Van Biesweerd tot Boeshei - Toponiemen in Swalmen en Asselt | ||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
Baaier | Smabers | |
In juli 1888 bood Henri Sagers uit Roermond zijn slechts enkele eerder herbouwde bouwhoeve in Swalmen te koop aan. Bij deze boerderij (later Sagershof genoemd) hoorde o.a. bouwland genaamd Baaier (sectie D 971). Ditzelfde perceel wordt in november 1895 ineens omschreven als "aan Raager", in 1898 als "Rayerveld". En zo blijkt maar weer eens dat het zetduiveltje zich ook kan laten gelden bij toponiemen. | ||
Smabers |
||
De Barsberch wordt voor het eerst genoemd in een beschrijving van de grens tussen Swalmen en Maasniel uit 1489. In 1585 wordt de Baersberg opnieuw genoemd. In een limietenbeschrijving uit 1705 wordt de Baarsbergh vermeld tussen Blanckwater en de Bousheye. Destijds waren aanknopingspunten in het landschap nog erg belangrijk bij het beschrijven van de grenzen. In het verslag van 1705 wordt opgemerkt dat er weliswaar hier en daar stenen grenspalen stonden, maar op sommige plaatsen waren deze ook alweer verdwenen. Door de samenvoeging van Swalmen met Roermond is de oude grens tussen Swalmen en Maasniel inmiddels geschiedenis. |
||
Smabers |
||
Waar de Tuijtebeeck uitmondt in de Swalm, noteerde landmeter Smabers in 1774 Baersbroexken. Dit stukje broekland waS toen eigendom van Hendrick Coenen, die het van de gemeente had gekregen in ruil voor onderhoud van het veehek (falder) daar. Dit veehek wordt op de kaart weergegeven als een klein streepje over de weg (net boven het getal 257). |
||
Baarskamp | Smabers 9 | |
Landmeter Smabers gaf in 1774 de Baers Camp aan op kaart 9. Opmerkelijk is, dat de percelen 258 tot en met 261 'eijgen thiend' heffen, waardoor ze niet een gedeelte van de oogst en jongvee hoefden af te staan aan andere tiendheffers zoals de kartuizers of Hillenraad. Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat de Baarskamp aangegeven met nog slechts twee huizen. | ||
Baend | Smabers 17/63 | |
De percelen 63 tot en met 65 op kaart 17 staan bij landmeter Smabers aangegeven als den Baent. Het betreft het gebied tussen BENEDEN BOUKOUL, WEVERSKAMP en ELMPTERBAAN. Op nummer 65 het huis van de erfgenamen Jan Dousent. | ||
Batten, de | Smabers | |
In 1722 waren de erfgenamen van Jacob Spee en Thisken Dorssers eigenaren van o.a. een bemd genaamd de Batte. Het hooiland was gelegen tussen Heijster enerzijds en Crijn Crijnen, de Maas en de weg. Het perceel werd na opmeting verdeeld in twee gelijke delen en met houte paelen affgepaelt. De omschreven goederen lagen vermoedelijk iets ten noorden van Asselt. De aanleg van een bat moest voordeel brengen aan de eigenaar van de oever, maar leverde soms ook problemen op voor andere eigenaren. Zo klaagde de veerman van Buggenum in 1725 dat de rentmeester van Hillenraad onlangs was begonnen om soodaenighe batten in de Maese te leggen, dat daer door het veer niet alleen moeyelijcker ende periculeuse soude worden te bevaeren, maer oock den meesten tijdt van t'jaer onbruyckbaer gemaeckt. Zoals wel vaker in dit soort omstreden situaties werd de hulp ingeroepen van getuigen, zoals twee huurvaarders die al zeker twintig jaar de Maas bevoeren. Volgens hun verklaring betrof het een batt over weynighe daeghen geleydt in de Maesen op desen candt vast aen de veerplaetse van Buggenum. Beide getuigen verklaarden op hunne vroomigheydt dat het selve soodaenigh gemaeckt ende gelegen is dat daer het veer niet alleen onbequaemer is te bevaeren als te vooren, maer dat in groot waeter ende windt het veerschip op de gewoonelijcke plaetse niet can ingevoert worden sonder groot peryckel van schip ende menschen te verliesen. Ze waren van mening dat het bat oock aen de ordinaire schipsvaert bij groot waeter seer hinderlijck ende periculeus sal sijn. |
||
Baxhoeverbroek | Smabers | |
In 1693 droeg Mettien Lenarts, weduwe van scholtis Albert Meuter, broekland aan de Baecxhoef gelegen tussen de Horst en Dammenbroeck, met de korte zijden grenzend aan het Baecxhoever Broeck en het openbaar Schoolbroeck, over aan Gijs Raemeeckers en Lijsbet Janssen, weduwe van Hermen Raemeeckers, in ruil voor kwijtschelding van de vordering die Gies en Lijsbet Janssen hadden te haren laste. | ||
Baxhof | Smabers | |
Klik op bovenstaande foto voor een uitgebreid artikel over de Baxhof. De Baxhof bestond vermoedelijk al in 1374 toen Eva, dochter van Petrus de Mosa alias de Besel, in Swalmen haar testament opmaakte. In 1461 nam Gadert van der Masen van Besel genaamd Gobbelinus een lening op met de hof genaamd Op geen Hoeve onder Swalmen als hypotheek. Toen Gobbelinus overleed, hief zijn broer Claes rond 1476 een beslaglegging op de boerderij op, waarna hij Gobbelinen goed onder voogdij stelde van Jannes Clompemeker. De schuldbrief uit 1461 werd later eigendom geworden van de Reguliere kanunniken van het St.-Hieronymusklooster te Roermond. In 1484 werd Dirck Clompenmekers door de prior van het klooster gemaand wegens de jaarlijkse cijns van 15 guldens. In 1553 was de hoeve nog eigendom van een Dirk Reijpkens alias Clompemakers. In 1585 was gen Hoeven eigendom van Wyllem van Baixen. Naar deze familie zou de Hoeve voortaan ook Baxhof worden genoemd. De boerderij vererfde op Willem's zoon, eveneens Willem genaamd, die rond 1595 trouwde met Anna van Holthuysen, dochter van de kasteelheer van Nieuwenbroeck in Beesel. Zoon Hans Willem erfde de Baxhof, terwijl zijn broer Gerard van Baexen in Beesel de lijn voortzette. Bij een deling in 1657 erfde Hans Willem junior, tweede zoon van senior, de Baxhof en de Munt. In 1672 waren diens schulden zo hoog opgelopen dat hij zich genoodzaakt zag om de boerderij te verkopen aan Christoffel van Schenck de Nijdeggen, heer van Hillenraad.
In 1730 voerden de markies Van Hoensbroek en de graaf Von Villers een proces over de Baxhof, die in 1748 in handen was van de baronnen De Villers en de erfgenamen van wijlen baron Van Nerijssen en Macken. In 1896 vond een tragisch ongeluk plaats bij de familie Poels op Baxhoeverhof. Door het instorten van een zoldering verloor de 22-jarige dochter onmiddellijk het leven, terwijl haar moeder zwaargewond werd zodat haar de H. Sacramenten werden toegediend. In 1918 brak brand uit in de koestal van de Baxhof. Omdat de brandweer snel ter plaatse was, bleef de schade beperkt tot een flinke hoeveelheid hooi die ten prooi viel aan de vlammen. Giel Geraedts: De kleurrijke geschiedenis van Baxhof te Swalmen. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 3 (1983). |
||
BEATRIXSTRAAT, PRINSES | Smabers | |
Prinses Beatrix werd op 31 januari 1938 als oudste dochter van Prins Bernhard en Prinses Juliana. Nadat op 10 mei 1945 de Duitsers Nederland binnenvielen, verhuisde Beatrix samen met haar moeder en zusje Irene via Engeland naar Canada, waar ze tot 1945 zouden blijven wonen terwijl Bernhard samen met koningin Wilhelmina de regering in ballingschap leidde. |
||
Beeckerhof | Smabers 15/2 | |
De ouderdom van de Beeckerhof is niet helemaal zeker, maar vermoedelijk was de hoeve in 1369 al eigendom van Mechtildis van Utwike genaamd vrouwe van Beke, die zichzelf in 1354 verwante noemde van de erfvoogd van Roermond. De 'vrouwe van Beke' wordt namelijk in de zogenaamd Pondschatting van 1369, een soort lijst van belastingbetalers, aangeslagen voor acht pond. Toen enkele inwoners van Swalmen in 1378 verklaarden dat deze belasting voor hen niet verplicht was geweest, werd Mechtelt von Beecke als eerste gehoord. Ze verklaarde onder ede dat ze zich zaken van 100 jaar en ouder kon herinneren, maar ze kon zich niet herinneren dat de inwoners van Swalmen en Asselt ooit aan iemand belasting hadden afgedragen. Een latere eigenaar van de Beeckerhof was mogelijk Dirk van Mörmter (zo genoemd naar een kasteel bij Xanten). In een lijst van tiendplichtige landerijen uit 1395 lezen we: In den yrsten der Loeker bij den have van baeke heren Dierick van Murmont tobehoerende. In de loop van de 15e eeuw moet de Beeckerhof eigendom zijn geworden van het kartuizerklooster in Roermond. Deze hadden al in 1379 de Genaenhof in schenking gekregen en verwierven in 1426 eigendommen nabij Schaerbroek. Ook hadden ze grond in Wieler, die ze in 1430 overdroegen aan het klooster Maria Weide in Venlo en in de 16e eeuw bezaten ze tevens het Kartuizerbos op de Boukoul, eerder ook wel Mouthagerbos genoemd, en de verdwenen hoeve de Boeshei. Interessant zijn enkele akten uit 1582 die voornamelijk deel uitmaken van processtukken nadat de erfvoogd van Roermond aanspraken maakte op de helft van de boerderij. Daarin getuigde Gerit in der Moelenn dat hij ruim 80 jaar oud was en genoren en getogen op de Beickerhoff. Hij had noch zijn ouders noch iemand anders ooit horen zeggen dat een voogd van Roermond of diens erfgenamen vorderingen op de Beickerhoff zouden hebben gehad en dat het convent van de kartuizers deze boerderij altijd in onbetwist gebruik had gehad. Enkele maanden later klaagden de prior en kloosterlingen van de kartuizers bij het Hof van Gelder over het tegen hen begane onrecht door Lutthart van Flodrop, erfvoogd van Roermond, inzake het eigendomsrecht van de hof genaamd Beckerhoff onder Swamen gelegen, die volgens de klagers "over 20, 30, 40, 50, 80 ende boven menschen gedencken" in hun vreedzaam bezit was geweest. Uit de stukken lijkt het erop dat de aanspraken op de helft van de hof genaamd Tger Beijck te Zwalmen gelegen waren gebaseerd op een niet geheel afgeloste geldlening ten laste van het klooster. Jonker Lutger van Flodrop, de erfvoogd, had deze overgedragen aan zijn schoonzoon de kapitein Herman van Corttenbach, die een rechtzaak had aangespannen. Uiteindelijk werd alles toch nog opgelost en werden de omstreden charters overdragen om "gecancelliret, verbrandt und craftelois gemaickt te werden", waardoor we niet meer beschikken over de meeste documenten die met deze zaak te maken hebben. De kartuizers behielden vanaf dat moment het ongestoorde bezit en tot aan de Franse tijd komen we de boerderij vooral tegen als pachthoeve en in bijvoorbeeld voogdgedingen. In 1591 waren Johan in Beeckerhof en Elisabeth Quiten pachters, in 1632 Jacob Pouls van Beeckerhof en zijn vrouw Ida Stoffers, terwijl we tussen 1639 en 1655 Aegidia Hanssen tegenkomen als pachtster, eerst met haar eerste man Johan Geraedts van Kessel en later met haar naman Godefridus Janssen alias Poekens. In 1729 werd de Beeckerhof gepacht door Hendrick Wijnen en Angelina Michels. Ook gedurende hun pachttermijn werd diverse malen geklaagd. In 1732 werd geklaagd dat de kartuizers bij de Beeckerhoff wilgen hadden laten poten op de openbare weg. Angelina Michels overleed in 1736 maar Hendrik bleef pachter. In 1741 had hij behoorlijk schade toen de Beekerhof bij extreem hoog water overstroomde. In 1753 ging Hendrick Wijnen nog een nieuwe pachtovereenkomst aan voor een periode van twaalf jaar. Op kaart 15 tekende Smabers in 1774 de Beeckerhof en gaerde met daarnaast Beeckerhoffs wijher, die aan de zuidzijde wordt gevoed door de Eppenbeeck. In 1787 en 1792 pachtten Gerard Ramakers en Sophia Hendrix de boerderij. In het gemeentearchief van Roermond bevindt zich de hiernaast afgebeelde landmeterskaart uit 1835, waarop een zekere Colpin wordt genoemd als eigenaar van de Beeckerhof. Jacques Géry Joseph Colpin werd in 1772 geboren in het Franse Valenciennes. In 1802 trouwde hij in Maastricht met Marie Elisabet Emerence Roemers. Hij maakte in de Franse Tijd zijn fortuin met o.a. het opkopen van geconfisceerde kerkelijke goederen. Helaas weten we nog niet wanneer hij eigenaar werd van de Beeckerhof. In de Belgische Tijd (1830-1839) raakte Colpin in opspraak, samen met o.a. zijn zwager Jean Hennequin. Zo onduidelijk als hij eigenaar werd van de Beeckerhof, werd hij ook weer eigenaar af. In 1843 was de Beeckerhof eigendom van de familie Ramakers, eerder pachters. In 1848 werd een huwelijkscontract opgesteld tussen tussen Jacob Ramakers en Maria Berger. Ze hadden niet alleen de Beeckerhof maar ook grote magazijnen aan de Maas in Asselt, van waaruit ze o.a. kolen, kalk en guano (een meststof uit vogeluitwerpselen) verkochten. In 1873 vroeg Jacob tevens een vergunning aan voor de bouw van een watergraanmolen langs de Swalm. Toen Ramakers in 1876 overleed werd hij in zijn Memorie van Succesie bovendien pannenfabrikant genoemd, een beroep dat werd overgenomen door zijn zoon Frederik. Maria Berger overleed in 1886. In december 1909 overleed Henri Ramakers tijdens een ritje op zijn paard. Tijdens een hevig onweer in augustus 1915 werden een paar bomen bij de Bekerhof getroffen door de bliksem; tevens sneuvelden enkele ruiten. In 1955 werd de Beeckerhof verkocht aan de Gemeente Swalmen en vijf jaar later verbouwd tot Vogelpark. |
||
Beekbroek | Smabers 11 | |
In 1695 verpandde Geurt Lemmens akkerland in twee stukken op de Leucker gelegen, waarvan het ene tussen het Beeckbroeck en Lins Peters gelegen en het andere stukje op de Beeckstraet gelegen. In 1717 werd land verkocht op de Leucker gelegen, met de korte zijden grenzend aan de beek en het Beeckbroeck. In 1725 verkocht Anna Beeck, weduwe van Jacob Nijssen, een hooibemd aan het Noonhoffer Broeck gelegen tussen het Beeckbroeck en het Noenhoever Broeck. | ||
BEEKSTRAAT | Smabers 11 en 15 | |
De BEEKSTRAAT was vroeger langer dan de straat zoals we die nu kennen, namelijk van de Eppenbeek tot aan de huidige SCHOOLSTRAAT. Het noordoostelijk gedeelte werd tussen 1840 en 1845 bij de toen gloednieuwe rijksweg getrokken. De BEEKSTRAAT wordt geregeld genoemd in zogenaamde voogdgedingen en beleidsverslagen. Het oudst bewaarde huis is de woning van Geurt Slabbers en Margaretha Heuskens uit 1751. Geurt, weduwnaar van Sophia Verstegen, gaf in 1742 voor de tweede keer zijn ja-woord. De namen van Geurt en Margaretha prijken op een balk boven de voordeur. Landmeter Smabers geeft de noordelijke bebouwing van de Beeckstraet in 1774 aan op kaart 11, de zuidelijke op kaart 15.
De grote halfgesloten hoeve op de hoek van RIJKSWEG en BEEKSTRAAT (sectie E 457) stond in 1843 op naam van Willem Conrard Ramaekers, tevens eigenaar van de Beeckerhof. De naam BEEKSTRAAT werd bij raadsbesluit van 13 januari 1931 gegeven aan het westelijke deel van de oorspronkelijke Beekstraat. Zie ook: Daalkamp. |
||
BEESELSEWEG | Smabers 9-11 | |
De Bieselschen wech wordt enkele malen genoemd in het voogdgeding van 1588. Landmeter Smabers geeft in 1774 de wech naer Besel of Beselschen wech aan op de kaarten 9, 10 en 11. Smabers laat deze benaming al gelden vanaf de Hooghstraet, dus ook voor de huidige STATIONSSTRAAT. Dit laatste gedeelte werd na de aanleg van de spoorlijn in 1864 niet langer tot de BEESELSEWEG gerekend en kreeg bij raadsbesluit van 22 december 1947 de naam STATIONSSTRAAT. |
||
Beet, de | Smabers 13 | |
Tijdens een openbare verkoop in 1728 werd ook land op de Beedt verkocht. Landmeter Smabers (1774) tekent de percelen op den Beet op kaart 13. Dit gebied ligt langs de BOSSTRAAT (Veehstraet) tussen het Moolen straetien (KOEL) en de Butsen steegh. In het zuiden grenst het gebied aan de Swalm. |
||
Begijnenhout | Smabers | |
Op 12 mei 1865 werd gras verkocht dat afkomstig was van percelen 'op de deelkens' bij Mijnheerkens (Maasniel) en het Begijnenhout in de Vuilebemden. De verkoop vond plaats op verzoek van C. baron Michiels van Verduijnen en de regenten van de Algemeene Armen te Roermond. In de kadastrale OAT uit 1843 zien we de Armen niet als zodanig vermeld als landeigenaren in Swalmen. We zien wel bij sectie E de nummers 132 en 134 het Bureau van Weldadigheid als eigenaar genoemd, waarbij perceel E 134 wordt aangeduid als hooiland gelegen in de Hooibemden. |
||
BOSRAND | Smabers | Google Maps |
BOSRAND is de benaming voor enkele wegen ten oosten van de ZANDKUIL. De benaming wordt daarnaast gebruikt voor café de Bosrand aan de BOSSTRAAT. |
||
Belten, in de | Smabers 7/56 | |
Het toponiem Belt (vgl. ons woord 'bult') wijst gewoonlijk op een verhoging in het landsschap. In het laat 16e-eeuwse register van inkomsten van het Maria-altaar in de kerk van Swalmen lezen we: Item noch eynen morgen bendts genant die Belt, gelegen tegen Jans hoff tho Weiler. Uit deze vermelding moeten we afleiden dat het bedoelde perceel tegenover een boerderij lag. Landmeter Smabers noteerde de benaming In de Belten voor de percelen 56 tot en met 68 op kaart 7, ten noorden van de Visschers wech. De percelen liggen aan weerszijden van de Oude Maasstraat, bij de picknickplaats tussen Wieler en Asselt. Zie ook: in de Toebelten. |
||
BENEDEN BOUKOUL | Smabers 17 | |
BENEDEN BOUKOUL is de eerste weg als we vanuit Swalmen de Boukoul binnenkomen.
Aan de zuidzijde van de weg staat nog een van de vele transformatorhuisjes die rond 1927 in onze ongeving werden gebouwd door de toenmalige electriciteitsmaatschappij. Dit exemplaar heeft in een van de gevels nog een keramische gevelsteen met bijmotief. Op de meeste plaatsen zijn deze stenen helaas verwijderd. Trafohuisjes, zoals ze meestal genoemd worden, zijn niet de meest fotogenieke gebouwen, maar juist dit detail is desondanks een foto waard.
De kapel op de hoek van BENEDEN BOUKOUL en GRAETERHOFWEG werd in 1852 gebouwd door de kinderen Obers ter nagedachtenis aan hun ouders Jacobus Obers en Henrietta Coenen, in leven pachters van de Graeterhof. De stenen waarvan de kapel werd gebouwd, waren over van de bouw van een inmiddels weer afgebroken woonhuis op de noord-westhoek van het kruispunt. De naam BENEDEN BOUKOUL werd officieel vastgesteld bij raadsbesluit van 10 september 1948. |
||
Berendonk | ||
De verdwenen landweer genaamd de Berendonck wordt voor het eerst genoemd in een charter uit 1491, waarin enkele verklaringen werden afgelegd over de rechten op gras van de Berendonck. De inwoners van Swalmen zeiden toendat de beesten van Elmpt, Bruggen, Bracht en Swalmen het gras van de gemeinte van de Berendonck altijd "mit dem buicken gedilt hebbenn" en dat zij nooit hadden horen zeggen dat deze gewoonte door iemand werd aangevochten, uitgezonderd ongeveer 35 jaar geleden, toen die van Bruggen de koeien van Elmpt naar Bruggen dreven en deze pandden. Om een einde te maken aan een geschil tussen de heer van Elmpt en die van Elmpt enerzijds en Christoffel Schenck van Nidecken, heer van Hilenraad, en die van Swalmen en Assel anderzijds, aangaande het steken van turf en maaien van heide op de Vennen tussen de landweer genaamd der Berendunck, onder langs de berg langs de vennen tot aan de heide, en van de landweer tot aan de Honreberg, waarvan die van Elmpt meenden dat het gebied tot hun heerlijkheid behoorde, maar waarvan die van Swalmen sinds lange tijd het ongestoord gebruik genoten, kwam in 1539 in overleg en na bemiddeling van gedeputeerden, bannerheren, ridderschap en landschap van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, na het afnemen van getuigenverklaringen en visitatie van het omstreden gebied, een door beide partijen goedgekeurde overeenkomst tot stand. Die van Elmpt konden hun aanspraken niet met akten of getuigenverklaringen bewijzen, zodat die van Swalmen werden gehandhaafd in het gebruik. In 1779 machtigden baronesse douariere de Geloes, vrouwe van de heerlijkheid Elmpt, ens borgemeester en schepenen van Elmpt de advokaat Raemaeckers om verslag uit te brengen tegen twee rekwesten van die van Swalmen, betreffende de kamp door hen gemaakt en met dennenzaad bezaaid, aan de voet van hun Galghenbergh, en de landweer genaamd Berendonck, "door die van Swalmen verdonckert mit opwerpen van eenen graft, door welcken graft mede opgeworpen was onse limitte, streckende van den Hoenderbergh op den Diepenpatt (bij grenspaal 412?) ende voorders tot op den soo genoembden Steenputt". Uit deze akte blijkt dat de landweer kort daarvoor door de Swalmenaren was geslecht. Het is het laatste dat we horen over de Berendonk als linie. In juni 1893 brak brand uit bij de Berendonk. De Maas- en Roerbode schreef hierover enkele dagen later: "Wat wil het geval? In de zoogenaamde Beendonk {de hemel weet, hoe men aan dien naam komt) ontstond dien dag een niet te vermeldenswaardig brandje, in 't droge seizoen een heel gewoon verschijnsel. 't Gaf veel rook in dien moerassigen poel, maar weinig vuur, of om een Hollandsch spreekwoord te gebruiken veel geschreeuw, doch weinig wol. De menschen hadden bijtijds gezorgd, dat er niet veel voor den alverslinder te verteren viel. Op de eentonige vlakte, schier van heideplanten ontdaan, verheven zich hier en daar slechts enkele groene elzestruiken. Wie een zomerpak draagt, moet er zich liefst niet doorheen werken, maar langs een omweg gaan kijken,hoeveel er van de weinige hoopen plaggen is overgebleven. Hij zal tot de slotsom komen, dat het zien het loopen niet waard is." Uit deze beschrijving wordt duidelijk dat in dit geval niet meer de landweer wordt bedoeld, maar een groter gebied waar heide werd geplagd. In het landschap is de landweer over een afstand van enkele honderden meters nog redelijk herkenbaar. Een grondverkleuring ten zuiden van DE LANCK is geen restant van de oude grensmarkering maar alles wat over is van een tankgracht die hier op het einde van de Tweede Wereldoorlog werd gegraven. De wegwijzers bij grenspaal 412 symboliseren nog de eeuwenlange strijd tussen beide zijden van de Berendonk. |
||
BERG, OP DE | Smabers 4 | |
Vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1947. |
||
Bergbaand | Smabers 5/2 | |
In 1784 verkocht de deken J.B. Dispa een perceel grasgewas genaamd de Berghbaen nabij het bruggetje tussen Roermond en Swalmen gelegen, inclusief de daarop staande populieren, wilgen en heesters, gelegen tussen de Hooghegge (Z), de Leijgraef (N), het kathedraal kapittel (W) en de gemeente (O). De Bergh Baent werd een jaar later overgedragen aan Joannes Sanders. Op basis van deze aanduiding en de perceelsmaten gaat het om een perceel aan de oostzijde van de Leijgraeff die door de Vuilbemden loopt. |
||
Berggriend | Smabers | |
Het landschap langs de Maas veranderde door de eeuwen heen voortdurend. Aanwassen ontstonden en verdwenen weer. De Berggriend is een mooi voorbeeld van zo'n aanwas. In 1691 verklaarden scholtis en schepenen van de heerlijkheden Asselt en Swalmen dat zij die dag, in aanwezigheid van Arnold Schenck de Nijdeggen, heer van genoemde heerlijkheden, hadden gezien dat laatstgenoemde 'in de Maese heeft bevaeren ende beplandt dry diversche grienden off aenwaschen tot Asselt, waeronder is gevonden eenen steengriendt onder den Berghgrient gelegen tegens d'Asselsche Ohe, naer het vehr ende de twee andere tusschen Vestiens griendt ende den Boecxweert, de welcke den voors. heere sijn toecommende ingevolgh de gerechticheyt, die sijne hoogh ende welgeb. competeert in de aenwaschen ende middelgrienden in der Maesen van beyde kanten van de Maese van de Linge hegge aff tot in het middel van de Hansemer beeck, alles in conformiteyt van de segel ende brieven bij de fursten deses landts gegeven ende geratificeert, ende bij alle omliggende dorpen ende gemeynte onder eede betuyght in dato de sexto decimo calendas 7bris aº 1275 soo ende gelick ons gerichtspersoonen de voors. brieven ende privilegien respective voorgelesen ende geexpliceert sijn'. |
||
Bergkamp | Smabers | |
Dit toponiem werd vooral aangetroffen in de regionale kranten vanaf het midden van de 19e eeuw. De vermeldingen hebben steeds betrekking op het gebied dat over het algemeen wordt aangeduid als Borgkamp. | ||
BERGSTRAAT | Smabers | |
Dit weggetje tussen het eind van de RAAYSTRAAT en BENEDEN BOUKOUL loopt langs de rand van het Vlinkenbroek. | ||
Berkenkamp | ||
De Berckencamp wordt vermeld in een akte van 1676. In een akte uit 1686 is sprake van land op de Beete en 2 morgen licht in de Berckencamp tussen het land van de koster van Maesniel en Oeijen gelegen, met de korte zijden grenzend aan de openbare Sandtstraete en een openbaar voetpad. | ||
BERNHARDSTRAAT, PRINS | Smabers | |
BEVERPAD | Smabers 13 | |
De benaming BEVERPAD werd op … gegeven aan een van de wegen tussen DE KOLK en DE OEVER. De bever (Castor Fiber) laat zich zelden zelf zien, maar vanaf 1999 worden zijn sporen steeds vaker waargenomen in het stroomgebied van Swalm (vanaf de rijksgrens in het oosten tot bij Wieler en de Hanssumer Weerd in het westen). Deze foto werd in maart 2009 gemaakt langs de Swalm, enkele honderden meters stroomafwaarts van zwembad De Bosberg. |
||
Biesweerd (Hoge en Kleine) | Smabers 8 | |
De Biesweerd werd vermoedelijk in twee fasen gevormd. In oude stukken is sprake van de Hoge Biesweerd (Smaberskaart percelen 1, 2 en 3) en de Kleine Biesweerd (perceel 4). De Biesweerd ging al vrij vroeg geruisloos over in de aangrenzende Aanwas (perceel 5). Zoals het woord weerd al aangeeft - een door water omgeven stuk land - moet de Maas vroeger ook oostelijk van de Biesweerd hebben gestroomd. Met een hoogte van meer dan 17 meter boven NAP is de Hoge Biesweerd ook nu nog ruim een meter hoger dan het meest noordelijke gedeelte. De Bieswerde, Bieswert of Byswerde wordt voor het eerst vermeld in 1395. De Beyss(weerd) wordt ook in 1515 genoemd in de huwelijksvoorwaarden van Ludger van Winckelhausen en Gertrud van Vlodrop, wiens ouders eigenaren waren van de Asselterhof. De Beeysweert wordt verder rond 1530 vermeld in het cijnsregister van de abdis van Munsterbilzen, die inkomsten had uit tienden in Swalmen. Deze akte illustreert mooi hoe ons landschap voortdurend verandert, vooral langs een rivier als de Maas. In de Romeinse tijd stroomde de Maas nog honderden meters oostelijk van de Biesweerd, langs EIND en WIELER, waar de hoge oever waarop nu de Wielerhof ligt de vroegere aanwezigheid van de rivier nog verraadt. Deze ligging verklaart mede een Romeinse villa in deze omgeving. De Swalm mondde uit in de Maas, ongeveer waar nu een picknickplaats ligt. Tijdens het voogdgeding van 1588 verklaarde Zill Kromvoets als oudste schepen 'dat geine freyheyt van hoeffslach en sij inn diesen gerichte, dan dat Hoppenrae, dat Gewijt unnd der Beijswert, behalven het geene dat beweyslich vrij gegolden ist'. Voor het meest noordelijke gedeelte van de Biesweerd zie: de Aanwas. |
||
Bijnsleen | ||
Zie: Nopperhof. | ||
BISSCHOPSKAMP | Smabers 16/19 | |
Op het kadastraal minuutplan van 1843 (sectie C1) staat de Bisschopskamp aangegeven. De huidige straatnaam is ontleend aan de oudere veldnaam Bisschopskamp, ook wel Damianuskamp genoemd (zie aldaar). | ||
Blackesbelten | Smabers | |
In een verdeling van de landerijen van de erfgenamen van Hendrick Daemen in 1718 wordt ook een bemd op de Blackes Belten gelegen genoemd. | ||
BLANKWATER | Smabers 1 en 17 | |
'Blank water' was tot in de 19e eeuw een vrij algemene aanduiding voor blankstaand terrein. In 1631 verkochten geërfden en inwoners van Swalmen en Asselt het Hoendervenne, met één korte zijde grenzend aan het Nedervenne en verder rondom in de gemeinte gelegen, voor een bedrag van 300 gulden aan Henrich graaf zu den Berge, stadhouder van Gelre. Op de kaarten 1 en 17 van landmeter Smabers staat Blanck Water aangegeven. In het moerassige gebied ontspringt een leijgraeff uijt Blanckwater die van hieruit in noordwestelijke richting naar Boukoul stroomt. De Franse kartograaf Dheulland is in 1748 waarschijnlijk wat al te enthousiast als hij het gebied tekent als een heus meer dat de hoofdbron lijkt te vormen van de Swalm. In hun kopieerdrift namen enkele latere kartografen het meertje gretig over. Blijkens een akte uit 1813 werd de benaming Blankwater toen ook gebruikt voor het water langs de Eppenbeek tussen BOVEN BOUKOUL en BENEDEN BOUKOUL. Op de oudste minuutplans uit 1843 zien we vanaf hoeve de Spick slechts gedeeltelijk een weg naar het gebied dat wordt aangeduid als aan 't Blanck water, net als de Hoenderberg eigendom van de Gemeente Swalmen. Van bebouwing was toen nog steeds geen sprake. Op 6 november 1862 vond in herberg de Zwaan op verzoek van het Gemeentebestuur van Swalmen de openbare verkoop plaats van ruim 44 bunder heide en broekgronden bij de Hoenderberg, op de Heide en aan het Blankwater plus nog eens ruim 11 bunder onder Maasniel, eveneens Blankwater en Hoenderberg genoemd. Kennelijk leverde deze bijeenkomst niets op, want op 5 februari 1863 vond eenzelfde zitting plaats. De landerijen werden gedeeltelijk gekocht door oud-minister Martin Strens en gedeeltelijk door arrondissementsrechter Charles Strens. Een van beiden bood al in juli van dat jaar ongeveer 6 bunder haver aan, "wassende ter plaatse genaamd het Blankwater, nabij het Suijdewijks-spik, aan de Boekoel". Rond 1870 werd Charles Strens na aankoop van de gemeente eigenaar van de woning links op de foto. De bijbehorende vakwerkschuur ligt aan de overzijde van de weg, op Maasniels grondgebied. Ook aan de Maasnielse zijde lag al vóór 1900 een boerderij. Deze 'boerenwoning' met aangrenzend bouw- en weiland te Blankwater (Maasniel, Het Ven, sectie D 761, bewoond door Peter Knoops) werd op 24 juli 1896 te koop aangeboden in de herberg van Gerard Willems te Maasniel-Gebroek. In januari 1930 werd een huis aan Blankwater in Swalmen-Boukoul (sectie D 1767, 1768 en 1764), bewoond door W. Luyten, te koop aangeboden. Kennelijk waren er geen serieuze gegadigden, want in september 1934 werd de 'arbeiderswoning', eigendom van de familie Teeuwen te Tegelen, opnieuw te koop aangeboden. Ten behoeve van werkzaamheden aan de ELMPTERWEG werden in 1931 grote hoeveelheden zand bij Blankwater afgegraven. Graaf Wolff Metternich was een van degenen die toch wel moeite hiermee hadden omdat daarmee 'een bij uitstuk interessant plekje natuurschoon' zou verdwijnen. Uiteindelijk besloot de Raad toch akkoord te gaan; alternatieve winplaatsen waren er niet en ook de werkverschaffing woog uiteindelijk zwaar. In 1969 werd begonnen met de aanleg van een blauwe bessenplantage. Sinds 1997 is het landgoed Blankwater eigendom van Dick en Lisette van den Berg. Zij runnen er tevens een boerderijwinkel en keramisch atelier, waar de voorbijganger tevens van een kopje koffie kan genieten. |
||
Bleek, de | Smabers 11 | |
In 1669 verzochten de naburen van de Cropper honschap om de wilgen te kappen die op het broekje stonden tussen Jelis van Oost en de Swalm, zodat dit stuk land tot bleick zou blijven liggen zoals dat eerder ook geweest was. De gemeente beval daarop dat de wilgen binnen veertien dagen moesten worden geruimd.
De naburen van de Cropperstraet klaagden in 1687 dat hen, door het poten van bomen op de
gemeente, de gemeenschappelijke bleekplaats werd ontnomen. In 1738 werd geklaagd 'dat de verckens op het bleyckens recht over het huys genaempt den Swaen door de verckens grootelijxs wordt bedorven, soo dat daer door de naerbeurs geen doeck en kunne blijcken'. Het gebied tussen herberg de Zwaan en de Swalm was toen nog vrijwel onbebouwd. Landmeter Smabers (1774) geeft de bleijck aan op kaart 11, aan de linkeroever van de Swalm tegenover het Kerckbroeck. De percelen 270 tot en met 276, tussen MOLENSTRAAT en BRUGSTRAAT, noemt Smabers camp aen de bleijck. Perceel 276 maakte ook deel uit van de bleek, maar wordt door de landmeter apart aangegeven als eigendom van Hillenraad. |
||
BOEKWEITSDRIES | Smabers 15/228 | |
De verdwenen hoeve Boekweitsdries lag tot de sloop in 1909 aan de RIET, achter de huidige woningen 3 en 5. Ze was waarschijnlijk reeds vanaf de stichting eigendom van Hillenraad en bestond al in 1622, toen vermoedelijke pachter Jacob (Slabbers) op Boeckweitzdriesch en zijn vrouw Heindrichsken een huis op de Plaats in Beesel verkochten; zeven jaar later kocht hij de helft van een huis in Beesel maar samen met zijn vrouw treffen we hem dan ook aan bij een grondaankoop in Swalmen terwijl Jacob up den Boeckels Driess in 1630 opnieuw wordt vermeld in Beesel. In 1623 zien we een Henrica op Bockelsdries als doopgetuige. Anna Slabbers bijgenaamd Boggelsdries, in 1641 gehuwd met Henricus Dircx van Elmpt, was vermoedelijk een dochter van Jacob. Jacob wordt in 1644 nog genoemd als Jacop op Bogweijtsdries. Paulus Boeggesdries, in 1635 gehuwd met Maria Janssen en in 1651 genoemd als pachter van Middelhoven, zal eveneens zijn naam ontleend hebben aan de boerderij. Krachtens testament van Arnold Diedrick Schenck de Nijdeggen en Maria d'Oijenbrugge de Duras, heer en vrouwe te Hillenraad, kreeg zoon Christoffel in 1651 Hillenrade met toebehoren, de hof Boequesdries met vee, de hof genaamd Nieuwenhof, de hof genaamd de Noenhof (sic), de visserij te Asselt, de graanmolen met 'canal' liggend te Swalmen, het recht om een slijpmolen en pulvermolen te hebben, en het Cranendoncks leengoed de tol te Asselt. In 1647 zien we als doopgetuige Petrus op Boggelsdries.
Volgens de hoofd- en beestenschat (een soort belasting) was Peeter op den Boeckensdries in 1654 met 7 koeien, 3 runderen, 175 schapen, 6 varkens, 4 ganzen en drie korven bijen een van de grootste pachters van Swalmen. Petrus Smeets, 'villicus in Boikesdries et scabinus' overleed in 1667. In het archief van Schloss Haag in Duitsland bevinden zich nog acht pachtcontracten van Boeckesdries. In 1660 werd de hoeve vermoedelijk (mede?) gepacht door Jacobus Smets alias van Bockelsdries, zoals hij dan in de trouwboeken van Swalmen wordt vermeld als huwelijksgetuige. Ook Henricus Smeets, vermoedelijk in 1643 genoemd als Hendrick Boggesdries en in 1667 gehuwd met Isabelle Hecq, wordt vermeld als pachter van de boerderij. Op 28 juni 1674 vond in Swalmen een grote brand plaats. De schadelijst opent met "Het huys van steenen vuytten grondt opghemaeckt van den hoff ghenaempt Boeckweytsdries toestendich den heere van Hillenraedt, Asselt, Swalmen etc., groot ses ghebondt, ende dat beneffens de dry steenen gevelen waerinne begrepen was den koeystal." Kennelijk werden de gebouwen al snel hersteld en vermoedelijk gepacht door Jan Slabbers en zijn vrouw Maria Pijpers. In 1680 werd een taxatie gemaakt van de nalatenschap van Christoffel Schenck van Nijdeggen, waaronder de hof genaamd Boeckes Dries met landerijen, weiden, broek en bos, volgens het meetboek groot 308 morgen 105 roede. De landerijen werden getaxeerd op een gemiddelde waarde van 200 gulden Roermonds per morgen. De hof zelf bestond uit "het schoon steenen nieuw huys ende gehucht daer op staende" en werd "tusschen broeders ende susters" getaxeerd op 21.500 Rijksdaalders, hetgeen betekent dat de hoeve na de brand was hersteld tot ongeveer de eerdere waarde. In 1686 werd de boerderij opnieuw verpand en in 1689 liet J.B. Bierens, kanunnik en deken van het keizerlijk stift te Aken, beslag leggen. Obligaties waren meestal gewoon te verhandelen en schuldbekentenissen met de boerderij als onderpand gingen dan geregeld over in andere handen. In 1706 blijkt de hoeve gepacht door Hendrik Spee. In 1717 klaagde Jan Meuter dat de varkenshoeders ('verckensweynen)' van Beeckerhof ende Boeckesdries met hun varkens binnen het dorp kwamen daarmee de moesgaarden bedierven. In 1721 overleed Henricus Pex, 'villicus in Boekesdries'. In 1734 nam de markiezin Van Schenck geboren markiezin van Hoensbroeck opnieuw geld op met als onderpand alle goederen nagelaten door Arnold markies van Schenck, en in het bijzonder de bouwhof genaamd Boeckendries, achter het kasteel Hillenraad gelegen, met de daartoe behorende stallingen, schuur en ongeveer 130 morgen landerijen. In 1746 wordt Jan Schijnewerckers genoemd als halfman van Bockweitsdries. Hij pachtte de boerderij die volgens een kaart uit 1741 toen bestond uit twee parallelle gebouwen met daartussen een toegangspoort. Ruim 30 jaar later, op de landmeterskaart van Smabers, was slechts één van deze gebouwen over. Het is dit gebouw dat ook wordt weergegeven op de kaart van buurtwegen uit 1844. In 1869 woonde Jan Hendrik Verheggen op Bokesdries onder Swalmen. Vastgesteld bij raadsbesluit van 17 mei 1972. |
||
Boekweitsdriesveld | Smabers 15 | |
Landmeter Smabers (1774) geeft het Boeckweijtsdriesvelt aan op kaart 15 voor de percelen 193 tot en met 230. Dit is het gebied ongeveer begrensd door HEISTRAAT, DE KLEIN HEI, de wech langs het Riet en de meesters wech. Zie ook: Wilde Zijde. |
||
Boekweitsstap | Smabers | |
Op het eind van de 16e eeuw betaalde Rut Silkens jaarlijks een kwart kan olie aan de kerk van Swalmen wegens der Bockerstappen. Tijdens het voogdgeding van 1624 klaagde Goerdt Quiten, de pachter van de Asselterhof, dat het veehek aan Boeckes Stap te Asselt ongerepareerd bleef liggen
hoewel de naburen verplicht waren dit te onderhouden; hij verzocht om het valder
alsnog te repareren zodat verdere schade kon worden voorkomen. Op het kadastraal minuutplan van 1843 (sectie E2) staat een gebied ten noorden van de oude Asselter straat aangegeven als aan den Boekweyts Stap. In dit gebied ligt dan al de pastorie. |
||
Boekweitsveld | Smabers 15 | |
Het Boekweitsdriesveld wordt ook wel Bockwitzvelde (1395), Boeckweitz Velt (1608, 1631), Boeckesveldt (1633, 1702) genoemd. | ||
Boeshei, de | Smabers 1/116 | |
De resten van verdwenen hoeve de Boeshei vormen een van de beter bewaarde geheimen van Swalmen. De Buscheyde wordt al genoemd in 1549, als ze eigendom is van het kartuizerklooster Bethlehem in Roermond. In 1576 was dat nog steeds het geval. Het is duidelijk dat de kartuizers hier, op de grens van Swalmen en Maasniel, lange tijd een grote rol hebben gespeeld bij de ontginningen die in het midden van 16e eeuw nog in volle gang waren. In 1642 droegen de broers Johan en Hendrick Doverach de hof genaamd de Buesheijde over aan Bartholomeus van Dijck en zijn vrouw Joanna Paulussen. Hoe deze verkopers aan de boerderij kwamen, is niet bekend. Zoals veel namen werd ook de naam van de Boeshei op de meest exotische manieren geschreven. Zo zien we in 1654 Boseijerhalman als benaming voor de pachter. In de hoofdschat van 1687 worden 'den halfman op de Boijsheij ende fraw' aangeslagen zonder verder personeel. Volgens het begraafregister woonde in 1698 Merten in de Quac op de Buijsheij. Maria van Dijck, dochter van de aankopers, verkocht de hofstede in 1704 aan de Roermondse advokaat Adam Francois van Hillen. In 1769 droegen de erfgenamen Hillen, intussen wonend bij het Duitse Geldern, de hof genaamd de Bousheijde 'overmits het nu tegenwoordigh hunne convenientie niet en is, sulcke goederen aldaer naer te sien', in erfruil over aan de erfmaarschalk Lotharius Frans markies van en tot Hoensbroeck. Met deze overdracht kwam vermoedelijk al snel een einde aan de Boeshei. Waarschijnlijk zag ook Van Hoensbroeck er weinig heil in om de afgelegen boerderij in stand te houden en koos hij ervoor om de gebouwen te laten slopen.
Op kaart 1 van landmeter Smabers (1774, perceel 116) staat de oude omgrachting van de Bosheijde aangegeven. Dwars door de landerijen die tot de verdwenen boerderij behoren, loopt de wech van Vlodrop naer Kessel, die vanaf de Nielder Galghe naar Boukoul loopt. Alles wat overbleef van hoeve de Boeshei zijn de nog steeds indrukwekkende resten van de droge omgrachting die de afgelegen hoeve vroeger moest beschermen. Op de oudste kadasterkaart van Swalmen (1843) staat de Boeshei aangegeven op sectie D 105 en 106 als eigendom van Clement markies van Hoensbroek; de bestemming bouwland is dan al gewijzigd van bouwland in hakhout. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) zijn de contouren van de verdwenen hoeve uitstekend te zien. Loe Giesen: Hoeve de Boeshei te Swalmen-Boukoul. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 25 (2005). |
||
BONGERD, IN DE | Smabers | |
Op de plaats waar deze straat bij de HOOGSTRAAT werd aangelegd, lag vroeger de boomgaard van de familie Engelen, omgeven door een grote haag. Bóngerd is de algemene dialectbenaming voor een boomgaard. Vastgesteld bij raadsbesluit van 17 mei 1972. |
||
BORGKAMP | Smabers 10 | |
In 1700 verkochten Lendert Pijls en Geertien Stocx land op de Borger Camp gelegen. In 1709 verkochten Derick Arets, met toestemming van zijn vrouw, en Lenertien Janssen, weduwe van Hendrick Arets, akkerland op de Borgh gelegen. In regionale kranten vanaf het midden van de 19e eeuw wordt het gebied ook wel Bergkamp genoemd. |
||
Borgsteeg | Smabers 10 | |
Tijdens het voogdgeding van juni 1790 klaagden de naburen van de Heyde dat de weduwe van Gradus Schoenmaekers de doorgang belette aan de Borgh steeg. De vergadering besloot hierop dat de situatie zou worden bekeken en dat de weg moest blijven lopen "langs den graef van den Borg Camp coomende uyt de Borgh steeg". Volgens de Smaberskaarten van 1774 was Gradus Schoenmaeckers eigenaar van de percelen 200, 208 en 209 op kaart 10. | ||
Bos, de | ||
Hoewel Swalmen gelukkig meerdere bossen kent, wordt met dé bos gewoonlijk het bosgebied bedoeld dat zich ten oosten van Swalmen uitstrekt tot het Diergardtscher Wald. Langs de BOSSTRAAT ligt tegenover DE LANCK herberg De Bos (tot 2011: café De Bos), een bekende pleisterplaats langs het Pieterpad. De oranje paaltjes in de nabijheid van de herberg markeren de hogedrukleidingen die hier liggen, o.a. voor pekel. In de 1930'er jaren was het café Van Cruchten een vaste halteplaats voor de busdienst van de 'Krefelder Eisenbahn', met name bedoeld voor bezoekers van het tegenovergelegen zwembad. |
||
Bosberg | ||
Nabij de grensovergang naar Duitsland ligt aan de noordzijde van de BOSSTRAAT het hoogterras, met als hoogste punt hier 55,2 m bij grenspaal 424. Iets zuidelijker, tegenover het zwembad langs de BOSSTRAAT, stonden vroeger galg en rad van de Swalmer gerechtsplaats. Op twee kaarten van rond 1830 wordt de hoogte aangegeven als Sevenberg, mogelijk op basis van de aanwezigheid van de grafheuvels die er liggen. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) zijn deze goed zichtbaar.
Op een ongedateerde schets, vermoedelijk uit de tweede helft van de 17e eeuw, staat de Swamer galgenberch ingetekend met galg en rad. In tegenstelling tot het algemene beeld van een galg, werden galgen vaak uitgevoerd met twee posten en niet slechts één. Mensen die tot rad werden veroordeeld, werden er vaak niet alleen op vastgebonden maar ook werden ze zo hard geslagen dat hun botten braken en ingewonden barstten. Als wij zeggen dat we ons geradbraakt voelen, kunnen we ons maar half voorstellen hoe de mensen zich gevoeld hebben die werkelijk geradbraakt werden. Een kaart van het grensgebied uit 1763 laat de Bosberg opnieuw zien, ditmaal met enkel een rad. Zo'n rad was overigens ook sterk genoeg om iemand aan op te hangen, zodat niet per se een aparte galg nodig was.
Tegenwoordig is De Bosberg ook de naam van het openluchtzwembad aan de BOSSTRAAT. De 25 hectare grote bad-en zweminrichting met bijbehorend wandelpark, speeltuin en roeivijver kwam tot stand in de jaren '30 van de 20e eeuw. Op deze plaats werd al langer gezwommen, hetgeen in de gemeenteraad leidde tot klachten over "ongewenschte toestanden bij het baden in de Swalm ter plaatse". De aanleg vond grotendeels plaats in het kader van de werkverschaffing. "Nu men reeds een veertien dagen met ongeveer 70 arbeiders in werkverschaffing heeft gewerkt aan de nieuw aan te leggen gemeentelijke bad- en zweminrichting, kan men eerst zien welke afmetingen dit grootsche werk aanneemt", meldde de Nieuwe Koerier op 20 april 1935. "Men is volop bezig met het gedeeltelijk recht maken der Swalm, het graven van den grooten roei- en schaatsvijver en het maken van de breede gracht rondom de bassins", aldus de krant, die overigens later zou melden dat pas op 5 mei 1935 de eerste spade in de grond was gegaan voor de normalisering van de Swalm. De totale kosten voor Swalmen bedroegen ongeveer fl. 30.000 (waarvan fl. 17.500 arbeidsloon). De Sierteelscentrale leverde voor de aankleding van de natuur ongeveer 3.000 coniferen, 10.000 bloeiende heesters en tal van andere planten, zo meldde een verslaggever van De Nieuwe Koerier die in maart 1936 al - samen met een fotograaf - een kijkje vooraf mocht nemen. De officiële opening vond plaats op 1 juni 1936. Deze gebeurtenis werd uitvoerig beschreven in De Nieuwe Koerier: "De officieele opening der Swalmer Bad- en zweminrichting op Pinkstermaandag is ondanks de slechte vooruitzichten der laatste dagen toch nog goed geslaagd. En wat de weersgesteldheid betrof én ook het bezoek. Er viel een flinke scheut zomerzon in het ruime carré waar de bassins gelegen zijn. Verblindend wit schitterde het licht van het zand op het strandbad en weerkaatste van de witte muren der restauratie en hal. Alles zag er fleurig en frisch uit. Te twee uur verzamelden zich op de terrassen tal van genoodigden. We merkten daar o.m. op den edelachtb. heer burgemeester en leden van den Raad van Swalmen, den Z. Eerw. heer pastoor Hoen, rector Terstappen van de Boekoel en eenige heeren kapelaans, de edelachtb. heeren burgemeesters der aangrenzende gemeenten, te weten Brouwers, Beesel, Pesch, Tegelen, Wackers, Maasniel, Harbers, Belfeld, Douven, Melick-Herkenbosch, verder de edelachtb. heeren burgemeesters Coenders en Visschers, resp. van Sittard en Meerssen, wethouder ir. H. Ruyten van Roermond, verder de heeren Martin, inspecteur der werkverschaffing te Hoensbroek, Houtzagers, wnd. directeur der Heide-Mij, de heer Verzijl, directeur Sportfondsenbad, Venlo, Forceville, directeur Onderste Molen, Venlo, J. Leenartz en mevr. Capiau, voorzitter en secretaresse der Roermondsche Bad- en Zweminrichting, L. Haen en B. Canoy voorzitter en secretaris der Roermondsche Reddingsbrigade, F. J. Reynaerdts en mej. Hoes, voorzitter en secretaresse der Roermondsche mondsche Zwemclub, L. J. Keysers, voorzitter der Stichting Zwembad Sittard, verder vertegenwoordigers der Swalmer Middenstands-vereeniging, Werkliedenvereeniging en van den Boerenbond van Swalmen en Asselt. Bericht van verhindering was ingekomen van den Z. E. heer Pinckers, pastoor te Asselt, de heeren Statenleden Th. Verheggen en M. Galiart, van burgemeester Reymer van Roermond, van de heeren Van Gorkom, inspecteur op de naleving der drankwet, Venlo, Van de Velde, Breda, inspecteur Volksgezondheid en Martin, inspecteur werkverschaffing, Hoensbroek.
De Z. Eerw. heer P. Hoen, pastoor, heeft allereerst de inrichting ingezegend, waarna hij het
woord voerde en verklaarde deze inzegening
gaarne verricht te hebben Ook van christelijk
standpunt uit is deze inrichting een zegen voor
het volk. Velen hebben er langen tijd hun brood
verdiend in de werkverschaffing en den zegen van
den arbeid leeren waardeeren. Verder dient de
inrichting de bevordering van een gezonde sport.
Ten aanzien hiervan huldigt de katholiek een ander standpunt dan alleen het zuiver materieele
en lichamelijke, zooals de oude heidenen dat deden.
Ook de sport kan in dienst staan van het hoogere.
Spreker wenscht het gemeentebestuur geluk met deze
inrichting. Als pastoor is spreker dankbaar dat het
bestuur zulke goede waarborgen gesteld heeft
voor een zedelijk gezonde exploitatie. Met af
te geven op het mondaine baden en strandleven is
men er niet. Er moet ook iets positiefs tegenovergesteld
gesteld worden En dat is hier gebeurd. Tot slot
sprak de Z. Eerw. heer pastoor de hoop uit dat de
inrichting tot lichamelijk en geestelijk heil moge strekken van velen en tot vooruitgang van Swalmen. Later die maand brachten ruim veertig belangstellenden van de Heidemaatschappij een bezoek aan Swalmen. "Nadat bij Hotel de Zwaan aldaar nog even gestopt was om nog enkele deelnemers op te nemen, werd allereerst gereden naar café Van Cruchten tegenover de Bad- en Zweminrichting, waar de ed. achtb. heer Ch. Strens, burgemeester, de gasten begroette en hun ververschingen aanbood. Onder zijn leiding werd vervolgens een kleine trip gemaakt naar de Swalmer bosschen tot aan de plaats het Gericht genaamd, ter bezichtiging van de uitgestrekte nieuwe aanplantingen welke gedurende de laatste jaren in dit heuvelachtig terrein zijn aangebracht, o.m. als een object van werkverschaffing, waaraan, zooals bekend, het gemeentebestuur van Swalmen steeds uitermate veel zorg besteedt. En met succes. Verscheidene zeer nuttige werken zijn in en door deze actieve gemeente reeds in werkverschaffing tot stand gekomen, waarvan wel het meest sprekende bewijs wordt geleverd door de onlangs geopende Bad- en Zweminrichting met uitgestrekt wandelpark, kinderspeeltuin, doolhof, enz. enz." Het zwembad ging duidelijk niet alleen maar uit van de plaatselijke vraag. De 'Krefelder Eisenbahn' onderhield dagelijks op gezette tijden een busdienst vanaf het Stationsplein in Roermond. Op zondagen werden concerten gehouden in het wandelpark. Alleen al in 1936 trok het zwembad 42.000 bezoekers. Mede omdat er enkele bouwkundige mankementen waren, werd het te kleine en ondiepe bassin al in het voorjaar van 1937 uitgebreid van 15 x 50 meter naar 25 x 50 meter. Alle baden (in totaal 53 x 50 m) werden gevuld met gereinigd water uit de Swalm, dat onder voortdurende chemische en bacteriologische controle stond. Giel Geraedts: Heksen en tovenaars in Roermond en omgeving. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 12 (1992). |
||
Boshei | Smabers | |
Op het kadastraal minuutplan van 1843 (blad B3) staat de Bosch Heyde aangegeven. Dit gebied was toen veel groter dan het heidegebied langs de SPORTPARKLAAN dat nu nog die naam draagt. Landmeter Dupont tekende in 1858 alle percelen van de Boschheide. Door dit gebied lopen de weg naar Kaldenkirchen en de weg naar Bracht. Het Actueel Hoogtebestand Nederland toont langs de SPORTPARKLAAN de restanten van een motorcrossbaan uit de 1960'er jaren. Het terrein, min of meer tegenover het zwembad De Bosberg gelegen, kent echter nog een oudere sportgeschiedenis. In het begin van de 1930er jaren maakte de luchtvaart een stormachtige ontwikkeling door, die eind 1933 leidde tot de oprichting van het Pelikaan-comité, korte tijd later omgedoopt tot Nationaal Luchtvaartfonds. In april 1934 kwamen burgemeesters uit Roermond en omliggende gemeenten bijeen om ook daar een Peilkaan-actie op te zetten. Als mogelijke locaties voor een vliegveld had men reeds de Melickerhei, de Beegder hei of anders de Swalmer hei op het oog. In april 1937 - een maand voor de opening van vliegveld Beek, nu Maastricht Aachen Airport - vond in het Posthotel in Roermond een vergadering plaats voor de oprichting van een zweefvliegclub voor Midden-Limburg. De heren mr Brentjes, Wissema en Schuwirth (een oud-militaire vlieger) gingen het voorlopig bestuur vormen van 'De Zwaluw'. "Een hoofdpunt voor deze sport is een geschikt terrein in de buurt en daarvoor schijnt een terrein in de hei van Swalmen nabij de badinrichting van pl.m. 1 K.M.2 het meest in aanmerking te komen. Dit terrein zou later ook geschikt zijn voor motorvliegen", zo schreef de Nieuwe Koerier. Het terrein, later omschreven als 'de Heide', was gelegen tegenover de badinrichting. Nog diezelfde maand stemde de gemeenteraad in met de verhuur van de grond, voor f. 25,- per jaar. In september 1938 kreeg de club na veel inspanningen een eigen zweefvliegtuig: een Zögling 35, 8 meter lang en met een spanwijdte van 12 meter (de afmetingen die de krant noemt, lijken af te wijken van de doorgaans genoemde maten voor dit type vliegtuig). Vol trots kondigde 'De Zwaluw' aan dat het toestel kon worden bezichtigd in de hangar tegenover het zwembad. Meteen vliegen was er natuurlijk niet bij. Daarom werd eerdt geoefend op een grondtrainer, de 'Fliege', en met een Erster Schul Gleiter (E.S.G.). Om te laten zie hoe het vliegen zelf dan vervolgens ging, gaf instructeur Laars uit Heerlen begin mei 1939 enkele demonstratievluchten. Deze vluchten zijn tevens het laatste wat we van de vereniging vernemen. In september 1939 werd het gebruik van zweefvliegtuigen verboden; dit verbod werd in januari 1940 echter weer opgeheven mits aan allerlei voorwaarden werd voldaan. Waarschijnlijk waren de ontwikkelingen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zodanig dat Swalmen - mede ook gezien de toenemende belangstelling én concurrentie - toch niet langer de ideale locatie was. |
||
BOSRAND | Smabers | |
BOSRAND is de benaming voor enkele wegen ten oosten van de ZANDKUIL. De benaming wordt daarnaast gebruikt voor café de Bosrand aan de BOSSTRAAT. |
||
BOSSTRAAT | Smabers | |
Landmeter Smabers (1774) tekent de Vehestraet op de kaarten 12 en 13. Op het kadastraal minuutplan van 1843 (blad B3) staat het oostelijk gedeelte van de weg aangegeven als dijk van Swalmen naar Bruggen. Het kerkhof langs de BOSSSTRAAT werd op woensdag 5 juli 1893 ingezegend door deken Corten namens de bisschop van Roermond; diezelfde dag werd het oude kerkhof gesloten. Op de foto (1983) een inmiddels verdwenen varkensstal bij de familie De Wit nabij de grensovergang. In 1916 werden op het terrein van houthandelaar Geraedts enkele urnen gevonden, waarna archeoloog Holwerda werd ingelicht. Twintig jaar later, in 1936, werden bij de fabriek en opslagterreinen van de Gebr. Terstappen opnieuw opgravingen gedaan, ditmaal onder leiding van dr. Bursch, als conservator verbonden aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Diverse kranten deden uitgebreid verslag en in Mooi Limburg poseerde pastoor Pinckers tussen de opgravingsvlakken en bij een lijksilhouet. “In de afgeloopen drie weken werden oudheidkundige onderzoekingen ingesteld door het Rijksmuseum van Oudheid te Leiden, onder leiding van den conservator dr. F.C. Bursch op de Wylerheide, oostelijk van Swalmen. |
||
Boukoul, de | Smabers | |
In een lijst van keurmedige landerijen behorend tot de Asselterhof is in 1463 voor het eerst sprake van land opter Buyeckulen. De naam van deze buurtschap werd hierna nog op talloze manieren geschreven: Bouwekuill (16e eeuw, z.d.), Boukoul (1620), Buckuyle (1646), Boecoelen (1651), Boeckcoel (1654), Boekkoul (1664), Boeckuil (1669), Boucoul (1688), Bouckoul (1697), Bockoul (1706), Bockcuyle (1712), Bouckoull (1730), Boeckoul (1733), Bouckkoull (1763), Boeckholt (1780), Bouckhoult (1780), Bouckkoule (1781). In het boek "Van Abdissenstraat tot Zandkuil" menen de schrijvers dat Gerhart van Buecholt, vermeld in 1379, eveneens zijn naam aan deze buurtschap ontleende, doch dit is niet waarschijnlijk. Opvallend is dat men in de oudste versies van schrijfwijze vaak iets van 'kuil' laat doorschemeren. Kerkelijk hoorde de Boukoul eeuwenlang tot de parochie Asselt. Verafgelegen huizen en boerderijen, zoals Schaarbroek, Laplander en de Boeshei, waren eigenlijk meer geörienteerd op Maasniel. Op kaart 2 gebruikt Smabers (1774) de benaming aen de Bouckkoul slechts voor de percelen 92 tot en met 102, het gebied ten westen van de BOVEN BOUKOUL ten zuiden van de Meut. Op de wegenkaart van 1844 zien we al een bescheiden groei van het aantal huizen. De kaart laat ook goed zien hoe het gebied aan weerszijden van de Eppenbeek tussen GRAETERHOFWEG en hoeve de Spick grotendeels uitgeturfd is. Waar nu de in 1852 gebouwde kapel staat, stond vóór die tijd een wegkruis op een heuveltje dat in de volksmond de Calvarieberg werd genoemd. Zie ook: BENEDEN BOUKOUL en BOVEN BOUKOUL. Prof. Dr. M.J.H.A. Schrijnemakers: Toponiemen uit het Maas- en Swalmdal: Boukoul. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 18 (1998). |
||
Boukoulerdijk | ||
In 1780 verpandden Jan Heijnen en Barbara van den Broeck hun huis en hof groot ongeveer 1 morgen op de Boeckholt grenzend aan de Grooten Bockholder Dijck, twee zijden de Bockholder gemeente en de vierde zijde Nelis Pijpers. Het geleende bedrag was besteed tot de bouw van hun huis op de Bouckkoul gelegen. | ||
Boukoulerveld | Smabers | |
Tijdens het voogdgeding van 1697 klaagden de gezworenen dat de schapen van de Tichelereije door het Bouckoulder veldt werden gehoed, terwijl ze hiertoe geen recht hadden aangezien deze boerderij - die in Maasniel lag - geen beestenschat betaalde. De erfgenamen van de gouverneur Bitot werd daarop bevolen om hun schapen nog uitsluitend te weiden op hun eigen landerijen die zij onder Swalmen bezaten. Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat het gebied tussen RAAYERVELDWEG en De Haak aangegeven als Boukouler veld. |
||
Boutenwinkel | ||
In 1698 verpandden Peter Arnoldus Schreurs en zijn vrouw Anneken Smeets land in de Boutenwinckel gelegen. In 1740 verkochten Joannes Smeets uit Maesniel en zijn vrouw Cathrijn Gerardts land in de Boutenwinckel gelegen tussen de echtelieden Nicolaes van Raeij en Mechtildis Smeets enerzijds en de weduwe van Peter Arnoldus Schreurs anderzijds, laat- en keurmedig aan het adellijk huis Hillenraedt en dientengevolge belast met jaarlijks 3/4 kop haver alsmede de 12e penning die conform afspraak met de Heer 1 pattacon zou bedragen. | ||
BOUTESTRAAT | Smabers 11 | |
Deze straatnaam is vermoedelijk ontleend aan de familienaam Bouten of Bolten. Al in een lijst uit 1395 is - achteraf - aangetekend dat landerijen eigendom werden van Gerat Bolt of Gart Bout. In 1617 zien we een Nelis Bolten als lid van de broederschap. Landmeter Smabers (1774) tekende deze weg in als Bouten straet off Hooghstraet. Ten zuiden van de weg, tot aan de MARKSTRAAT, lag tot aan de Markt de camp aen de Boutenstraet. Nevenstaande foto met twee kinderen en twee hondenkarren werd genomen op de BOUTESTRAAT. Ze waren in de 19e eeuw heel gebruikelijk. Zo lezen we in de Maas- en Roerbode van 19 januari 1893: "Zekere H. van hier, die gewoonlijk met een hondenwagen naar de omliggende dorpen rijdt om zijne winkelwaren ten verkoop aan te bieden, werd woensdagmorgen op den weg tusschen Broekhin en Swalmen gevonden met bevroren voeten. Naar wij vernemen is zijn toestand beterend." De krant van een week later vervolgt: "De persoon Hodselmans, die onlangs half bevroren onder een boom aan den weg werd gevonden, is, dank de hem spoedig verleende geneeskundige hulp en de doelmatige behandeling, weer aan de beterhand en zal er wel weer bovenop komen. Alleen de vingers zijner linkerhand zullen vermoedelijk iets korter blijven. Het kan zijn nut hebben hier mede te deelen, dat de beste behandeling voor bevroren ledematen weer te ontdooien en normaal te maken is, ze flink met sneeuw te wrijven en is er geen sneeuw, dan met koud water." Helaas liep het niet goed af met Hodselmans, aldus de krant van dinsdag 25 februari: "Donderdag overleed, na een smartelijk lijden van vele weken, de kermisreiziger G. Hodzelmans, aan de gevolgen van zijn winterslaap in de buitenlucht. Algemeen is nog de verontwaardiging tegen de twee handwerkslieden, die, niet doende als den barmhartigen Samaritaan, den ongelukkige op den weg lieten liggen. Ware bijtijds de reddende hand uitgestoken, waarschijnlijk zou een menschenleven gespaard gebleven zijn. Wat er geleden moet zijn, daarvan kan men zich een flauw denkbeeld vormen, als men weet, dat in de laatste levensweken de voeten van G.H. reeds in een toestand van ontbinding verkeerden. Wegens de toenemende zwakte van den patiënt konden de geneesheren niet tot amputatie overgaan." |
||
BOVEN BOUKOUL | Smabers | |
In het moerassige gebied tussen BENEDEN BOUKOUL en BOVEN BOUKOUL werd vroeger turf gestoken die werd gebruikt als brandstof. Helaas beperkte het turfsteken zich niet tot het gebied tússen de wegen, zo lezen we in het voogdgeding van 22 mei 1710: De geswoorens claegen dat aen't Bockoulder Broeck ontrent Aquarius baendt bij ende in den gemeynen wegh differente cuylen gemaeckt ende daervuyt torff gegraeven soude sijn, waerdoor gebeurt datte naebuyren den selven wegh mit torffvaeren ende anderssints nyet langer sonder gevaer en connen gebruycken, verclaerende Willem Deelissen hye present dat Peter Pijpers de voorss. ipso conspiciente soude gemaeckt hebben, versoeckende hyerinne prompte versieninge. Pijpers kreeg prompt opdracht om de kuilen binnen drie dagen te dichten op straffe van een goudgulden. Langs de BOVEN BOUKOUL lagen in 1774 slechts enkele gebouwen, allemaal aan de westzijde van de straat. Tussen 1774 en 1785 werden aan de oostzijde enkele huizen bijgebouwd. Deze werden in 1785 alsnog ingetekend door landmeter Schomers. Loe Giesen: Het laatste vakwerkhuis van Swalmen. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 12 (1992). |
||
Boven de Sluis | Smabers | |
Op het kadastraal minuutplan van 1843 staat het gebied tussen de Swalm en de KROPPESTRAAT, tussen de oliemolen en LEVEROY, aangegeven als Boven de Sluis. | ||
Boxweerd | Smabers | |
Dit toponiem valt weliswaar niet onder Swalmen, maar wordt toch enkele malen genoemd in Swalmer archiefstukken. Vanwege de steeds veranderende loop van de Maas lag de weerd zelfs mogelijk ooit aan de oostzijde van de Maas. De 'weyrt off grient gelegen tot Wynerden aen den breyen weyck geheyten Bocksweyrt' was in 1521 eigendom van Johan van Vlodrop en Adriana van Merode, op dat moment tevens eigenaren van de heerlijkheid Asselt; zij verpachtten de weerd toen aan Jan van den Bergh uit Neer. In 1691 verklaarden scholtis en schepenen van de heerlijkheden Asselt en Swalmen dat zij die dag, in aanwezigheid van Arnold Schenck de Nijdeggen, heer van genoemde heerlijkheden, hadden gezien dat laatstgenoemde 'in de Maese heeft bevaeren ende beplandt dry diversche grienden off aenwaschen tot Asselt, waeronder is gevonden eenen steengriendt onder den Berghgrient gelegen tegens d'Asselsche Ohe, naer het vehr ende de twee andere tusschen Vestiens griendt ende den Boecxweert, de welcke den voors. heere sijn toecommende ingevolgh de gerechticheyt, die sijne hoogh ende welgeb. competeert in de aenwaschen ende middelgrienden in der Maesen van beyde kanten van de Maese van de Linge hegge aff tot in het middel van de Hansemer beeck, alles in conformiteyt van de segel ende brieven bij de fursten deses landts gegeven ende geratificeert, ende bij alle omliggende dorpen ende gemeynte onder eede betuyght in dato de sexto decimo calendas 7bris aº 1275 soo ende gelick ons gerichtspersoonen de voors. brieven ende privilegien respective voorgelesen ende geexpliceert sijn'. In 1716 probeerden de weduwe markiezin van Hoensbroeck geboren van der Horst en vrijheer van Merwijck, heer te Kessel, door middel van een notariële akte over een getuigenverklaring te bewijzen dat het Asseltse veer alleen aan de Boxweerd werd en moest worden aangelegd, en niet bij het huis te Wynaerden. |
||
BRAKKENIE | Smabers 11/191 | |
De behoefte om oude toponiemen opnieuw te gebruiken ten behoeve van straatnaamgeving heeft er in dit geval toe geleid dat de benaming BRAKKENIE niet meer wordt gebruikt voor de originele locatie. De oudst bekende vermelding van dit toponiem is uit de OAT van 1843, waar Jan Heijnen wordt genoemd als een huis (sectie A 1199) aan Brakkenij. In 1860 verkocht Jan Heijnen aan de Brakkenij te Swalmen een perceel hooiland. De herkomst van dit toponiem is niet bekend. Een brekkenier (Frans: braconnier) was een stroper. We komen de naam echter in de 18e en 19e eeuw ook tegen als familienaam. In beide gevallen ontbreekt vooralsnog een verband met het Swalmer toponiem.
In het begin van de 20e eeuw werd de naam nog gebruikt in Swalmen. Het echtpaar Jac. Heijnen-Dijcks verkocht hier in 1908 o.a. "japon- en blousestoffen, katoenen stoffen, hemden, katoen, keper, schortenstoffen, handdoeken, gemaakte vrouwen- en kinderhemden, pantalons, schorten, alle soorten kousen
en sokken, jongenskragen en strikken, naaistersfournituren, enz. enz." |
||
BREDEN ARS | Smabers | |
In 1698 verpandden Peter Arnoldus Schreurs en zijn vrouw Anneken Smeets land op de Breijn Aers gelegen tussen het Weydeclooster en de erfgenamen van Hendrick Heijnen, met de korte zijden grenzend aan de openbare Hoelestraet en de Breijen Aerswegh. Op kaart 11 geeft landmeter Smabers (1774) de benaming den Breeden aers aan de percelen 91 tot en met 137 op kaart 11. Dit is het gebied begrensd door Hollestraet, een verdwenen mistwech, de Breeden aers mistwech en de wech naer Besel. Dit is het gebied waar tegenwoordig on der andere de moutfabriek staat. |
||
Breer, de | Smabers | |
Benaming de Breer voor een huis langs de westzijde van de RIJKSWEG NOORD tussen HEIDE en BORGKAMP. Het huis ontleent de naam aan de slagboom of barrière ('breer') die hier vroeger was. Pas nadat tol was betaald, mocht het verkeer passeren. In documenten werd de benaming Barier voor het eerst aangetroffen in 1863. Aan de overzijde van de weg ligt vanaf ... de TOLHUISWEG. Pierre Verstappen: Tolheffing bij 'De Breer' in Swalmen. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 30 (2011). |
||
Bremencamp / Bremmerscamp | Smabers 15/168 | |
Gordt Slabbers klaagde in 1668 dat de Swalm niet werd geveegd aan het Bremmers Cempken boven aan gen Houdt tussen het land van hem zijn consorten enerzijds en Goossen Gielen en consorten anderzijds, aan de zijde van Hillenraedt, waardoor de Swalm hier helemaal was dichtgegroeid; hierover was reeds vaker geklaagd. Landmeter Smabers (1774) geeft op kaart 15 de naam Breemen Camp aan de percelen 168 en 169, twee stukjes land aan de linkeroever van de Swalm direct ten westen van de Houterbrug of Luitenbrökske. |
||
Broek, aan het | ||
Op de Tranchotkaart van ca. 1810-1820 wordt de benaming Aengenbrock gebruikt voor de woning in de Winkel te Middelhoven. In de eerste helft van de 19e eeuw spraken Swalmenaren nog van Gebroock. Zie ook: Gebroek. |
||
Broekheuvel | Smabers 10/212 | |
Landmeter Smabers geeft op kaart 10 bij perceel 212 den Broeckheuvel aan. De geïsoleerd gelegen ontginning in het Schoolbroeck, tegen de Beselsche sijde, is dan eigendom van Jan Coenen 'den ouden'. De Broekheuvel wordt ook genoemd in Beeselse archieven. |
||
Broekweg | Smabers | |
Benaming Broekweg voor EIND in de Grote Provincie Atlas (1989). | ||
Brouwhuis | ||
Zie: GEBROUWHUIS. | ||
BRUGSTRAAT | Smabers 11 | |
Tijdens het voogdgeding van 1697 klaagde de pastoor dat de kerckebruggen niet behoorlick en sijn gerepareert. Aangezien dit onderhoud nodig was, ligt het voor de hand dat de bruggen toen al enige jaren bestonden. Landmeter Smabers (1774) gaf de BRUGSTRAAT op kaart 11 aan als onderdeel van de Baene naer Venlo. Deze route liep eerder door de MOLENSTRAAT. De gebouwen op perceel 283 (op de Camp aen de Swalm) waren in 1774 eigendom van Hendrick Naus. Links van de weg eerst de pastorie (269) en de kerk. Tussen de kerk en de markt (264) lagen enkele gebouwen die Smabers omschrijft als polferthooren, gerichtcamer en school. De zuidzijde van de BRUGSTRAAT werd voor het grootste gedeelte geflankeerd door de kerkhofmuur. In 1697 klaagde de pastoor dat de kerckhoffsmoeyr begint te vervallen en hij verzocht dan ook om deze te repareren. In de zondagnacht van 13 oktober 1912 werd het beeld van Joannes Nepomucenus vernield. Enkele vreemdelingen die in de gemeente werkten werden als verdacht aangemerkt. Kennelijk werd het beeld al snel weer hersteld. In september 1918 betrapte de veldwachter op heterdaad een 'straatloper' uit Almelo toen deze de offerbus aan het beeld forceerde. Mede wegens eerdere inbraken in Steijl en Tegelen werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Giel Geraedts: Ook in 1830 werd de "Kerckebrug" in de Brugstraat te Swalmen op militair bevel verwoest. In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 10 (1990). |
||
Bubberbroek | Smabers 13 | |
Tijdens het voogdgeding van 1626 klaagde de pastoor namens de kerk over een broek het Bubberbroeck genaamd, dat rond half maart 'behouwen' behoorde te worden 'ende nu bij den mey gehouden zijnde door Thisken in ghen Nuenhoff streckt tot groote schaede van de kercke om dat die steuck op die maniere gemeynlyck verdorven werden.' Landmeter Schomers tekende in 1785 alsnog een stukje Kerckbroeck in dat zijn voorganger Smabers in 1774 ongemeten had gelaten. Schomers noemd dit stuk land tussen het kerkhof en de Swalm toen Bubbebroeck. | ||
Buggenumer veer | ||
In oktober 1935 zonk het 130 ton metende zandschip 'Niet zonder gebreken', schipper Blokland, vlakbij het veer bij Buggenum.
Henri Smeets: Maaspassage nabij Asselt (het voormalige Rijksveer te Buggenum). In: Jaarboek Maas- en Swalmdal 5 (1985). |
||
Butsenkamp | Smabers 13 | |
In 1698 verpandden Peter Arnoldus Schreurs en zijn vrouw Anneken Smeets land in de Buijtsencamp gelegen naast openbare Vhestraet. In 1713 verkochten Cornelis Alberts en Gertruijd Swaecken uit Venlo land in de Butsencamp gelegen. De Butsen Camp wordt door landmeter Smabers in 1774 ingetekend aan de zuidzijde van de BOSSTRAAT. Deze kamp, die direct grens aan den Beet, wordt tegenwoordig vrijwel geheel in beslag genomen door het kerkhof. |
||
Butsensteeg | Smabers 13 | |
De Buetzensteegh wordt al genoemd in 1629. Bij het voogdgeding van 1696 klaagde Geurt Smits dat de naburen aan de Buttsesteegh aan het broek een doorgang maakten met het drijven van varkens en paarden, terwijl hier nooit een doorgang was geweest. Op kaart 13 van landmeter Smabers (1774) tekent hij de Butsen steegh als zijweggetje van de Veehstraet oftewel BOSSTRAAT. Via het verckens gatt loopt het pad naar de Swalm. Ongeveer op deze plaats loopt nu het OTTERPAD. |
||
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z | ||
© Loe Giesen, Reuver 1983-2023 |