoord te vestigen. Naast de villa ligt sinds 2003 een pension, een massief houten gebouw van Fins
grenenhout met zeven slaapkamers en een gezamenlijke eetkamer
met volledig ingerichte keuken. Dit pension wordt gerund door Paul Keulen en José van Willick, die ook een paddestoelenkwekerij hebben waar op traditionele wijze op eikenhouten stammetjes shiitake-paddestoelen worden geteeld. Nadat het ministerie van VROM van oordeel was dat deze exploitatie niet tot de kerntaken van de woningbouwvereniging hoorde, werd in het najaar van 2011 een nieuwe huurder gevonden: een neurologe verbonden aan het Sint Laurentiusziekenhuis te Roermond wilde hier wel een revalidatiekliniek vestigen, het Medisch Centrum Groenewoud (onderdeel van de stichting Ciran). Om de nieuwe bewoners meer rust te geven, werd het natuurwandelpad tussen de kliniek en de Swalm geblokkeerd - een maatregel die natuurlijk niet bij in goede aarde viel bij een gedeelte van de wandelaars die dit pad al sinds lange tijd gebruiken. Vanaf het begin van de 21e eeuw werd ten westen van Groenewoud een nieuwbouwwijk gerealiseerd onder de naam "Aan het Groenewoud". Deze wijk omvat de straatnamen BEVERPAD, ELZENBROEK, GRINDBANK, IJSVOGELPAD, DE KOLK, MEANDER, DE OEVER, OTTERPAD, AAN DE SPRUNCK en WILGENPAD. |
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
© Loe Giesen, Reuver 1983-2017 |